Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doop en Wedergeboorte (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doop en Wedergeboorte (VII)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo bleek het ons dan uit de stukken dat het gevoelen van Dr. Kuyper in zake den doop van Johannes niet is het gevoelen onzer oude Theologen en dat hij voor zijne verklaring van Hand.
19:1—7 geen steun vindt bij onze oude exegeten, ook niet bij Calvijn. Dr. Kuyper ontkent in zijn
E Voto, Dl. II pag. 511 aanteekening, dit laatste wel en beroept zich op Calvijn als een voorstander van zijn uitlegging, maar wij hebben er Calvijn nog eens op nagezien en hij zegt in zijn commentaar op Hand. 19:1—7, nadat hij eenige andere gevoelens heeft opgesomd: „Maar aangezien deze veronderstelling volstrekt geen schijn van waar heeft, ja de woorden van Paulus veeleer aanduiden dat zij ware en oprechte discipelen van Johannes waren en Lucas hen eershalve discipelen van Christus noemt, onderschrijf ik ook dit gevoelen niet, ook ontken ik dat de doop met water herhaald is 1), dewijl de woorden van Lukas niet anders willen zeggen, dan dat zij met den Heiligen Geest gedoopt werden”. Hoe Dr. Kuyper nu nochtans zeggen kan dat Calvijn van zijn gevoelen is, verklaren wij niet te verstaan, want duidelijker en sterker dan Calvijn het tegenovergestelde uitgedrukt heeft, kan het niet uitgedrukt worden, en gerustelijk kan worden gezegd: dat het gevoelen van Dr. Kuyper hier volstrekt niet op de Gereformeerde lijn ligt, maar geheel in strijd met onze aloude Gereformeerde opvatting komt.
Toch moet ons dit niet al te zeer verwonderen. Dr. Kuyper moest dit wezenlijk onderscheid wel aannemen, anders kon hij nooit bij den Christelijken doop aannemen wat hij thans aanneemt. De dogmatiek steunt op de exegese en een verkeerde exegese leidt eene onschriftuurlijke dogmatiek. Wij kunnen dat bij Dr. Kuyper telkens vinden. Hij exegetiseert de Schrift wel, maar het resultaat zijner exegese staat vooraf reeds vast. De exegese wordt beheerscht door het dogmatisch systeem en als zoodanig is de exegese niet vrij meer, maar slaafs gebonden. Zij moet zich richten naar het systeem in welk dienst zij staat en waarvoor zij uit het Woord nu de Schriftuurlijke gronden en gegevens moet bijbrengen. Onpartijdige en vrije uitlegging der uitspraken die betrekking op den Johanneïschen doop hebben, moeten een ander resultaat geven dan waartoe Kuyper kwam. Maar komt men werkelijk tot een ander resultaat en blijkt het dat Dr. Kuyper hier mis is, dan vervalt zijn geheele Doopsleer, want die aandachtig hare ontwikkeling in E Voto nagaat, ontdekt dat zij juist geheel door dit wezenlijk onderscheid tusschen den Johanneïschen en den Christelijken doop wordt beheerscht. Er zit logica in Kuypers doopsleer, maar hoe logisch iets ook ontwikkeld wordt, als het principe of uitgangspunt verkeerd is, kan de logische ontwikkeling wel zuiver zijn, maar een verkeerd uitgangspunt geeft noodwendig verkeerde resultaten. Is het uitgangspunt onschriftuurlijk, het is onmogelijk dat de logische ontwikkeling Schriftuurlijke resultaten kan brengen. En van zelf kan dan de exegese niet tot haar recht komen. Want zij moet hare resultaten telkens inpassen in de logische ontwikkeling der denkbeelden en deze steunen. Nog eens: de exegese komt dan in dienst der logica en niet de logica in dienst der exegese.
Wij willen dit nog een weinig nader aantoonen.
Dr. Kuyper zag in den Christelijken doop wat anders, iets wezenlijk van den Johannes-doop onderscheidende. Maar dit „wezenlijk onderscheidende” moest exegetisch gegrond en bevestigd worden.
Dit geschiedt door de uitspraken der Heilige Schrift, die op den Johannes-doop betrekking hebben, zoodanig uit te leggen, dat de Johannes-doop niet anders dan een bloote waterdoop wordt, een doop waarbij alle gave en genade des Heiligen Geestes ontbrak.
Dit zelfde, zegt Dr. Kuyper, geldt ook van den doop die door Jezus’ Apostelen vóór den pinksterdag bediend is. Staat dit eenmaal vast, dan kost het geen moeite meer om in den Christelijken doop den water- en den Geestesdoop zoo onafscheidelijk met elkander te vereenigen, dat water- en Geestesdoop gelijktijdig plaats vinden, of gelijk Dr. Kuyper het uitdrukt
E Voto, Dl. II pag. 535 „Zoo dikwijls dus de Heilige Doop in het midden der gemeente bediend wordt, hebt ge te verstaan dat op het hetzelfde oogenblik, waarop de dienaar het water van den doop toedient, uw Middelaar en Heiland uit den hemel, waar Hij aan de rechterhand Gods verhoogd is, een genadewerking werkt in de ziel van het kind of de persoon die gedoopt wordt.” Dat is het wezenlijk nieuwe in de doopsleer van Dr. Kuyper en iets wat gij bij onze oude Gereformeerde theologen te vergeefs zoekt: dat hij den Geestesdoop met den waterdoop verbindt en beide gelijktijdig laat plaats hebben. Dat vindt gij bij niemand van onze theologen.

L. (Leiden) J.
1
) Wij cursiveeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1907

De Wekker | 4 Pagina's

Doop en Wedergeboorte (VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1907

De Wekker | 4 Pagina's