Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Synode van Utrecht (VIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Synode van Utrecht (VIII)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sinds Dr, A. Kuyper in No. 666 van de Heraut schreef: „Maar volhardt iemand desniettemin in de opinie, dat een kind zou mogen gedoopt worden, zonder dat daarbij zijne verkiezing ondersteld werd, dien zeggen wij aan, dat hij met geen eerlijke conscientie in de Gereformeerde kerken blijven kan, want ome Gereformeerde kerken beleden en leerden vlak het tegendeel,” is er al heel wat papier en inkt aan de „Doopskwestie” gewijd.
Dat gevoelen toch, dat in al zijne consequentiën nu verder werd ontwikkeld en op populaire wijze in „Voor een distel een mirt” voor het volk werd verklaard, was zoo ongehoord en zoo spiksplinternieuw, dat ieder die nog een weinigje aan theologie gedaan had, zich van verbazing de oogen uitkeek, toen hij dit daar zoo afgerond zag terneer geschreven.
Die het niet met den schrijver eens was, werd eenvoudig voor ongereformeerd verklaard, en die op de voorschreven wijze de Heilige Doop niet bediende en niet geloofde aan dat, wat de schrijver bij ieder kind dat ten doop gepresenteerd werd, onderstelde, kon met geen eerlijke conscientie langer in de Gereformeerde kerken blijven, want die kerken beleden en leerden vlak het tegendeel.
Nu aan dit laatste heeft men zich niet heel veel gestoord, want niemand is daarom nog uitsluitend uit de Gereformeerde kerken gegaan, en daar zijn er onder de oudere generatie nog velen die het bij den doop volstrekt niet onderstellen eu desniettemin het kind doopen of laten doopen.
Wat nu op het standpunt van den schrijver van zulke „doopen” moet worden gedacht, heeft hij nimmer medegedeeld, maar consequent doorgetrokken leidt schrijvers standpunt er noodwendig toe, zulke doopen als ongereformeerd te veroordeelen.
Zoover is het het echter nog niet gekomen, maar wel kan worden gezegd, dat er eene worsteling is begonnen tusschen de oudere en deze nieuwere beschouwing of leer van den H. Doop.
Wel heeft Dr. Kuyper getracht in zijn E Voto het bewijs te leveren dat zijne Doopsleer in overeenstemming was met hetgeen de eminentste vertegenwoordigers der Geref. Theologie in haren bloeitijd over dit stuk hadden geleeraard, maar men behoefde slechts een weinig der zake kundig te zijn, om al dadelijk te bemerken dat deze overeenstemming meer schijnbaar dan wezenlijk was.
En de grootsche poging van den helaas te vroeg ontslapen doctorandus der Vrije Universiteit Kramer om in onze Gereformeerde Theologie dit verband tussen Doop en Wedergeboorte aan te wijzen, zooals het hem aan de Vrije Universiteit geleerd was, werd door de uitnemendste kenners onzer Gereformeerde Theologie als totaal onvoldoende afgewezen.
Algemeen werd bet gevoeld: Dr. Kuyper bracht iets nieuws, iets oorspronkelijks, en nu moest feitelijk de geheele Gereformeerde Theologie in hare historische ontwikkeling gereconstrueerd worden en pasklaar gemaakt voor het beginsel van Dr. Kuyper.
Toch heeft de Doopsleer van Dr. Kuyper ingang” gevonden en neemt-het getal’; van hare aanhangers nog dagelijks toe.
In de worsteling delft zij voorloopig nog niet het onderspit, maar, naar het zich laat aanzien, overwint zij en gaat zij voort overwinnende.
Zelfs mannen van wie men het nimmer zou gedacht hebben, zijn meer bedekt of openbaar naar de Kuyperiaansche Doopsleer overgeheld en hebben daarvan door woord of geschrift blijk gegeven.
Zoo kwam er allengs een. gespannen verhouding in de Gereformeerde kerken tusschen de aanhangers van het doopen op een onderstelde wedergeboorte en zij die daarmede totaal geen rekening hielden, maar het kind doopten omdat het in het verbond geboren was en daarom hun niet minder dan aan volwassenen de beloften des Verbonds zijn toegezegd.
De gespannen verhouding werd nu in de laatste drie jaren niet weinig vermeerderd door „de Wachter”, die van stonden aan met zijn optreden begon het Gereformeerde volk in zake de betwiste leerpunten van voorlichting te dienen, en alzo werd de Synode van Utrecht ook voor de vraag geplaatst : hoedanig men den doopeling beschouwen moest, hl als een wedergeborene of als een kind des Verbonds.
Voorwaar geen gemakkelijke vraag voor de Synode met boven neergeschreven e uitspraak van Dr, Kuyper voor oogen.
De Synode werd geroepen om een besliste uitspraak te doen en de commissie die benoemd werd om rapport over de thans bestaande leergeschillen uit te brengen, kreeg dan ook in opdracht dat punt nader te onderzoeken en haar lastgeefster van advies in deze zaak te dienen.
En zoo heeft dan ook de commissie haar aandacht aan dit gewichtige en diep ingrijpend punt gewijd en daaromtrent eene conclusie gemaakt, die, eenigszins gewijzigd, met algemeene stemmen is aangenomen.
Die conclusie bevat dus de thans wettig erkende doopsbeschouwing der Gereformeerde kerken, voor ons Christ, Gereformeerden ten volle waardig haar nader te onderzoeken.

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1905

De Wekker | 4 Pagina's

De Synode van Utrecht (VIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1905

De Wekker | 4 Pagina's