Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ingezonden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingezonden

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

M. d. R.
In „de Wekker” van 1 Juni 1906 no. 52 bespreekt de geachte Schrijver van „Kerk en Staat” de Chr. scholen met een Geref. bestuur en personeel en scholen der Herv. Kerk. Tot op ’t oogenblik kan ik me niet neerleggen bij de gedachte dat de eerst genoemde scholen niet beheerscht zouden worden door de Doopsleer der V. U. Meer ben ik het met u M. d. R. eens in het onder P. S. aangehaalde over de leer der V. U. De bewijzen die de geachte Schrijver wenscht, zullen, dunkt me, moeilijk te geven zijn, tenminste uit kindermonden die nog niet lang ter schole gaan. Openbaart zich bij oudere schoolkinderen de Doopsleer der V. U., is er dan niet reeds veel bedorven? Komt ’t niet veel voor, dat kinderen meer geloof hechten aan hetgeen hun meester zegt, dan wat vader of moeder zeggen? Nog al veel omgang heb ik met eenige Gerereformeerde onderwijzers, nog wel van chr. ger. huize, die zoo in alles toonen, dat ze, wat de Doopsleerder V. U.aangaat, onder de ijverigste voorvechters gerekend kunnen worden, en dit komt zelfs uit in ’t doopen van hun eigen kinderen. Waag ik nu te veel door te verklaren, dat ik ook stellig geloof, dat deze onderwijzers hun doopsopvatting ook den hun toevertrouwden kinderen zullen inprenten. Bij ’t bespreken van ’t onderwijs dat van Herv. zijde gegeven wordt, wijst de geachte Schrijver op de „brave-Hendrik-theorie”. Mij is echter een Herv. schoolhoofd bekend dat hierop een uitzondering maakt, er zullen er toch, naar ik hoop, wel meer zijn? Lees ik nu goed dan wordt in ’t. hier aangehaalde stuk de voorkeur gegeven aan onderwijs dat onder Gereformeerd bestuur en personeel staat, boven dat van Hervormden uitgaat. Nu doet zich de vraag voor: wat is de minst kwade voor onze kinderen in de toekomst, de doopsleer der V. U. of de brave-Hendrik-theorie? Ziehier M. de R. een vraag door welker beantwoording men mij en misschien anderen met mij ten zeerste zal verplichten. Ik heb getracht zoo kort mogelijk te zijn, en verblijf met vriendelijke dankzegging voor de verleende plaatsruimte en heilbede
t.t.
D. B.

Hoogeachte Red.
Zou u zoo Vriendelijk willen zijn het onderstaande in „de Wekker” te plaatsen? Bij voorbaat onzen hartelijken dank.

In het Bijvoegsel van de „Geref. Kerk” van 21 Juni 1906, welk blad wordt uitgegeven door de Confessioneele Vereeniging, schrijft Dr. P.J. Kromsigt een artikel onder het opschrift: Roomsch of Gereformeerd.
In dat artikel zegt de schrijver dat wij in de theologie en het kerkbegrip hoe langer hoe meer voor de vraag komen te staan: „zullen wij Roomsch zijn of Gereformeerd?” Want, zoo gaat de schrijver voort, door den politieken strijd zijn de grenslijnen naar den Roomschen kant op bedenkelijke wijze verzwakt en ook op kerkelijk en theologisch gebied liepen er door het gereformeerde denken meermalen Roomsche lijnen. Omdat vele jongeren de Geref. theologie uitsluitend of zoo goed als uitsluitend hebben geput uit de werken van Dr. Kuyper, dreigt het gevaar dat men de theologie aanvaardt met den geheelen Roomschen tint, die de theologie en de kerkrechtelijke idealen van Dr. Kuyper kleurt. Dat Roomsche is bepaaldelijk het op den achtergrond treden van de subjectieve rechtvaardigmaking door het geloof. Maar ook het streven naar zulk eene kerk, die, evenals de Roomsche, hare leden beschouwt als geloovigen en wedergeborenen. Hiertegen is, zegt de schrijver, met name door de oudafgescheidenen gereageerd.
Hoewel het art. uitgebreider is en vooral uitwerkt, aan de hand van een werkje van Dr. Kleyn, wat in het bovenstaande is gezegd, wenschen wij op het aangehaalde den nadruk te leggen. Want daarin wijst de schrijver aan de verkeerde beginselen, welke in de Geref. theologie en kerkbegrip zijn ingedragen door den invloed van Dr. Kuyper s beginselen die Roomsch zijn en deswege op het gereformeerd erf niet mogen geduld, noch kunnen gediend worden. En dreigt gevaar om de Theologie te aanvaarden met den Roomschen tint. Roomsch is het, wanneer de subjectieve rechtvaardigmaking door het geloof op den achtergrond wordt gedrongen; eveneens is het Roomsch de kerk te beschouwen als bestaande uit geloovige en wedergeborenen. Dat is het Roomsche, dat de schrijver bedoelt, dat zijn de verkeerde beginselen, welke in de Geref. kerken doorwerken.
Hetgeen de schrijver zegt, is belangrijk genoeg om het ook onder de oogen der lezers van de „Wekker” te brengen, daar ook wij het gezegde volkomen toestemmen en daarin medestrijders zijn voor het zuiver houden der beginselen. Want ten eerste legt de schrijver zoo juist den vinger op de wonde. Men legt in het stuk der rechtvaardigmaking meestal niet meer den nadruk op de rechtvaardigmaking uit het geloof, zooals de H. Schrift doet, maar op datgene wat in het besluit Gods is geschied. Men gaat verder dan de H. Schrift en dringt in in de verborgenheden Gods. Daarover redeneert en philosopheert men. Daarnaar bouwt men dan een systeem, waarnaar weder prediking en onderwijs zich richten. Langs dien weg leidt men de theologie in sporen, die van Gods Woord afgaan, en verzeilt in de wateren van Rome. Want uit dat verkregen wijsgeerig systeem vloeit eenzelfde beschouwing over de kerk als Rome heeft, eene beschouwing buiten de praktijk van Gods Woord en die onze Geref. vaderen.
Maar tevens is dit art. belangrijk voor de Wekkerlezers, omdat het in de tweede plaats,. uitdrukt wat, onder meer, de Chr. Geref. kerk gescheiden houdt van de Geref. kerken. Die twee komen in leer en kerkbegrip niet overeen. Wij Chr. geref. zijn niet een troepje ontevredenen of achterlijken, neen, wij verschillen in beginsel van de Geref; kerken. Wij leeren en philosopheeren in het stuk der rechtvaardigmaking niet uit de verborgenheden der eeuwigheid, omdat én Gods Woord én de belijdenis dit niet doen, maat wij houden met deze vast de subjectieve rechtvaardigmaking uit het geloof als de rechtvaardigmaking waarvan ook de H. Schrift en onze belijdenis onder dien naam spreekt. Wij beschouwen de kerk niet evenals Rome en de Geref. kerk als bestaande uit geloovigen en wedergeborenen, maar wij beschouwen de kerk (de zichtbare met haar zaad) als eene vergadering van Christelijke geloovigen (waaronder meestal zijn, die geen ware geloovigen zijn), waarin de Heere door de ontdekkende en overtuigende werking des H. G. zondaren wil bewerken, om als arme, ellendige, schuldige en doemwaardige schepselen uit genade door het geloof gerechtvaardigd te worden door de verlossing die in Christus Jezus is, naar Schrift en Belijdenis. En dat door de geordineerde middelen, welke de Heere aan zijne kerk heeft gegeven. Daarom geen prediking om het reeds in kiem aanwezige leven tot openbaring te brengen. Hoe kan men dat Remonstrantsch gedrocht toch weder binnen halen! Maar eene prediking des evangelies tot inhoud hebbende het wee voor den goddelooze en het wel voor den rechtvaardige. Geene prediking waardoor de gemeente wordt opgevoerd in de verborgenheden der eeuwigheid, maar eene verkondiging als van Paulus, die predikte dat joden en heidenen verdoemelijk waren voor God, doch dat de Heere uit vrije genade rechtvaardigt, die Hij naar Zijn voornemen roept. Geene predeking waarin wordt geleerd; gij zijt reeds wedergeboren door het scheppende woord Gods, laat dat leven zich nu ook openbaren, maar eene prediking waarin de nadruk wordt gelegd op des menschen algeheele blindheid en onmacht, maar ook op Gods ontferming in Christus geopenbaard, op den eisch van geloof en bekeering, welke weldaden de Heere uit genade wil werken, op een arm zondaar en eene rijken Christus.
Zoo is er een principieel verschil tusschen de Chr. Geref. Kerk en de Geref. Kerken. Daar gaapt eene klove tusschen die twee, welke niet ontstaan is door stijfhoofdigheid of persoonlijke willekeur, maar die gelegd is en uit den aard der zaak vanzelf ontstaat tusschen twee verschillende beginselen. Dat de Chr. Geref. Kerk bestaat naast de Geref. Kerken is daarom, ook niet het gevolg van persoonlijke opinies, maar komt door het verschil dat er ligt tusschen de verschillende beginselen.
De redenen waarom wij op het art. van Dr. Kromsigt wezen en daaraan eenige woorden toevoegden, zijn drieërlei.
Ten eerste zien wij in dat art. dat meerderen open oogen hebben voor het gevaar der Roomsche beginselen, dat meerderen de gedachte koesteren: de Geref. Kerk is niet die onzer vaderen, maar een Kerk, die zich heeft gevormd en bezig is zich te vormen, in leer en kerkbegrip, naar de bijzondere inzichten van menschen, welke inzichten doortrokken zijn met de dwalingen van Rome. Dit is tot moedgeving.
De tweede reden is om duidelijk en met nadruk de gedachte uit te spreken en te doen vestigen: de Chr. Geref. Kerk verschilt in beginsel van de Geref. Kerken. Zij verwerpt de Roomsche dwalingen in de kerk van Rome, maar ook in elke kerk, waarin zij zich openbaren. Zij verschilt principieel met de Geref., waarom hare wegen ook uit elkander loopen en steeds verder van elkander zullen worden verwijderd. Dit is tot opheldering.
De derde reden is om krachtig aan te dringen tot den strijd tegen de doorwerking dier valsche begrippen. Er dreigt gevaar. Het heil van duizenden onsterfelijke zielen staat er mede op het spel, het Reformatorisch beginsel komt in het gedrang. De oogen moeten geopend worden voor de doorwerking der verderfelijke Roomsche dwalingen. Krachtig moet het gepredikt worden dat de mensch door het geloof alleen gerechtvaardigd wordt, omdat door het zaligmakend geloof alleen de gerechtigheid van Christus wordt omhelsd, welke alleen de grond is, waarop een schuldig zondaar voor God kan bestaan; krachtig moet het alom verkondigd worden: gijlieden moet wederom geboren worden, waarmede niet de nieuw uitgevonden tweede wedergeboorte wordt bedoeld, maar de wedergeboorte door middel van het zaad des Woords. Een heilig vuur moet ons bezielen om in afhankelijkheid van den Heere pal te staan voor de waarheid, dezelve zuiver te bewaren en te waken voor den invloed van het Roomsche zuurdeeg. Het heil van zondaren, de kracht der waarheid aan eigen hart ondervonden, de groote verantwoordelijkheid, welke wij dragen voor den grooten Rechter, de liefde van Christus, dat alles moet ons dringen en vervullen, om, wars van persoonlijke drijfveeren of partijzucht, de banier hoog te houden waarop geschreven staat: „Want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods; en worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijne genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is.” Rom. 3 : 23, 24.
K. Zuidersma
Steenwijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Ingezonden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1906

De Wekker | 4 Pagina's