Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christelijke Grereformeerde Kerk (LIX)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijke Grereformeerde Kerk (LIX)

De Afscheiding

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Groningen ging het er al zonderling naar toe. De commissie sprak met hen over de uitgave van het werkje tegen de gezangen. De Cock vroeg, dat de commissie het ongegronde van Cock’s beschuldigingen tegen de gezangen zou aantoonen, maar daaraan werd niet voldaan. De commissie beweerde dat de uitgave van het werkje tegen de goede orde der kerk streed, wat de Cock alleen dan toestemmen wilde, wanneer hem zulks uit Gods Woord bewezen werd. Verder beval de commmissie hem het pas verschenen werkje van Maria Hoogendorp over de gezangen aan en bepaalde de zitting van het provinciaal kerkbestuur op 29 Mei e.k.
Naar aanleiding van dit werkje schreef de Cock een uitvoerige memorie aan het prov. kerkbestuur, in zijn geheel te vinden in „Hendrik de Cock” pag. 187—197. Op grond daarvan werd hij nu den volgenden dag zonder nader verhoor door het provinciaal kerkbestuur.... afgezet, en dat op geen anderen grond dan dat hij het werkje van Klok had in druk gegeven en geweigerd te herroepen.
Zoo had dan eindelijk de macht gezegevierd over het recht. De Cock was afgemaakt. Uit een reglementair oogpunt moge dit vonnis, zooals Dr. Vos Vaderlandsche Kerkgesch. bladz. 435 schrijft stellig niet onwettig zijn, maar aan een vonnis is ook een zedelijke zijde. En wanneer men naar de zedelijke zijde van dit vonnis zoekt, dan moet zelfs Ds. Schot de merkwaardige woorden ter neer schrijven „dat uit alles het opzet blijkt, om de Cook uit de kerk te weren.” Wij twijfelen dan ook niet wanneer een jonger geslacht, met wat meer objectiviteit begiftigd, de handelingen der vaderen op dit punt onderzoekt, dan zullen zij over die handelingen zich moeten schamen. Het is dan ook in dat verband merkwaardig om op te merken, dat Dr. Gronemeyer van Amsterdam, die dit jaar op de Ned. Herv. predikanten-vereeniging te Utrecht een referaat hield over: „Leertucht en Gewetensvrijheid”, daarin onder meer naar aanleiding van de treurige toestanden in de Ned. Herv. Kerk de vraag doet: „Kan het zijn omdat de kerk ligt onder een oordeel zoolang zij onder de gevolgen der organisatie van 1815 zucht? Of omdat zij nooit officieel schuld belijdt over hare houding tegenover broeders in het het geloof tijdens de afscheiding?” Deze woorden zijn teekenend voor den spreker, die hen uitte en voor de vergadering, in wier midden zij werden uitgesproken.
Tijdens zijne afzetting door het prov. kerkbestuur werd door velen, zegt zijn zoon, op een geheele afscheiding aangedrongen. De Cock oordeelde daartoe de tijd nog niet gekomen. Hij had het uiterste nog niet gedaan, en zoolang was afscheiding niet gewettigd. De mogelijkheid van hooger beroep op Algemeene Synode bleef open en dien weg sloeg de Cock thans in. Hij beriep zich tegenover het vonnis van het provinciaal kerkbestuur op de Algemeene Synode. Hij schreef tot dat einde een zeer uitgebreide memorie van verantwoording. Eén zijner vrienden zond hem nog een en ander en beiden zond hij op naar de synode. Later heeft de Cock deze uitvoerige memorie door den druk gemeen gemaakt.
Ook de kerkeraad heeft een afzonderlijke memorie opgezonden, waarin hij de gansche geschiedenis in het kort resumeert en waarin de ongegrondheid der vonnissen glashelder wordt aangetoond. Deze memorie is zoo uitgebreid, dat zij in „Hendrik de Cock” niet minder dan 22 pag. loslaat.
Dat de Cock echter van de synode geen heil, nog veel minder volledig herstel verwachtte, blijkt duidelijk uit het schrijven dat hij aan den koning richtte nog voor de synode bijeen gekomen was.
Zoo kwam dus de zaak van de Cock op de hoogste vergadering der kerk. De synode vergaderde den 2 Juli binnen ’s Gravenhage. Door den koning was tot president benoemd: Dr. H.H. Dunker-Curtins, predikant te Arnhem.
Voor Drenthe had zitting G. Benthem Reddingius, Theol. Dr. pred. te Assen, waartegen de Cock een van zijn scherpste werkjes gericht had, en de godgeleerde faculteit van Groningen had naar deze synode afgevaardigd: L.G. Pareau, Hoogleeraar in de godgeleerdheid.
Reeds in de eerste zitting der Synode werd een commissie benoemd, in wier handen al de stukken die betrekking hebben op de zaak van de Cook werden gesteld. Deze commissie bestond uit de Hoogleeraar Clarisse, benevens de Heeren Sluiter en Deemas, de eerste predikant te ’s Gravenhage, de andere predikant der Waalsche gemeenten te Rotterdam.
De heer Reddingius, zoo lezen wij in de synodale notulen van dit jaar, verzocht, eer men met deze zaak voortging, dat, vermits hij door de Cock in openbaar geschrift was aangevallen en beleedigd, deze hooge kerk vergadering hen mocht vergunnen, om, ter kwijting zijns gewetens, zich te onthouden van alle raadplegingen die over de zaak van H. de Cock bij de synode worden gehouden, en dit verzoek ook in de gedrukte notulen moest worden geplaatst.
De vergadering vond geen zwarigheid, om dat bescheiden verzoek van den Heer Reddingius te bevestigen.
In het verslag der synodale commissie in dat zelfde jaar aan de synode uitgebracht lezen wij dat onder meer, het ook Zijne Excellentie, den Minister van Staat, belast met de Generale Directie voor de zaken der Hervormde Kerk, heeft behaagd haar gevoelen te vragen wegens den zonderlingen aard der gedrukte stukken van den predikant H. de Cock’s en hetgeen des aangaande aan Zijne Majesteit, aan wiens geërbiedigde persoon de schrijver zelf die had toegezonden, zou behooren te worden gerapporteerd en geadviseerd.
De zaak diens predikants bij de kerkelijke Besturen onder het provinciaal ressort van Groningen behandeld wordende, heeft de Commissie Zijne Excellentie eerbiedig in consideratie gegeven, „om aan die zaak, bij de kerkelijke regtbanken aanhangig, ongestoord haar loop te laten, zonder dat van wege het Gouvernement Zijner Majesteit omtrent den predikant de Cock, immers vooralsnog, een buitengewone maatregel genomen werd.”

Q.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Christelijke Grereformeerde Kerk (LIX)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1906

De Wekker | 4 Pagina's