Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het voortbestaan der Christelijke Gereformeerde Kerk(VII)

Bekijk het origineel

Het voortbestaan der Christelijke Gereformeerde Kerk(VII)

Hoofdstuk IV. Het beginsel der Afscheiding veroordeeld

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het bleef niet bij bestrijding van de Afscheiding, zij zou ook metterdaad veroordeeld worden. Geen separatie, maar doleantie, zoo luidde de leus van de mannen van 1886. Die doleantie was inderdaad eene veroordeeling van de Scheiding. Zij riep de Christelijke Gereformeerde Kerk toe: Wat in 1834 geschiedde, kunnen wij niet aanvaarden, wij zullen een beteren weg inslaan, en dan hebt gij uw verkeerden weg te verlaten door vereeniging met ons, die de aloude Gereformeerde Kerken in Nederland zijn, van welke Kerken gij u hebt afgescheiden.
Dat de doleantie eene veroordeeling der Afscheiding was, zal ons nader blijken, als wij in kort haar ontstaan nagaan. De doleantie was de vrucht van een lang te voren bereid plan. Toen in 1876 de nieuwe wet op het Hooger Onderwijs werd ingevoerd, werd de faculteit der godgeleerdheid veranderd in een faculteit voor godsdienstwetenschap. De Nederlandsche Hervormde Kerk mocht echter kerkelijke hoogleeraren aanstellen voor de dogmatiek en praktische vakken. De Synode der Hervormde Kerk benoemde daarop kerkelijke hoogleeraren die óf modern óf de richting der Groninger School waren toegedaan. Dit gaf aanleiding tot de oprichting der Vrije Universiteit in 1880. Door middel van die Universiteit zouden Gereformeerde leeraars in de Hervormde Kerk worden gebracht. De Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk belette dit echter door haar besluit om candidaten in de theologie, van de Vrije Universiteit komende, niet toe te laten tot het proponentsexamen. Zoo was dan de weg gesloten om candidaten der Vrije Universiteit als predikanten in de Hervormde Kerk te doen optreden. Het verzoek van vele orthodoxen, zoowel in 1882 als in 1885 aan de Synode gedaan om dit besluit op te heffen, werd afgewezen. Er moest nu een uitweg gezocht voor de candidaten der Vrije Universiteit. Welke die uitweg zou zijn, werd reeds in 1883 duidelijk.
In dat jaar werd op 11 April onder leiding van Dr. Kuyper eene samenkomst gehouden in Frascati in Amsterdam, om te protesteeren tegen de door de Synode gewijzigde proponentsformule. Verschillende kerkeraden der Hervormde Kerk hadden afgevaardigden gezonden.
Alleen zij die de drie formulieren van Eenigheid onderteekenden, werden toegelaten. De aldaar vertegenwoordigde kerkeraden verbonden zich niemand in hunne gemeenten tot den Dienst des Woords toe te laten, dan die vooraf instemming betuigden met genoemde formulieren van Eenigheid. Ook besloot men aldaar reeds „dat het kerkverband van 1816 mocht en moest worden verbroken, indien de Gereformeerde Kerken belet zouden worden Koning Jezus als Souverein in Zijne kerk te eeren”. Verder bijaldien het daartoe kwam en de Gereformeerde belijders in deze door hun kerkeraad werden tegengestaan, dat zulke belijders alsdan de gemeenschap met dien kerkeraad zouden opzeggen, eigen ouderlingen en diakenen benoemen en voorloopig, gelijk de Gereformeerden in de zeventiende eeuw hadden gedaan, als doleerende Kerk zouden optreden. Ook werd de gemeente Amsterdam aangewezen, om, indien een kerk in moeilijkheid kwam met de Synodale hierarchie, de kerken weder tot een conferentie saam te roepen. Alzoo werd in 1883 reeds in beginsel tot doleantie besloten. Men had dus een vastgesteld plan, volgens hetwelk men zou handelen.
In 1885 slaagde de eerste candidaat der Vrije Universiteit, de heer Houtzagers. Daar deze niet beroepbaar was in de Hervormde Kerk, trad prof. Rutgers in verbinding met den kerkeraad der Hervormde gemeente te Kootwijk, en deze beriep candidaat Houtzagers, welk beroep door hem 8 Januari 1886 werd aangenomen. Daar de kerkeraad van Kootwijk de bepaling der Synode overtrad inzake de beroeping van een candidaat der Vrije Universiteit, werd hij 1 Februari 1886 door het Classicaal Bestuur van Harderwijk geschorst. Twee dagen later zeide Kootwijk’s geschorste kerkeraad de gehoorzaamheid aan de Synode op, en 7 Februari werd candidaat Houtzagers door Ds. F.P.L.C. van Lingen te Kootwijk bevestigd als leeraar. Zoo is dus Kootwijk’s kerkeraad geschorst omdat hij eene synodale bepaling overtrad, namelijk het beroepen van een candidaat die in de Hervormde Kerk niet beroepbaar was. Niet om getrouwheid in de Gereformeerde leer, maar om ontrouw aan zijn plicht werd die kerkeraad geschorst. Uit die ontrouw is de Doleantie geboren of liever uit de noodzakelijkheid om een uitweg te vinden voor de candidaten der Vrije Universiteit.
Daar echter Kootwijk in zijn breken met de besturen der Hervormde Kerk niet alleen kon staan, moest tegelijk te Amsterdam de doleantie ontstaan, wat dan ook in het begin van 1886 plaats vond. Wij wenden dus nu den blik naar Amsterdam.

’s Gr. ('s-Gravenhage) d.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1907

De Wekker | 4 Pagina's

Het voortbestaan der Christelijke Gereformeerde Kerk(VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1907

De Wekker | 4 Pagina's