Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Landshistorie 111

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Landshistorie 111

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.
Tot welk een verbazende hoogte de macht van den Hollandschen graaf in zijn gewesten gestegen was, bleek ons den vorigen keer, toen wij zijn houding waarnamen ten opzichte van de brutale Kennemerlanden. Spoedig legden zij het hoofd in den schoot.
Wij voeren nog een ander voorbeeld aan, waarbij wij gelegenheid zullen hebben even over het veelbesproken stapelrecht te handelen.
Ten tijde van graaf Willem III was Dordrecht de voornaamste koopstad van Holland.
Of het nog zoo ware!
Wat taande haar luister! Als het zoo voortgaat, zal men ze straks onder de doode steden tellen. De markten verloopen, de zeevaart kwijnt, de energie dooft uit.
In 1299 schonk Jan I haar het stapelrecht. En Jan II (van Avennes) bevestigd het.
Een vreemd recht, dat stapelrecht. Geen vaartuig, beladen met wijnen, granen, houtwaren of andere koopgoederen mochten de stad voorbijvaren. Alle schuiten en schepen en koggen werden verplicht bij de stad aan den wal te meren.
Was het daar nu maar bij gebleven, zelfs al had men een hoogen tol geheven. Maar het ergste kwam nog.
De gansche inhoud der vaartuigen, alle waren ter koopmanschap moesten gelost en te Dordt op de markt gebracht worden.
In de stad wilde de vroedschap ze op stapels zien.
Daar moest de handel zijn.
Alsof in andere oorden en steden geen handel kon gedreven worden of gedreven was, bezat Dordrecht het recht ze binnen hare veste nog eens te doen veilen.
Wat stapels van handelsartikelen verhieven er zich dag aan dag ter markt!
Met recht ging de stad trotsch op het stapelrecht.
Om haar nog meer te bevoordeelen, gaf de graaf den tolgaarders te Geervliet en Strijenmonde (Strijensas) bevel geen koopwaren de tollen te laten passeeren, die niet te Dordrecht gekocht waren.
En nog bleef het daar niet bij.
Willem III voegde er nog verscheiden voorrechten bij.
„Om den Oosterschen handel naar deze stad te trekken, had hij in ’t jaar 1313 den Oosterlingen tolvrijheid verleend van al wat zij daar ter markt zouden brengen.
En in ’t jaar 1322 verleende hij den inwoneren tolvrijheid door al zijne landen”.
Geen wonder dat zij in 1323 den graaf zoo’n rijke bede toestonden.
De vraag rijst, hoe de andere steden die bevoorrechting aanzagen.
Natuurlijk met leede oogen.
Hoe zou Dordrecht schotvrij zijn voor den valen nijd, of bewaard blijven voor het ravenkrassen? Eén onzer historieschrijvers boekt ervan: „Doch de gunst, die Dordrecht genoot, en, zoo men wil, ook het misbruik, dat er die stad van maakte, slaat den anderen Hollandschen steden in ’t oog: vooral morde men over het stapelregt.
Men vond dat vreemd en onredelijk, dat elk genoodzaakt werd, de bovenlandsche waren te Dordrecht te moeten koopen”.
Heel de streek ten Noorden den Maas, tot Kennemerland incluis spande tegen de de Merwestad samen.
Hoe?
Eenvoudig door alle schepen der Dordtenaren, waar zij zich vertoonden, aan te vallen en te berooven. Binnenlandsche rivier-roovingen in optima forma!
Maar o weel
Als een getergde leeuwin brulde Dordt over de beleediging van haar welpen. Een binnenlandsche oorlog scheen onvermijdelijk.
Of de Dordtenaren ten onrechte van knevelarijen waren beschuldigd?
Gansch niet!
’s-Graven broeder, Jan van Beaumont, heer van Gouda en Schoonhoven, onderrichtte onzen landsheer van het misbruik, dat de Dordtenaren van hun privilegie maakten.
Zou de graaf ze ontzien?
Ze hadden hem pas zoo rijkelijk bedacht?
Zonder daar acht op te slaan, zijner macht bewust, beschreef hij een heirvaart tegen de stad, zich scharende aan de zijde der Noordhollanders. Wat schrokken de knevelaars!
Wist de graaf zich machtig, zij waren niet minder van zijn macht overtuigd.
In der haast zonden zij stedelijke afgevaardigden om vergiffenis te vragen.
Nauwelijks verkregen zij het.
En Willem liet niet na hen er op te wijzen, dat zij eigenlijk het stapelrecht verbeurd hadden.
Hij ontnam hun het in 1325.
Zoo aanschouwen wij dan den graaf, eerst slechts dienaars zijns leenheers, den keizer van Duitschland, thans met een macht bekleed als een souvereine vorst.
Och, hadde hij begrepen, aan Wien hij die macht ontleende!
Als slaaf des gouds geboren, wurmende in het leem van dezen lijd, dus zuchtende in harde dienstbaarheid, stierf hij straks weg in den duisteren nacht der middeleeuwen, zonderdat een enkele lichtstraal des hemels zijn hart had getroffen.
Ds. J. Schotel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1904

De Wekker | 4 Pagina's

Onze Landshistorie 111

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1904

De Wekker | 4 Pagina's