Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rom. 14 vers 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rom. 14 vers 2

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Br. F. te L. wenscht eenige opheldering over Romeinen 14 vers 2b: „Maar die zwak is, eet moeskruiden.”
Om de bedoeling des Apostels goed te verstaan, hebben wij te letten op het verband waarin deze woorden voorkomen. In het eerste vers van Romeinen 14 wordt gezegd: „Dengenen nu, die zwak is in het geloof, neemt aan, maar niet tot twistige samensprekingen.” Dit woord is een aanwijzing voor de sterken in het geloof te Rome om de zwakken in het geloof niet terug te stooten, maar daarentegen aan te nemen, zonder met die zwakken te gaan twisten over datgene, waarin zij van de sterken verschilden. In de gemeente te Rome waren tweeërlei christenen, namelijk dezulken die uit het heidendom en die uit de Joden tot den Heere Christus waren gekomen. Tusschen deze Christenen was nog al onderscheid in levenswijze.
Zij die van oorsprong heidenen waren en dus nooit de ceremonieele wetten des Ouden Testament hadden nageleefd, maakten geen onderscheid tusschen het gebruik van vleesch, van reine of onreine dieren afkomstig. Daarentegen waren de Christenen van Joodsche afkomst nog niet los van de spijswetten en zij konden het niet vereenigen met den eerbied, welken toch ieder geloovige aan het woord van Mozes, dat toch God zelf geopenbaard had, schuldig is, dat de Christenen uit de heidenen die spijswetten niet onderhielden. Die christenen van heidensche afkomst waren hun al te vrij. Evenzoo waren de Joden-Christenen in de oogen der anderen weer te bekrompen. Aan die christenen van heidenschen oorsprong, die in de gemeente Rome verreweg de meerderheid hadden, schrijft Paulus nu, dat zij die zwakkere broederen moesten dragen en aannemen en niet met hen twisten. Paulus zelf stond ook op het vrijere standpunt en beschouwt die minder vrije christenen, die zich nog aan de ceremonieele wet gebonden gevoelen, als zwakken in het geloof, die in hun zwakheid gedragen moeten worden. Die nu sterk is in het geloof, d.w.z. die niet op het bekrompen standpunt staat van die Joden-Christenen, zegt Paulus in vers 2, die gelooft dat men alles mag eten, dat geen enkele spijze verboden is, dat al wat in het vleeschhuis verkocht wordt den christen te eten geoorloofd is.
Zoo is het echter niet, zoo luidt vers 2b, met de zwakken, want die zwak is, eet moeskruiden. Hier wordt dus niet gesproken van zwakken naar het lichaam, van kranken, of herstellenden, die geen vaste spijs kunnen verdragen, maar de Apostel bedoelt met „zwakken” hen, die niet sterk genoeg zijn in het geloof om alle vleesch te eten. Die nu nog meent aan de spijswetten gebonden te zijn, al is hij ook door Christus vrijgemaakt van de wet, die zwakke eet eenvoudig moeskruiden of plantaardig voedsel, dan kan hij zich door gebruik van vleesch niet verontreinigen.
De moeskruiden toch, welke ook en waar ook gegroeid, waren rein, terwijl het vleesch, al was het ook van een rein dier, verontreinigd kon zijn door de heidensche wijze van slachting. Die zwakke christenen te Rome, die zich nu nog niet van de spijswetten durfden los te maken, zegt Paulus, aten slechts moeskruiden, wanneer zij bij hunne medechristenen uit de heidenen ter maaltijd waren, uit vrees, dat zij vleesch etende, zouden verontreinigd worden.
Gebeurde dit nu, dan moesten die sterkere broeders daarover niet met hen twisten. Die wel vleesch at, mocht niet verachten die geen vleesch at, terwijl ook de zwakke broeders die vleeschetende christenen niet als te vrij mochten veroordeelen. God had zoowel de zwakkere als de sterke broeders aangenomen in genade en daarom moesten zij elkaar dragen.
Paulus geeft dus geen bevel om moeskruiden te eten, hij zegt alleen slechts wat de zwakke broeders eten, die vreezen zich te verontreinigen. Het vegetarisme, dat alleen plantenvoedsel wil gebruikt zien en het vleeschgebruik veroordeelt, vindt dus in Rom. 14 vs. 2b geen steun. Integendeel het wordt door Paulus als een bewijs van zwakheid in het geloof aangehaald alleen moeskruiden te eten.
Zij die het rechte doorzicht in de wet der christelijke vrijheid in zake de ceremonieele wetten missen, zij zijn het juist die beperking maken in het gebruik van spijzen. Wijs is echter de les van Paulus om de zwakken te dragen. Mocht die in onzen tijd meer in praktijk gebracht worden. Wat heerscht er helaas een uitsluitingsgeest onder vele christenen, die de zwakken in hunne zwakheden niet dragen.

's-Gr. ('s Gravenhage) d.B. 

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1907

De Wekker | 4 Pagina's

Rom. 14 vers 2

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1907

De Wekker | 4 Pagina's