Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederland (66)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederland (66)

De kracht des geloofs (118)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jan Woutersz. van Cuyck (10)

Vijf dagen mocht de vrome martelaar rust genieten. Toen werd hij weer voor zijne rechters gesteld, die de oude vragen tot hem richtten. De schout vroeg hem, of hij wel gehoord had, dat zijne zuster in het geloof mede gepijnigd was, en een der heeren voegde daaraan toe: „maar zij is wijzer geweest dan gij, zij heeft namen genoemd en is daarom veel eerder los gelaten”.
„Ik geloof U niet”, was ’t antwoord, „want ik heb haar hooren bidden, maar niet hooren verraden”.
„Dat kondt ge ook niet hooren”, sprak de rechter, „wij hebben u wel in een kerker gezet, waar ge haar gekerm kondt hooren, maar niet hare woorden; dat gehoor heeft u zeker goed gedaan, niet waar?
„Ik weet het beter”, sprak van Cuyck, „ik weet, dat gij onwaarheid spreekt; ik heb alles gehoord, en zij heeft niemand genoemd”.
Ditmaal werd van Cuyck niet gepijnigd, maar vreeselijk bespot. Men noemde hem een knecht des duivels, een verleider, die niet waard was langer te leven; men beschuldigde hem van de grofste zonden, waarvoor men geen enkel bewijs had, en sarde hem op de gruwelijkste wijze. En van Cuyck stond daar zwijgend bij, naar het voorbeeld van zijnen grooten Meester.
Eindelijk werd zijn vonnis uitgesproken: omdat hij een hardnekkige ketter was, die door beloften noch bedreigingen, door goede woorden noch pijn was te bekeeren, die zijne huisvrouw en zijn kind had verleid en nog anderen had helpen verleiden, ja vergaderingen had gehouden in hoeken en winkels, in schuren en op zolders, tegen ’s konings plakkaten, zou hij ten voorbeeld en afschrik van ieder met vuur worden verbrand.
In diezelfde rechtszitting werd ook Adriaanke Jansd. voorgebracht en tot dezelfde straf verwezen.
Met blijdschap hoorden beiden het vonnis aan. „Wij gaan naar den Heiland”, zoo juichen zij, „nog weinige dagen en wij zijn verlost van zonde, ellende en pijn en zullen eeuwig zijn bij en met Hem, die ons kocht met zijn bloed”.
Den 18n Maart 15751 verdrong zich op het nieuwe werk in Dordrecht een onafzienbare menigte om een schavot, dat was opgericht. Ook was een menigte krijgsvolk op de been, om de burgers in bedwang te houden, want van Drenckwaart wist het wel, dat in Dordt meer aanhangers van Oranje waren dan van Spanje, en hij vreesde voor oproer. Want de kunstschilder Jan van Cuyck en zijne zuster in het geloof Adriaanke Jansd, zouden dien dag hun vonnis ondergaan en beiden waren bij zeer veel Dordtenaren geliefd.
Toen de veroordeelden uit den kerker gehaald werden, bond de beul hun de handen op den rug en leidde hen zoo den weg ten doode langs. Biddende lieten beiden zich binden en vermaanden elkander tot trouwe standvastigheid. Daarom zei de schout: „Als zij die woorden onderweg, of op den brandstapel spreken, wordt de menigte bewogen, hen te verlossen en we kunnen het einde niet overzien”. Al de rechters waren het daarmede eens en daarom werd beiden een prop in den mond gedaan, om hun het spreken te beletten. Zoo werden ze weggeleid.
Maar de Heere had het anders beschikt. Van Cuyck wist de prop uit den mond weg te werken en riep, onder het gaan, met luider stem: „O Heere, versterk toch uwen zwakken dienstknecht en uwe arme dienstmaagd. Om Uws Naams wil zijn wij hiertoe gekomen, daar wij ons willig toe bereid hebben”.
Het was een ware triumftocht, die gang naar het schavot, In de oogen van honderden blonken tranen; vele wakkere handen grepen naar het zijdgeweer en omklemden krampachtig het gevest, maar het bewustzijn, den toestand wel te kunnen verergeren, maar niet te kunnen verbeteren, weerhield hen van daden. Eén uit den volkshoop kon zich niet bedwingen. Hij dringt door den volkshoop heen, plaatst zich voor van Cuyck en spreekt hem toe, terwijl hij den martelaar om den hals valt: „Strijd vromelijk, lieve broeder! Gij zult hiernamaals niet meer lijden noch weenen, na eenige seconden neemt uwe heerlijkheid een aanvang”.
„Ik draag reeds de lidtteekenen des Heeren in mijn lichaam”, zegt van Cuyck, terwijl hij, zooveel zijn geboeide handen toelaten, de borst ontbloot en de bloedige wouden laat zien. „Zie eens, broeder, hoe ik mishandeld ben; ik verlang naar huis. Ja ik zie het al. Ik hijg naar de eeuwige rast, naar het huis mijns Vaders”.
„Voort”, roepen de rechters. „Wie heeft daar met den veroordeelde gesproken?” vraagt een van de heeren. Niemand antwoordt en de schare heeft den spreker in haar midden opgenomen, zoodat niemand hem vinden kan.
Eindelijk is de plaats van het schavot bereikt. Adriaanke moest het eerst sterven. Toen zij op den brandstapel aan de paal verworgd werd, riep Van Cuyck: „Dit is de dag der dagen, dit is de dag der zaligheid. Vaarwel, lieve zuster, vaarwel, tot straks!”
Ook hij werd aan de paal gebonden. Nog eenmaal laat hij den blik over de menigte gaan, nog eenmaal opent hij den mond en zegt: „Adieu en oorlof, mijn lieve broeders en zusters, ik wil u hiermede den Heere aanbevelen, den Heere, die ons met Zijn bloed heeft gekocht.”
En den blik naar boven slaande, sprak hij: „O God, die mijne sterkte zijt, ik beveel onzen geest in Uwe handen.”
Zoo stierf de kunstschilder Jan Woutersz. van Cuyck.
Hoe Dordtrechts bevolking het verstond, blijkt uit het volgende versje:

Deze twee schaepkens zijn door, voor ’t Tempeest,
Wat heeft al haar lijden nu geweest?
Zij hebben de kroon
Der martelaren verworven,
Die hebben zij nu voor haar loon.

H. (Harderwijk) V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1909

De Wekker | 4 Pagina's

Nederland (66)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1909

De Wekker | 4 Pagina's