Een zwakke grond
De „Wachter”-mannen die zoo ijverig strijden voor het behoud der kerkelijke opleiding en tegen de dwalingen der Neo-Gereformeerden, blijken al meer en weer op zeer zwakken grond het gebouw der vereeniging gevestigd te hebben. Van de Christ. Gereformeerden, die met hen getuigen tegen de van onze belijdenis afwijkende leeringen in de Vereenigde Kerken, willen zij natuurlijk niets weten. Dat zijn in hunne oogen menschen die zich afgescheurd hebben van de kerk des Heeren.
Zij willen zich daarentegen bij de kerk houden, want hoeveel dwaling zij ook zien en afkeuren, de vereenigde kerken zijn in hun oog toch de kerk des Heeren, de vereeniging van 1892 blijft toch nog altijd eene door God gewilde vereeniging, naar hunne meening.
De boom der vereeniging, hij moge dan ook nog zulke slechte vruchten voortbrengen, moet, het koste wat het kost, als een goede boom verheerlijkt worden.
Dat echter het gebouw der vereeniging in 1892 gebouwd, niet alleen velerlei scheuren vertoont, maar ook op een onbetronwbaren grondslag is gevestigd, blijkt al meer uit de „Wachter” en de geschriften, door de voorstanders der kerkelijke opleiding uitgegeven.
Zoo is voor eenigen tijd door Buter en Koomen een samenspraak uitgegeven over: „de Vrije Universiteit te Amsterdam en de Theologische School te Kampen.” In die samenspraak wordt gezegd dat het „beding” van 1892, dat de kerkelijke opleiding gehandhaafd zou worden, den grondslag der vereeniging uitmaakt, zóó zelfs, dat indien dit „beding” eens verviel, de grond der vereeniging vervallen zou zijn. (Zie bladz. 7 dier samenspraak.)
Wij hebben vroeger zoo menigmaal gehoord dat de vereeniging gegrond was op de eenheid in de belijdenis. Wanneer dit zoo ware, ja dan had de vereeniging van 1892 een hechten grond. Dat dit echter niet zoo was, heeft de tijd genoegzaam geleerd, de tweeheid in de leer en vooral in de hoofdpunten, leer der wedergeboorte, (middellijke of onmiddellijke) rechtvaardiging (van eeuwigheid of in den tijd), sacramenten enz. is zoo klaar als de dag en menigmaal ook in de „Wachter” geconstateerd.
Op die eenheid als grond kan dus ook de Wachter zich moeilijk meer beroepen. Maar wat blijft er dan over van den grond der zoo hoog geloofde vereeniging, waarop menigmaal, ook met een beroep op de Hoogepriesterlijke bede des Middelaars werd aangedrongen? Niets dan een beding, eene overeenkomst, een contract dat de vereenigde kerken eene kerkelijke opleiding zullen hebben. Valt dit contract, besluit eene synode dat beding op te heffen, dan is de grond der vereeniging vervallen.
Indien dit zoo is, en het is zoo, want tweeheid in de leer kon geen grondslag geven, dan is eigenlijk de grond der vereeniging reeds vervallen. Immers, al besloot de Synode van Arnhem, om des vredes wil, haar besluit niet uit te voeren, het besluit om in der daad het beding op zij te zetten is reeds te Arnhem gevallen. De mannen van de Wachter zullen dus moeten erkennen dat hun gebouw, hun vereeniging van 1892, een huis is dat op een zandgrond is gebouwd.
Waar erkend wordt dat de vereeniging rust op een „beding”, wordt de ware grond tot vereeniging gemist. Eene vereeniging, waarvan de grond vervalt, zoodra het beding is weggenomen, is niet de vereeniging in Joh. 17 bedoeld.
P.J.M. de Bruin
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1904
De Wekker | 4 Pagina's