Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christelijke Gereformeerde Kerk (LXXXII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christelijke Gereformeerde Kerk (LXXXII)

De Afscheiding

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij zouden nog veel bijzonders uit het gevangenisleven van de Cock kunnen mededeelen, maar wij doen dit nlet, vreezende anders te breedvoerig te worden. Alleen moeten wij dit nog vermelden, dat toen de Cock nog in de gevangenis zat, de tijd door de Synode bepaald was verstreken en daar de Cock in die zes maanden geen schuldbelijdenis had gedaan, noch berouw had getoond, moest het Prov. Kerkbestuur van Groningen overgaan tot hetgeen daaraan door de Synode alsdan was opgedragen. Daartoe ging het dan ook in zijne vergadering van 20 Jan. 1835 over en zette toen de Cock als predikant geheel af.
Het vonnis dat de Cock in de gevangenis door een bode bezorgd werd, luidt aldus:
Het Provinciaal Kerkbestuur van Groningen.
Gelet op de Synodale uitspraak in de zaak van den Heer Hendrik de Cock, dd. 16 Julij 1884, waarbij aan hem, thans gesuspendeerd predikant te Ulrum, den tijd van een half jaar van heden af wordt verleend, om aan het Provinciaal Kerkbestuur van Groningen zijn berouw en leedwezen te doen blijken, wegens het bedrijf, waaraan, als moetende leiden tot verstoring van de orde en eendragt in de Nederlandsche Hervormde kerk, hij schuldig is verklaard, ter zake van de uitgave van het werkje getiteld: de Evangelische Gezangen getoetst enz. door Jacobus Klok enz. en het plaatsen eener aanprijzende voorrede voor hetzelve en om tevens bij hetzelfde kerkbestuur plegtelijk af te leggen en te onderteekenen de belofte, dat hij zich van nu voortaan, zoo in het openbaar als in het bijzonder, stiptelijk zal gedragen, naar al de bestaande kerkelijke reglementen en verordeningen, zullende bij gebreke hiervan, na verloop van genoemden tijd, het Provinciaal Kerkbestuur van Groningen geautoriseerd zijn, hem namens de Algemeene Synode van zijne dienst als predikant in de Nederlandsche Hervormde kerk geheel af te zetten.
Voorts in aanmerking nemende, dat de opgenoemde heer Hendrik de Cock, het hem door de Synode verleende tijdsbestek van een half jaar, heeft laten verloopen, zonder te hebben voldaan aan hetgeen hem bij de voren gemelde uitspraak was opgelegd. Zulks niettegenstaande ook hij, op den 2 October 1834, bij dit Provinciaal Kerkbestuur heeft binnengestaan en hem tot aan den afloop van het gestelde halfjaar, de gelegenheid was aangeboden, aan het gevorderde te kunnen voldoen.
Verklaart, in voldoening aan en krachtens de autorisatie op dit bestuur bij vorengemelde Synodale uitspraakt verstrekt, den heer Hendrik de Cock, dusverre gesuspendeerd predikant te Ulrum, van zijnen dienst als predikant in de Nederlandsche Hervormde kerk, namens de Algemeene Synode geheel afgezet.
En zal afschrift dezer onverwijld door onzen kerkelijken bode worden bezorgd en geinsinueerd in het correctiehuis te Groningen.
Aldus gedaan in onze buitengewone, volgens besluit der vergadering van den 2 October 11., ter dezer zake door den president zamengeroepen vergadering binnen Groningen, den 20sten Januarij 1800 vijf en dertig.
Het Provinciaal Kerkbestuur van Groningen,

(was get. D. HENDRIKZ, President.
„ „ H. CREMEE, Secretaris.

Zoo was dan het doel bereikt en de Cock naar men meende onschadelijk gemaakt. In de Boekzaal voor Februari had het Prov. Kerkbestuur het bericht van de Cock’s afzetting met deze woorden geplaatst: „Het Prov. Kerkbestuur voornoemd vindt zich verplicht, allen, die in de waarheid belang stellen, plegtig te verzekeren, dat de door onbeladen ijver te ver vervoerde man, omtrent wien de handhaving van wet en orde gemelden maatregel heeft nootzakelijk gemaakt, door geen Kerkelijk Bestuur om zijne gevoelens, maar alleen om zijn verkeerd gedrag is veroordeeld geworden.” Of men ook gevoelde dat het feitelijk de leer was, anders had men immers niet zoo plechtig behoeven te verzekeren „het tegenovergestelde.” Wij verdedigen naar den vorm de handelwijze van de Cock in alle opzichten niet, maar waar het op het wezen aankomt, waar het zijn strijd tegen den geest der dwaling geldt, zijn opkomen voor de zuiverheid der leer en de toepassing van kerkelijke tucht ook over de leeraars, daar staan wij geheel aan zijne zijde en willen de Cock’s handelingen tegenover ieder verdedigen.
Reeds den 14 Februari moest de Cock’s echtgenoote de pastorie ontruimen, terwijl haar man nog in de gevangenis zat. Wat al barmhartigheid, Een verzoek om eenigen tijd uitstel werd gewezen van de hand en zoo werd deze vrouw gedwongen de pastorie te verlaten en voorlopig haar intrek te nemen bij een weduwe, die haar een kamer en een voorhuis inruimde, terwijl de andere vrienden het overtollige huisraad zoolang in bewaring namen.
In zijn gevangenis gaf de Cock aanwijzingen betreffende het een en ander en bleef te midden van alles opgewekt en goedmoeds, gedurig verkwikt wordende of door bezoeken of door brieven, waarin hem gemeld werd dat men zich had afgescheiden en met spanning de ure van zijn komst tegemoet zag.
Gedurende de Cock’s verblijf in de gevangenis bleef zijn vrouw met de inkwartiering belast en de luitenant, hoofd van het detachement, had niet nagelaten Mejuf. de Cock op alle mogelijke wijze te kwellen; bij zijn vertrek weigerde hij zelfs het verschuldigde kostgeld te betalen, waartoe hij later echter van hooger hand werd gedwongen. Zoo naderde langzaam het tijdstip, waarop hij ontslagen worden zou en Zaterdag 28 Februari keerde hij tot de zijnen te Ulrum. Veel was daar veranderd. De pastorie mocht evenmin als den kansel meer door hem betreden worden. Met niet meer dan 20 personen mocht men vergaderen. Daar was haat en vijandschap binnen Ulrum ontstaan tegen de aanhangers van de Cock, en in zijn request aan den Gouverneur van Groningen spreekt hij daarover aldus: Na mijne gevangenschap Christi, H. Ed. Heer, heeft men wederom niet nagelaten mij te vervolgen als een veldhoen op de bergen, en mijne burgerlijke en godsdienstige vrijheid onderbroken en verstoord op verschillende en zelfs op de baldadigste wijze, tegen onze Grondwet niet alleen, maar allezins ook tegen de Roomsch-Fransche, die zeker der Gereformeerde Godsdienst niet te gunstig is, want behalve dat de veldwachter gedurig naar zijn last en bevel, misschien de last van de burgemeester, in ons huis dringt en het heir overziet, heeft men ons Zondagmorgen, vergaderd zijnde onder het getal door de Roomsch-Fransche wet in het burgerlijke en godsdienstige allezins vrijgelaten, door mij zelfs uit den mond van Z.M. den Koning vernomen en zoo door de regtbank van Appingedam als door die van Groningen, in onze Gemeente door onderscheiden vonnissen bevestigd en toegelaten, welke vonnissen thans ten onzen aanzien niet kunnen overtreden worden mijns inziens, zonder volkomen tyrannie en conscientiedwang, daar wij anders in allen opzichte ons gedragen als stille, rustige burgers, heeft men ons, zeg ik, niettegenstaande dit alles, en schoon wij onzen vervolgers zulks zacht moedigiijk voorstelden, echter verdreven, schoon nog geen uiterlijk geweld te werk stellende, maar degenen die vergaderd waren, gelegenheid gevende ongehinderd te kunnen vertrekken. Zoo min echter op straat als in huis hadden de vrome, rustige burgers vrede, maar zij werden verjaagd, gestoken en beleedigd.”

Q.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1907

De Wekker | 4 Pagina's

De Christelijke Gereformeerde Kerk (LXXXII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1907

De Wekker | 4 Pagina's