Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De komst van Zions Koning (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De komst van Zions Koning (II)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Verheug u zeer, gij dochter Zions! juich, gij dochter Jeru-zalems! ziet, uw Koning zal tot u komen, rechtraardig, en hij is een Heiland; arm en rijdende op eenen ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen”.Zacharia 9 : 9.

Het boek van Zacharia is rijk aan Messiaansche voorzeggingen. Deze profeet leefde na de Babylonische ballingschap, en zijn optreden bewijst dat de Heere aan Zijn Verbond gedenkt. Het is Zacharia die het in den naam des Heeren Zijn volk verkondigt, dat de Heere Zion nog troosten en Jeruzalem nog verkiezen zal. Daarom mag de dochter Zions, dat is de kerk des Heeren, zich verheugen, zij mag juichen en verblijd zijn, want ziet Ik kom, en Ik zal in het midden van u wonen, spreekt de Heere. En wat de profeet aldus heeft gesproken in het begin zijner Godspraak, herhaalt hij bij de zoo duidelijke aanwijzing en voorspelling van de komst van Zions Koning, als hij zegt: Verheug u zeer, gij dochter Zions, juich gij dochter Jeruzalems. Gelijk bij ieder volk, zoo ook bij Israël vertegenwoordigt de maagdenrei het feestvierende volk.
Zoo te worden opgewekt tot blijdschap en vroolijkheid moest natuurlijk een bijzondere oorzaak ten grondslag hebben. Was er alzoo stof tot blijdschap voor het wedergekeerde volk uit Babel, dat aan hun ballingschap een einde was gekomen, zij het land hunner vaderen weer mochten betreden en Jeruzalems stad en tempel werd herbouwd, wat had dit alles hun gebaat, zoo niet nog hooger zegen hun van Israels God geschonken ware! Groot was het, wat het volk in Overheden en Leidslieden als Jozua, den Hoogepriester en Zerubbabel den Vorst geschonken was, maar oneindig grooter en allergrootst was de weldaad in Hem beloofd die als Zion’s Koning zou komen om redding en verlossing aan te brengen. Deze Vorst zal komen niet als een vreemde, want Hij wordt nadrukkelijk hun Koning genoemd. Daartoe is Hij van eeuwigheid gezalfd en al de eeuwen door beloofd als het Zaad in Wien alle volkeren der aarde zullen gezegend worden. Hij zal niet komen slechts tot heil van anderen maar in de eerste plaats tot heil van hen, het volk waaraan Hij toebehoort, Zijn eigen volk, daarom heet het: uw Koning zal U komen. U tot redding, u tot heil, u tot sieraad en tot heerlijkheid.
Die Koning zal onderscheiden zijn van alle aardsche vorsten in naam, in afkomst, in eigenschappen, in geheel Zijne persoonlijkheid. Geheel Zijn optreden. Zijn regeering. Zijn onderdanen. Zijn rijkswet, het einddoel en oogmerk van Zijn komst, in alles zal blijken dat, deze Koning een geheel eenige Koning is. Trouwens reeds waren te voren door andere profeten van Hem de meest heerlijke dingen voorzegd. Jesaja heeft van Hem geprofeteerd en gezegd: Men noemt Zijnen Naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid. Vredevorst. Jeremia heeft verkondigd, dat dit Zijn naam zal zijn waarmede men Hem zal noemen: „DE HEERE ONZE GERECHTIGHEID”. Ezechiël heeft Hem aangekondigd als de Plant van naam, en ais den eenigen Herder, dien God verwekken zou. Zacharia zegt, dat de Koning der dochter Zions een rechtvaardig Koning zal zijn. Rechtvaardig niet slechts in dien zin dat Hij rechtvaardig zal handelen, zonder onrecht te doen, maar Hij zal zelf Rechtvaardig zijn. Nooit kan dit van eenig mensch gezegd worden. Van geheel het geslacht van Adam wordt getuigd in de Heilige Schrift: zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. Er is niemand rechtvaardig, er is niemand die goed doet, ook niet één. Daarom zegt het zoo onuitsprekelijk veel, als hier de komst wordt aangekondigd van een Koning van wien gezegd en verzekerd wordt, dat Hij rechtvaardig is. Volgt hierop: en Hij is een Heiland, dan geeft het woord hier door Heiland vertaald te kennen eenen door God geholpene of verloste, met andere woorden: één dien God zal helpen tot overwinning van alle vijanden. Juist aan zulk een Koning heeft de dochter Zions behoefte. Van Hem zal in waarheid kunnen getuigd worden: „’t Behoeftig volk in hunne nooden, in hun ellende en pijn, gansch hulpeloos tot Hem gevloden zal Hij ten Redder zijn”. Zou men verwachten dat deze Vorst zoo groot in eer en macht met groote praal en bijzondere vertooning van uitwendige majesteit zou verschijnen, het tegenovergestelde wordt door Gods profeet den volke bekend gemaakt. Want Zion’s Vorst en Koning zal komen, arm en rijdende op eenen ezel en op een veulen, een jong der ezelinnen. De geschiedenis van Jezus’ intocht in Jeruzalem herinnert ons op treffende wijze aan de vervulling dezer profetie, eeuwen te voren door Zacharia voorzegd.
Wonderbaar is al het werk en is al de openbaring Gods. Hoe wordt dit ook hierin openbaar. Christus, de Zoon van Gods welbehagen, de Eeniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid, zal komen in de menschelijke natuur, zal komen in de wereld, zal komen, als de Koning gezalfd over Zion, den berg van Gods heiligheid. Hij zal komen als de Koning voor Wien eens alle koningen zich zullen nederbuigen. Hij zal komen, voorzien met de teekenen Zijner hooge, geheel eenige afkomst. Hij zal komen als de schrik van de hel, als de Verlosser van arme zondaren, als de vreugde Zijns volks, en van Hem voorspelt de profeet, dat Hij arm zal zijn. Als dan later de ontboezeming van Zijn gezegende lippen wordt gehoord: „De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon. des menschen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge,” dan ziet dit met zooveel andere dingen op de bijzondere vervulling dezer profetie. Ook daarin zal blijken hoe oneindig veel hooger de wegen en gedachten Gods zijn, dan die van de kinderen der menschen. Al de diepte Zijner vernedering al de grootheid van Zijn Koningschap wordt met dit eene woord „arm” uitgedrukt. Want wie kan armer in de wereld komen dan het wonderkindeke van Maria in den beestenstal geboren! En wie kan armer, naar het uitwendig aanzien, sterven, dan de naakt uitgestroopte, van allen verlaten, met vijanden omringde Man van Smarten, die stierf op het vloekhout van Golgotha’s kruis! En toch is die arme een Koning. Dat moest Hij zijn naar luid der profetie. Dat moest Hij zijn naar Gods wondervollen raad. Dat moest i^ij zijn, zou Hij Zijn arme volk kunnen verlossen en een eeuwige gerechtigheid voor hen verwerven. Dat moest Hij zijn, zou Hij de eenige en veilige Toevlugt kunnen wezen voor allen, die door Gods Geest aan al hun armoede en ellende ontdekt, komen tot de vraag: is er nog een middel om de straf op de zonde bedreigd te ontgaan en wederom tot genade te komen? Hiervan volkomen bewust, dat de beloofde Messias aan dit alles zal beantwoorden, kan de profeet des Heeren volk dan ook opwekken tot vreugde en blijdschap, met te zeggen: verheug u zeer, gij dochter Zions. Juich, gij dochter Jeruzalems! Nooit kan er schooner stof tot vreugde en blijdschap worden gehoord. Alle ijdele vreugd is kort van duur en verandert eenmaal in droefheid en geween, in angst en rouwe. Maar zoo is het met deze stof tot vreugde niet. O neen. In Zions Koning zullen zich de volken verblijden.
Hoe groot het leger der vijanden ook zijn mag, dat tegen Hem strijd zal voeren, welke listen en lagen ook bedacht kunnen worden tegen dezen Koning en Zijn rijk, wat aan deze heilvolle voorspelling voorafgaat aangaande het ten onder brengen en de uitroeiing der vijanden is te gelijk een profetie van hetgeen alle vijanden van Zions koning eens hebben te wachten. Het land van Ghadrach en Damaskus, Hamath, Tyrus en Zidon, Askelon, Gaza en Ekron, hare verwachting zal tot schande worden. Men zal zien en vreezen en groote smart hebben, want de Heere, de Gods Israels zal zich legeren rondom zijn huis en het zal blijken, dat de Heere een oog heeft over den mensch. Heeft Zion geweend, heeft men in de dagen van Jeremia een rouwklage aangeheven, toen om hunne zonden de tuchtigng des Almachtigen over hen was. En kwam zelfs tot dienzelfden profeet het woord des Heeren: bidt niet voor dit volk, en heft geen geschrei aan, de God Abrahams zal zijn verbond in der eeuwigheid gedenken. Hoe ook beproefd en gekastijd, de Heere zal in het midden van hen doen overblijven een arm en ellendig volk en dat zal op den naam des Heeren vertrouwen.
En voor het overblijfsel naar de verkiezing der genade wordt nu Gods ontferming, Zijn vrije gunst en onuitsprelijke liefde openbaar in die rijk gezegende belofte, dat er hulp besteld is bij een Held. En met het oog daarop heet het: Verheug u en juich! Hef een lofzang aan ter eere van Jakobs God; ter eere van Zions Koning. Hef uw hoofd op uit den druk, houd op van kermen, en hoor naar het woord des Heeren uws Gods. Uwe droefheid zal tot blijdschap worden, en waar ge verlaten scheent tezijn van uwen God, zal de Heere zich wederom over u ontfermen met groote ontferming.
Vrees niet gij wormke Jakobs, want uw Koning komt. Arm naar het aanzien van menschen, maar als Eén in Wien al de volheid der godheid lichamelijk woont. Ja Hij komt, maar nog vóór Hij in ’t vleesch zal verschenen zijn, zal op aarde van engelenlippen, in betrekking tot Zijn persoon worden gehoord: „Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God de Heere zal Hem den troon Zijns Vaders David geven. En Hij zal over het huis Jacobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns koningrijks zal geen einde zijn”.
Reeds in de zesde eeuw begon men te spreken van Adventstijd en weldra werd het bij de Christenen gebruikelijk, om de vier Zondagen voor Kerstfeest, te bestemmen tot voorbereiding eener waardige gedachtenis viering van des Zaligmakers geboorte. En zonder door eenige kerkelijke bepaling daartoe gebonden te zijn, zal wel niemand kunnen tegenspreken, dat juist die aan het Kerstfeest voorafgaande Zondagen een zeer gepaste en uitnemende gelegenheid bieden, om de gemeente met het licht der profetie voor te bereiden tot het heuglijk feest dat de Christelijke kerk op 25 December viert.
Nog schittert de heerlijkheid van Gods belofte in betrekking tot de komst van Zions Koning met onbenevelden glans. Als de Gemeente des levenden Gods geen Koning had, dan kon nooit tot haar gezegd zijn of tot haar gezegd worden: Uw Koning komt. Het komen ziet op de openbaring, maar aan die openbaring ligt ten grondslag: de dochter Zions heeft een Koning.
En al is de openbaring van dien Koning nu onderscheiden, het bezit van dien Koning is op zich zelf genomen al zulk een rijke stof tot vreugde en blijdschap, voor allen namelijk die als ware onderdanen zich aan zijn koninklijk gezag onderwerpen. Als dan de gemeente des Heeren feestelijk herdenkt de mensch-wording van Gods Zoon en in den geest toeft bij de kribbe van Bethlehem, maakt dit het wonder der historie zoo groot, dat in dat kindeken in nederige windselen in Bethlehems stal de koning Israels wordt aanschouwd, omstraald met het heerlijk en goddelijk licht der profetie.
Daarom blijft ook nu van volle kracht dat veelbeteekenend woord der opwekking: Verheug u zeer, gij dochter Zions! Juich, gij dochter Jeruzalems! Zoo zal het woord des Heeren van kracht blijven, zoo lang de tegenwoordige bedeeling duurt. Dat is het licht dat glansen en schitteren blijft bij al de duisternis, welke ons op onze woestijnreis door dit leven omringt. En straks aan het einde der eeuwen gekomen wacht de dochter Zions de volle openbaring van de heerlijkheid van Zions Koning. Den zal alle knie voor Hem gebogen worden en alle tong zal Hem belijden. Als zijne vijanden dan met angst en vrees zullen vervuld worden, zullen Gods gunstgenooten den Koning in Zijne schoonheid aanschouwen, om eeuwig zich te verlustigen in den God huns heils!

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1903

De Wekker | 4 Pagina's

De komst van Zions Koning (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1903

De Wekker | 4 Pagina's