Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een belangrijk rapport 6

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een belangrijk rapport 6

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.
En dan de woorden: „De broeder of zuster wordt in zoodanige gevallen niet dienstbaar gemaakt.” Het is zoo, tegenover „dienstbaar zijn” staat „vrij” zijn, maar vrij zijn, hoever? Dienstbaar zijn beteekent hier slaafsch dienstbaar zijn, slaafsch gebonden zijn. In vers 11 heeft de Apostel van de vrouw gezegd: En indien zij ook scheide, dat zij ongetrouwd blijve, of met den man verzoene. Hij geeft haar dus zekere mate van vrijheid, maar houdt haar tegelijk gebonden aan den man. Zij blijft dienstbaar onder de wet des mans, d.i. onder de ordinantie van Christus, en dat is geen slaafsche dienstbaarheid. En welk bewijs is er, dat het hier meer moet beteekenen? De broeder of zuster is vrij om dien ongeloovige te laten gaan. Hij zou zulk een hater Gods en van Zijn dienst niet bij zich kunnen houden, dan door onder dat ongeloof en dien haat tegen God in slaafsche dienstbaarheid te komen. En dat moet niet, zegt de Apostel, want God heeft ons in vrede geroepen. Dus laat hem gaan. Maar natuurlijk, gij blijft dan wel gebonden aan de ordinantie van Christus, doch dit is geen slaafsche dienstbaarheid. Integendeel, dit is de ware vrijheid. Bovendien ligt de schuld niet bij de geloovige partij, daarom zal zijn of haar conscientie niet door berooving van den vrede gepijnigd worden.
Wij houden ons overtuigd dat wij de woorden: „De broeder of zuster wordt in zoodanige gevallen niet dienstbaar gemaakt, maar God heeft ons tot vrede geroepen”, alle recht doen wedervaren, wanneer wij ze aldus opvatten: De broeder of zuster is in zulke gevallen niet verplicht om te doen wat hij of zij althans tot op zekere hoogte wel verplicht zouden zijn te doen, wanneer de scheidende echtgenoot een geloovige ware, n.l. alle moeite aan te wenden om de scheidende partij bij zich te houden of tot zich terug te brengen, en om vervolgens, ten einde hem of haar bij zich te houden, zich voor allerlei te wachten, zich allerlei te getroosten en zich allerlei te ontzeggen. Dat zou bovendien een dienstbaar worden zijn niet alleen aan Christus’ bevel, maar ook nog een slaafsche dienstbaarheid onder het ongeloof en de duivelsche haat tegen het Christendom van dien ongeloovige, een dienstbaarheid die niet zou overeenkomen met de roeping Gods, waarmee de geloovige is overgebracht in den vrede.
En hetgeen volgt sluit zich daar zeer natuurlijk bij aan. Zoo vers 16: „Wat weet gij vrouw, of gij den man zult zalig maken? of wat weet gij man, of gij de vrouw zult zalig maken? Kondet gij nog met zekerheid verwachten, dat zoo gij de ongeloovige partij bij u hieldt, gij dan het middel zoudt worden tot zijn of haar bekeering, en dus zulk een bij elkander leven met moeite maar zekeren tijd zou duren, om daarna heerlijke vruchten af te werpen, dan zou het nog wat anders zijn. Maar, man of vrouw, wat weet gij daarvan? Hoe zou iets dat zoo geheel onzeker is, u kunnen dringen u aan zoo slaafsche dienstbaarheid te onderwerpen? En eindelijk vers 17 „Doch gelijk God aan een iegelijk heeft uitgedeeld, gelijk de Heere een iegelijk geroepen heeft, dat hij alzoo wandele; alzoo verordineer ik in alle gemeenten.” Wat de Apostel in alle gemeenten verordineert, n.l. dat ieder blijve in de plaats, waarin hij door God gesteld zijnde, geroepen is, alzoo verordineert hij ook hier, want die ordinantie geldt ook het huwelijk. Men blijve in het huwelijk waarin men geroepen is, ook al blijft de wederhelft ongeloovig en wone bij elkander als het kan, of gescheiden als het moet.
Wij mogen echter nog verder gaan. Stellen wij nu ook al, dat moet worden toegegeven dat in 1 Cor. 7 : 15 niet alleen gesproken wordt van een locale separatie van tafel en bed, maar dat er gesproken wordt van finale rechterlijke scheiding, religionis causa (ter oorzake van den godsdienst) dan wordt de toepassing daarvan op malitiosa deserlio (kwaadwillige verlating), gelijk wij dat bij Voetius en in navolging van hem bij vele anderen vinden, toch door groote logische bezwaren gedrukt. Men komt dan tot die toepassing door een analogisch bewijs. Het analogisch bewijs gaat uit van het beginsel, dat waar twee dingen met elkaar overeenstemmen in een zeker getal punten, ze ook overeen zullen stemmen in een ander punt, slechts bij een van beide aangetroffen of ook bij geen van beide.
De zwakheid van dit bewijs komt vooral in twee dingen uit:
1. Het is slechts een waarschijnlijkheids-bewijs en geeft dus nooit volkomen zekerheid en de waarde van dit argument in een zeker geval hangt af van de erkende punten van overeenkomst en het getal van de punten, die moeten worden aangenomen. Die nu in de zaak, die wij niet verhandelen, en waarover gesproken wordt door Paulus in 1 Cor. 7, de moeite wil doen de punten van overeenkomst te vergelijken, zal zien, dat die lang zoo veel en treffend niet zijn, als men bij den eersten opslag wel vermoedt. Er ligt in het gebruik van het analogisch bewijs in deze zaak een belangrijke concessie opgesloten. Immers hebben velen op exegetische gronden uit 1 Cor. 7 : 15 zoeken te bewijzen dat kwaadwillige verlating een wettige grond voor echtscheiding is. Doch men kan er niet komen en daarom springt men van de exegese op de analogie. Waar men dan echter zijn toevlucht neemt tot het analogisch bewijs, ligt daarin de verklaring opgesloten, dat men er door exegese niet kan komen en men zich met een waarschijnlijkheidsbewijs moet behelpen. Aldus getuigt men dat het exegetisch niet bewezen kan worden.
Zien wij nog een ander en wel een gewichtig bezwaar tegen deze bewijsvoering.
Het anologisch bewijs kan en mag niet altijd met goed recht worden aangewend. Dikwijls laat men zich door onkunde of door sofisme beheerschen en wordt daardoor in het gebruik misleid.
Om dit verkeerd gebruik van de analogie alhier duidelijk te maken, moeten wij erop wijzen dat alle bepalingen tot scheiding in de Schrift permissief (toelatend) zijn, en dus uitzondering zijn op een bestaande wet, die juist anders beveelt. Nergens beveelt God dat de eene partij de andere verlate, maar laat het in een enkel geval toe. Het ideaal van het huwelijk is dat het onontbindbaar is. Daarop is het in den beginne aangelegd en die beteekenis houdt het in den toestand der zonde. Er is geen gebod, waardoor beslist het bevel gegeven wordt, dat de huwelijksband niet zou mogen voortbestaan. Het hoogst zedelijk standpont neemt hij of zij in, die onder alle omstandigheden genegen is de(n) schuldige te vergeven en het echtelijke leven voort te zetten. Dan komt het symbolische als beeld van het geestelijk huwelijk tusschen Christus en de gemeente het duidelijkst uit. Christus toch verwerpt zijn bruid niet, al heeft zij met vele boeleerders geboeleerd.
Zijn echter de bepalingen in de Evangeliën voor rechterlijke echtscheiding en in 1 Cor. 7 : 15 voor scheiding van tafel en bed slechts toelatingen en geen bevelen waardoor men schelden moet, dan mist men ook alle recht om die door analogie te genetaliseeren of uit te breiden. Als God zegt: gij zult niet stelen, dan wordt alles verboden wat onder die rubriek valt. Zoo is het gebod des Heeren omtrent het huwelijk: gij zult niet echtbreken, daarom kan er van ontbindbaarheid des huwelijks geen sprake zijn, dan tenzij waar de Heere zelf het toelaat. En heeft de Heere nu een toelating geconstateerd, dan mag men deze niet uitstrekken tot wat niet beslist gezegd wordt door den Heere. In 1 Cor. 17 : 15 wordt dus slechts eene scheiding van tafel en bed toegestaan.
De volgende maal hopen wij te zien wat het rapport zegt van de praktische zijde.
’s-Gr.
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1906

De Wekker | 4 Pagina's

Een belangrijk rapport 6

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1906

De Wekker | 4 Pagina's