Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geachte Heer Redacteur! (X)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geachte Heer Redacteur! (X)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Volgens belofte zou ik u het een en ander van hel Babylonische verhaal betreffende den zondvloed mededeelen.
De Babylonische vloedsage is een onderdeel van het groote Gilgamesh Epos en Gilgamesh zelf, vroeger lz-du-bar genoemd, wordt door velen, maar volgens anderen op geen genoegzame gronden, voor Nimrod gehouden.
Zijn afkomst en oorsprong ligt in het duister, Naar een belegering van drie jaren werd hij koning over Ezech en regeerde de stad met ijzeren hand.
Op listige wijze weet hij het monster, „half mensen en half beest”, dat de god Aruru tot zijne verdelging geschapen had en Ea-bani genoemd was, aan zijn hof te lokken en sluit dan mei hem een verbond. Zij verslaan de koningen van Elam en Belns, vellen den „goddelijken stier,” een dier waaraan destijds goddelijke eere bewezen werd en waarmede de aanbidding van het gouden kalf aan Sinais voet waarschijnlijk samenhangt, en nemen ten slotte de steden Babel en Ninevéh in.
En van nu aan beginnen zijne zwerftochten , want hij gaat op reis om zijn voorvader Tsit-napishtim te bezoeken en van hem te vernemen hoe hij onsterfelijk zou kunnen worden.
Na veel ernstige moeilijkheden is hij dan eindelijk ter plaatse aangekomen, waar deze verblijf hield en wanneer hij vernomen heeft waarom Gilgamesh al die moeite en gevaren heeft getrotseerd, dan antwoordt deze wijze hem, dat hij niet in staat is hem te helpen om vrij van den dood te komen. „Want”, zeide hij, „zoolang er huizen worden „gebouwd, zoolang er broederen twisten, „zoolang er gramschap in het land is en „zoolang als de wateren der rivier in de zee „loopen, zoolang zal de dood over het „menschdom komen.”
Toen Gilgamesh deze woorden hoorde, zeide hij tot den wijze: „Hoe verkreegt gij „dan het leven, dat gij geniet in de vergadering der goden ?” En als antwoord op dit verzoek verhaalde nu Tsit-napishtim de geschiedenis die bekend is als het Babylonisch verhaal van den zondvloed.
Volgens dit verhaal besloten de goden eenen zondvloed of watervloed op de aarde te zenden, vanwege de goddeloosheid en ongerechtigheid harer inwoners. Maar Tsit-napishtim een inwoner van de stad Surippak, vond genade in de oogen der goden.
Hij werd door den god Ea gewaarschuwd en aangespoord, dat hij een schip maken zou, waarin hij zich en zijn huisgezin en zijn vee zou kunnen redden.
Aanvankelijk weigerde hij. Hij zeide tot Ea: de god, die het hem openbaarde: Het bouwen van een schip, hetwelk gij mij geboden hebt, als ik het zal hebben gedaan , jong en oud zal mij bespotten. Maar Ea gaf hem de woorden, die hij tot die spotters zeggen moest, in den mond, en alzoo overreed ging hij aan het verzamelen van al de benoodigdheden,
Hij bouwde een schip of liever een sloep, die honderdtwintig (halve) ellen breed was. Op het dek bouwde hij een een dekhuis, honderd en twintig (halve) ellen hoog; dat huis was verdeeld iu zes verdiepingen en elke verdieping besloeg negen kamers. De buitenzijde van het schip besmeerde hij met aardlijm en de binnenzijde met pek.
En nu slachtte hij ossen en bracht een offer en daarna ging Tsit-napishtim met al zijn familie en zijn have in de ark of schip en gaf het bestuur van het vaartuig over in de handen van Puzur-Bel.
Dienzelfden nacht begon het te regenen en een geweldige storm met verschrikkelijk onweder, gepaard met bliksemflitsen en stroomen van water hielden onafgebroken aan 6 dagen en 6 nachten, totdat zelfs de toppen der bergen bedekt werden. Zelfs de goden in den hemel vreesden en zochten naar een schuilplaats, toen zij de wateren zagen rijzen.
Zoo gingen 6 dagen en 6 nachten voorbij.— Wind, vloed en stormen kregen de overhand. — In den loop van den 7en dag werd bedaard de storm en de vloed werd stil. — De zee liet hij droog worden, wind en vloeden hielden op. — Ik zag de zee in hevige beweging en al de menschen overgegeven aan het verderf; — als riet dreven hunne lijken rond. — Ik deed het venster open en het licht viel naar binnen op mijn aangezicht: — verging. Ik zat neder en weende; — over mijn gelaat vloten mijne tranen.
Ik zag den oever aan ‘t einde der wateren, — Het schip kwam tot het land Nizir, (dit waren de eerste woorden die Smith, de speciale correspondent van de Daily Telegraph, op een Octobermorgen van het jaar 1872 ontcijferde en daarmede den sleutel tot dit prachtige verhaal vond.) De berg Nizir hield het schip tegen; daarover heenvaren kon het niet. — Op den 7en dag in zijn loop — zond ik uit eene duif, en zij verliet mij, zij ging en vloog heen en weder en — een rustplaats vond zij niet en keerde weder. — Ik zond uit eene raaf — en hij vloog weg en zag het afnemen der wateren, — hij vrat en zwom en zwierf weg en keerde niet weder.
Tusschen het uitzenden van de duif en de raaf wordt in het oorspronkelijke nog de uitzending van een zwaluw verhaald.
En nu verhaalt Tsit-napishtim aan Gilgamesch hoe hij de ark geopend heeft en de dieren uitzond naar de vier winden. Ik goot uit een dankoffer. — Ik bouwde een altaar op den top des bergs; — zeven planken sneed ik, — onderaan legde ik riet, pijn-boomtakken en singar. — De goden vergaderden vanwege zijn reuk. — De goden vielen als vliegen op het offer aan. — In die dagen smeekte ik, dat ik hen voor eeuwig niet mocht verlaten. Mogen de goden komen tot mijn altaar. — Moge Ilu niet komen tot mijn altaar! — want zonder nadenken heeft hij den vloed doen komen, — en mijn volk aan de diepte overgegeven .,,
En de goden zonden Tsit-napishtim een droom en hun oordeeI hoorde hij. — Toen zijn oordeel vervuld was, trad Bel midden op het schip, — hij nam mijn hand en richtte mij op, — Hij liet mijne vrouw opgaan en aan mijne zijde brengen, — hij maakte een verbond, sloot een verdragen gaf zijn zegen — aan Tsit napishtim en het volk aldus:
Wanneer Tsit-napishtim en zijne vrouw en het volk, om den goden gelijk te zijn, zijn weg genomen — dan zal Tsit-napishtim in een ver land aan den mond der stroomen wonen, — zij namen mij, en in een ver land aan den mond der stroomen zetten zij mij.”
Tot zoover het verhaal dat voor ons van beteekenis is, maar reeds is mijn brief te lang en daarom

Met hartelijke groeten
Uw vriend en broeder
N.N.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1905

De Wekker | 4 Pagina's

Geachte Heer Redacteur! (X)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1905

De Wekker | 4 Pagina's