Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen deugdelijk beginsel?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen deugdelijk beginsel?

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het bijblad van de Geldersche Kerkbode hebben de Christelijke Gereformeerden nog eens de twijfelachtige eer door Ds. Hoekstra te Arnhem genoemd te worden, natuurlijk onder den liefelijken naam van scheurmakers. Geen wonder, Ds. Hoekstra heeft het in zijn stuk over de ineensmelting, en waar deze nog maar altijd niet overal een voldongen feit is, daar wordt het oog vol toornigheid op de Christelijke Gereformeerden gericht, die hoewel niet direct, dan toch indirect op sommige plaatsen een hinderpaal zijn voor de ineensmelting.
Immers, reeds zoolang in het vuur gestookt om ijzer en leem saam te smelten, maar het wil nog maar niet. Daar is een element, door sommige B-mannen „de Wachter-partij” geheeten, dat voor smelten nog vatbaar is en nu grijpt soms de heeren smelters de vrees aan, dat bij harder stoken van het vuur de pot zal overkoken en een gedeelte bij de Christelijke Gereformeerden terecht zal komen. Vandaar ook Ds. Hoekstra’s uitval die lang niet malsch is, als ZEerw. schrijft:
„Reactie tegen de vereeniging is er echter uit den kring van degenen, die in 1886 tot Gereformeerd kerkelijk leven waren gekomen, niet van beteekenis geweest. Meer nog uit den kring van de broederen, die tot de kerken van 1834 behoord hadden; gelijk bleek uit het ontstaan van „de Christelijke Gereformeerde kerk”, eene scheuring, gansch ongewettigd en waar hoegenaamd geen deugdelijk beginsel onder zat; gelijk verder gebleken is ook uit de waarschuwingen, die van een deel der broeders van 1834 in pers en synoden meer dan eens tot de broeders van 1886 uitgingen, om toch vooral geen aanleiding te geven aan een groot deel der kerken van 1834 tot scheuring.”
Tot zoover Ds. Hoekstra, die boos is op de Wachterpartij”, omdat deze „een geweldige roeper aan den mond zet, krachtig de bazuin blaast en zich als een extra-ordinaire wachter komt aanmelden, om den goeden lieden aan het verstand te brengen, dat het gemunt is op het goed recht der kerken, op de Theol. school en op de zuiverheid der leer”.
Men moet toch maar durven. De Chr. Geref. kerk eene scheuring gansch ongewettigd er waar hoegenaamd geen deugdelijk beginsel onder zit!
In 1886 stelde Ds. Hoekstra eene gemeente tegenover de Chr. Ger. gemeente te Utrecht, hoewel bij in zijn stuk thans erkent dat de broederen van 1834 eene wettige openbaring van de kerk des Heeren zijn. Dus in 1886 een tegenkerk gesticht tegenover de kerk van Christus. In 1892 heeft vereeniging plaats tusschen de in 1834 tot Gereformeerd kerkelijk leven gekomen kerken en de na 1886 gestichte tegenkerken, en waar nu een deel der Chr. Ger. kerk weigert in de vereeniging mede te gaan met verklaring van de bezwaren tegen de onzuiverheid der leer aan de V. U. geleerd, daar is nu die Chr. Ger. kerk, die haar beginsel handhaafde, bij Ds. Hoekstra een scheurkerk en de gestichte tegenkerk tegenover de geopenbaarde kerk des Heeren, die men met zekere minachting aanzag, eensklaps de Gereformeerde kerk.
Dan zegt Ds. H. dat de Christ. Geref kerk ontstaan is uit eene scheuring waar hoegenaamd geen beginsel onder zit, daarmede wordt dan juist de vereeniging van 1892 veroordeeld. Immers wij hebben niet gescheurd, maar die voormalige Christ. Gereformeerden, die zonder de gemeenten te raadplegen, de kerk overleverden en het beginsel der scheiding verloochenden. Had in de synode der Chr. Ger. kerk te Amsterdam in 1892 een flink Chr. Ger. beginsel gezeten, de scheuring ware niet ontstaan en men was van elkaar gegaan na de eerste stemming zonder tot eene tweede over te gaan, met de betuiging: God heeft door de stemming gesproken en de vereeniging kan niet plaats hebben. Juist door gemis van Chr. Ger. beginsel kwam dan ook de vereeniging tot stand.
En als er dan geen beginsel zit onder hen die hun „non possumus” deden hooren in 1892 en als Christ. Geref kerk bleven voortbestaan, waarom dan thans na 12½ jaar nog zooveel tweespalt en gemis aan eenheid? Waarom nu nog om Ds. Hoekstra’ woorden te gebruiken „een extra ordinaire Wachter” om de bazuin te blazen tegen de onzuivere leer, die in het leerstuk der rechtvaardiging der wedergeboorte, des Doops enz. van de belijdenisschriften afwijkt? Is het niet, omdat het beginsel der tegenwoordige Christ. Geref. kerk, hoe ongewettigd in Hoekstra‘s oogen, nog doorwerkt bij de Wachter-mannen, al blijven zij nog in de combinatie van 1892? Waarom op synoden en in de pers de broederen van 1834 zoo vaak gewaarschuwd niet te scheuren, als er in het blijven staan der tegenwoordige Chr. gereformeerden hoegenaamd geen deugdelijk beginsel zat? Vreesde men dan zoo, dat in de Kerken van 1834 wel onderdrukt maar niet uitgeroeid kon worden? Wij zouden het haast denken, omdat Ds. Hoekstra zoo gebeten is op het geroep van de Wachtermannen tegen de onzuivere leer.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1905

De Wekker | 4 Pagina's

Geen deugdelijk beginsel?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1905

De Wekker | 4 Pagina's