Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat 37

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat 37

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXVII.
Wat W. als derde antwoord geeft op het bezwaar: dat door de plaatselijke vereeniging ook de dwaalleer der onderstelde wedergeboorte enz. in de kerk komen zou, overtreft de twee voorafgaande nog verre. Hij zegt: „dwaalleer: maar men zij voorzichtig. Iemand, die leert dat de uitverkorene menschen vroeg worden wedergeboren (dit ligt in de leer der onderstelde wedergeboorte) zal ik geen ketter noemen. Ik leer het niet; maar wie het wel leert, en dan leert dat God de Heilige Geest het echter doet door zijne onwederstaanbare kracht, wordt door mij niet als ketter gebrandmerkt.”
Hoe kunnen zulke woorden uit de pen van W. vloeien. Hij leert het niet, welnu dat staat hem vrij, maar het staat hem even vrij dit morgen wel te doen, en het dan te doen tot in zijne uiterste consequentiën. Dit is gebleken in den persoon van Ds. Klaarhamer uit Utrecht, die indertijd heeft beweerd, dat de wedergeboorte reeds in de Heidenen gewrocht was alvorens het Evangelie tot hen kwam.
Maar wat hem niet vrij staat is, eene door en door onware voorstelling van de leer der onderstelde wedergeboorte te geven, om alzoo en daarmede de oogen der minder geoefenden te verblinden.
Want dat is niet de inhoud van de leer der onderstelde wedergeboorte, dat de uitverkorene menschen vroegtijdig worden wedergeboren; die dat leerden, zonder meer, zouden metterdaad geen ketters mogen worden genoemd.
Maar dit is de inhoud van deze leer: dat geen geloovig ouder met zijn kind tot het doopvont naderen mag, tenzij hij gelooft dat het leven in zijn kind aanwezig is.
Of om het met de eigen woorden van Dr. Kuyper te zeggen, als hij spreekt over hetgeen onze Vaderen te Dordt reeds in zake de kinderen van geloovige ouders hebben beleden: „over allen zweeft de adem des doods, en bij elk kind dat er geboren wordt, moet gij de mogelijkheid onderstellen, dat het nimmer tot volwassen leeftijd komen zal. Keuren of uitkiezen kunt en moogt gij dus niet. Gij moet wel al uwe kinderen onder één blik saamvatten; en van elk kind dat u geboren wordt of jong in uw huis leeft hebt gij u zelven te zeggen: God kan mij dit kindeke vroeg wegnemen. Dan zou ik het zien henengaan in de hope dat God het gezaligd heeft. Ik moet dus aannemen dat God reeds nu, reeds vooruit, op geheel verborgen en voor mij onbegrijpelijke wijze in dat kind kan gewerkt hebben. Het kan dus zelfs zijn dat al mijne lievelingen, die om mijn schoot spelen, hoe klein ze ook nog zijn, reeds de eeuwige gifte der wedergeboorte in hun hart ontvangt hebben.” E Vosto Zondag 27 I.
En wat verder zegt dezelfde schrijver: „Voor de Gereformeerden is elk uitverkorene een voordurend voorwerp van de bizondere voorzienigheid Gods. Dus niet alsof God zulk een uitverkorene schept en laat geboren worden, en nu jaren lang zich van hem aftrekt, om eerst op een leeftijd van 20 tot 30 jaar zich tot hem te wenden en hem aan te grijpen; maar in dien zin, dat het werk van Gods genade zulk een uitverkorene reeds in moederssohoot bij zijn geboorte, in zijne kindsheid en bij al zijn opgroeien verzelt. En al is het ook dat zulk een uitverkorene met zijn booze natuur hier jaren lang tegen in worstelt en soms tot zijn ouden dag als een goddelooze loopen blijft, toch is daarom het zaad door God in zijne ziel gestrooid niet verstikt, maar ter zijner tijd zal de bekeerende genade ook hem overkomen, en ten leven uitbrengen, wat God in de ziele reeds zooveel vroeger, op geheel verborgene wijze, wrocht had.”
En nog een weinig verder zegt hij in Hoofdstuk III van dien zelfden Zondag: „zij, nl. de kerk, doopt dus nooit dan in de onderstelling dat de doopeling een uitverkorene en wedergeborene is, en voorts moet zij voor alle gedoopten in haar kerkelijk leven dezelfde behandeling aanwenden, die ze zou aanwenden indien alle leden der kerk metterdaad door God waren uitverkoren.”
In den huiselijken kring, op de catechisatie en in de kerk moet dus ieder die gedoopt is als een wedergeborene worden beschouwd, moet met hem als met een wedergeborene worden gehandeld.
En al gaat het dan ook in de openbaring naar buiten tegen alles in, al wordt met daden gezegd: wijkt van ons, want aan de kennis uwer wegen hebben wij geen lust, des ondanks moeten ouders en kerk aan de aanwezigheid der wedergeboorte blijven vasthouden.
Dat is in het kort de inhoud van de leer der onderstelde wedergeboorte, zoover Dr. Kuyper haar in een zijner hoofdwerken „E Voto Dordraceno” heeft ontwikkeld.
Wij beroepen ons met opzet daarop. Uit zijn: „Voor een distel een mirt” zouden nog veel scherper bewijzen voor dit alles zijn bij te brengen, maar hij heeft eenmaal aan het adres van Dr. Kromzigt de woorden gericht: wanneer men zich op hem beroepen of uit hem aanhalen wil, dan moet men dit niet doen zijn stichtelijke, maar uit zijn wetenschappelijke werken.
Dat en niet wat W. daar in enkele woorden zegt, is de inhoud van de leer der onderstelde wedergeboorte. Zoo eerst kan men verstaan en bewonderen van welke verre strekking en misleidende uitkomst deze leer voor ouders en kerk is.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1904

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat 37

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1904

De Wekker | 4 Pagina's