Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De uitspraak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De uitspraak

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Synode der Geref. Kerken, te Utrecht vergaderd, heeft thans uitspraak gedaan inzake de leerverschillen, of neen, zij heeft geen uitspraak gedaan, doch slechts eene geruststelling gegeven,- welke den schijn van een uitspraak heeft.
Nu eens heeft zij ja, dan weder neen gezegd, en ons alzoo te zien gegeven: een opeenstapeling van tegenstrijdigheden. Toen de aanhangige leerverschillen in behandeling zouden komen, werd ook een ingekomen adres van Groningen A voorgelezen, inhoudende het verzoek dat de synode thans nog geen uitspraak zou doen, doch eene commissie benoemen, welke de leerverschillen nog eens grondig zou onderzoeken, om dan op eene volgende synode, desnoods vervroegd, uitspraak te doen. Doch wat antwoordde de synode? De tijd om eèn uitspraak te geven was rijp, de leerverschillen hadden reeds zoo lang de kerken ontroerd, van alle zijden waren die verschillen bezien, langer wachten en eene commissie tot vernieuwd onderzoek, gelijk Groningen A begeerde, was niet noodig, de synode zou thans de zaak behandelen. Na zulk een antwoord op het adres van Groningen A mocht men dus eene flinke uitspraak verwachten. Nieuw onderzoek was niet meer noodig immers volgens de synodale uitspraak. Nu zou men verwachten in den trant van Dordrechts synode van 1618/19, a eene heldere uiteenzetting van de rechtzinnige leer, b eene verwerping van de dwalingen, waarin zonder omwegen gezegd wordt: de synode de rechtzinnige leer verklaard hebbende, verwerpt de dwalingen dergenen die leeren : dat de wedergeboorte aan de roeping voorafgaat, dat een wedergeborene nog langen tijd in de zonde kan leven eer hij tot bekeering komt, dat de roeping alleen tot de wedergeborenen komt om, hen tot bekeering te roepen en niet tot de onwedergeborenen, dat de doop op grond van de onderstelde wedergeboorte bediend wordt, gepaard gaat bij de uitverkorenen met den doop des Heiligen Geestes door Christus, en dat by den doop de wedergeborene wordt aangesloten aan het Lichaam van Christus, en tegelijk bij het ontvangen van het doopwater door een daad des Heiligen Geestes het ingeplante geloofsvermogen gesterkt wordt, indien althans geen schijndoop plaats heeft, enz. Niets van dit alles is geschied. Het door de synode aangenomen rapport begint allereerst te zeggen dat eene principieele uitspraak niet gewenscht en tevens niet noodig is, omdat altijd onder geleerde en godzalige mannen als Calvijn, Gomarus, Voetius, Comrie e. a. verschil is geweest (ook over bovengenoemde dwalingen?)
Tevens kan noch mag een principieele uitspraak gedaan worden, daar ons kenvermogen te beperkt is om over de leerverschillen die er thans zijn te beslissen, zegt de Synode. De zaak was dus rijp, de geschillen genoeg onderzocht, eene commissie van onderzoek niet meer noodig, maar als het dan op een uitspraak aankomt, dan kan noch mag eene principieele uitspraak gedaan worden, wegens beperktheid van ons kenvermogen. Waarom dan niet rondweg gezegd op het adres van Groningen A: wij benoemen geen commissie, daar eene uitspraak toch onmogelijk blijft. Dit echter staat thans vast: Er is geen principieele uitspraak gedaan; de neo-Gereformeerde dwalingen zijn niet, veroordeeld en de tweeërlei leer blijft bestaan, ja meer, is gewettigd door de synodale verklaring dat definitieve uitspraak gewenscht noch noodig is.
Definitieve uitspraak noch noodig, noch gewenscht; de leer door „de Wachter” veroordeeld, voor Gereformeerd erkend met een beroep op de verschillende gevoelens van Calvijn, Beza, Ursinus, G. de Brés, Gomarus, Voetius, Comrie en Holtius, dat zou misschien te veel roering in de Geref. kerken teweegbrengen, en daarom wordt ten slotte door de Synode een schijnuitspraak gedaan. Let wel! Vooraf is gezegd: Wij kunnen geen uitspraak doen, althans geen principieele, geen die de beginselen raakt, waar het over gaat, maar, gaat de Synode voort, „ter geruststelling” geven wij de volgende verklaring:
A Omtrent het verschil over supra en infra. De synode erkent dat de belijdenisschriften infra zijn, maar dat het supra altijd is geduld. Alleen mag het supra niet de leer der Gereformeerde kerken worden genoemd. Hieruit blijkt, dat de synode ook aan het infra een plaats geeft in de Geref. kerken, maar zij zegt niet, dat uit de infralapsarische belijdenis moet volgen dat het infra de leer der kerk is. Beweerden de opstellers van de 5 stellingen dat het infra de eigenlijke leer der kerk is, de synode zegt alleen dat het supra zich niet de eigenlijke leer mag noemen. De uitspraak omtrent supra en infra is dus geen positieve, maar eene negatieve.
B Van de eeuwige rechtvaardigmaking zegt de synode dat het geoorloofd is die uitdrukking te gebruiken, daar de belijdenis behalve van eene rechtvaardiging door het geloof, ook van eene objectieve door de opstanding van Christus spreekt. Zij bewijst echter niet dat Schrift en belijdenis van eene rechtvaardiging van eeuwigheid spreken en kan dat ook niet, toch noemt de synode die uitdrukking geoorloofd. Dat niemand tekort mag doen aan de voorstelling dat Christus van eeuwigheid in den Vrederaad voor de Zijnen Borg is geworden, en evenmin aan den eisch van een oprecht geloof om in de vierschaar der conscientie voor God gerechtvaardigd te worden afbreuk gedaan mag worden, zooals de synode zegt, gaat buiten de quaestie om, daar beide partijen dit erkennen, doch dat de rechtvaardiging door het geloof slechts een bewust worden is van de rechtvaardiging die reeds van eeuwigheid is geschied, zooals de drijvers der eeuwige rechtvaardiging leeren, wordt door de synode niet verworpen, maar eenvoudig verzwegen. Hier wordt dus weer tweeërlei leer gewettigd. Geen wonder, want principieele uitspraak doet de synode niet.
C. Omtrent de onmiddellijke wedergeboorte zegt de Synode dat dit woord in goeden zin kan gebruikt worden. Dat het echter in den kwaden zin gebruikt wordt, als men leert dat uitverkorene heidenen buiten de prediking des Woords om wedergeboren zijn, veroordeelt de Synode niet. Enkel zegt zij: de Synode betwist niet dat God-machtig is, ook buiten de prediking des Woords om, met name in de heidenwereld, degenen, die Hij wil, tot wedergeboorte te brengen, toch oordeelt de Synode dat wij op grond van Gods Woord over de vraag of dit ook werkelijk geschiedt, geen uitspraak kunnen doen. Alzoo de leer der onmiddellijke wedergeboorte niet veroordeeld, al erkent de Synode dat het Evangelie een kracht Gods tot zaligheid is een iegelijk die gelooft. Dit stemmen de Neo-Gereformeerden gaarne toe, dat het Evangelie door den Heiligen Geest wordt toegepast aan het hart om tot geloofsopenbaring te komen, maar zij houden vast aan de leer, dat de geloofs inplanting zonder het Woord door den Heiligen Geest geschiedt.
D. De bediening des Doops op grond der ondergestelde wedergeboorte noemt de Synode minder juist uitgedrukt. Hoe zacht! Het is juister te zeggen dat de grond des doops ligt in het bevel en de belofte Gods. Maar als dat laatste waar is, dan is immers het eerste, niet: minder juist, maar onwaar. En nu zou men denken, als de Synode de belofte Gods grond van den doop noemt, dat zij tevens zou erkennen dat de belofte Gods in den doop wordt verzegeld; neen, zegt de Synode, „de doop verzegelt de rechtvaardigmaking en vernieuwing door den Heiligen Geest als weldaden die God ons zaad geschonken heeft.” De doop eene verzegeling dus van de onderwerpelijke genade.
Geen wonder dot dan ook met alle stemmen het rapport over de leergeschillen werd aangenomen. Niemand wordt veroordeeld. Geen leerverschil wordt beslecht. leder’s gevoelen, zoowel van de Wachtermannen als van de Neo-Gereformeerden, wordt synodaal geijkt als gereformeerd. Die echter nuchter de uitspraak der Utrechtsche Synode leest, komt tot de conclusie dat de schijn, maar ook niet meer dan de schijn is gered. Vroeger hoorden wij Ds. Kuyper spreken van een schijndoop, nu zouden wij van een schijnuitspraak kunnen spreken.

A. (Apeldoorn) D.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1905

De Wekker | 4 Pagina's

De uitspraak

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1905

De Wekker | 4 Pagina's