Vragenbus
J. v. D. te A. vraagt: „Waarom hebben wij thans geen Apostelen meer noodig?”
Antwoord: Toen de elve van den terugkeer van den Olijfberg te, Jerusalem te saam-vergaderd waren, zeide Petrus, met het oog op de verkiezing van een Apostel in de plaats van Judas: „Het is dan noodig, dat van de mannen, die met ons omgegaan hebben, al den tijd, in welken de Heere Jezus onder ons in en uitgegaan is, beginnende van den doop van Johannes tot den dag tos in welken Hij van ons opgenomen is, een van deze met ons getuige worde van Zijne opstanding.” Hand 1:21, 22. Hieruit blijkt dat de nieuw te kiezen Apostel voornamelijk getuige moest zijn van de opstanding van Christus.
De opgewekte Christus was niet al den volke verschenen, maar alleen aan sommigen van Zijne vrienden. Zoude nu de leer van de Opstanding van Christus, welke de grondslag is des geloofs, (1 Cor, 15:14) dus verbreid en aangenomen worden, dan moesten de gezanten of Apostelen kunnen getuigen, zooals Johannes zegt: Wat onze oogen gezien, wat onze ooren gehoord, wat onze handen getast hebben van het Woord des levens, dat verkondigers wij u. Zij moesten den grondslag leggen van de Christelijke kerk door hunne prediking als getuigen, Nu echter de kerk des Nieuwen Testaments gesticht is en het Apostolisch getuigenis neergelegd is in de Heilige Schrift, zijn er zulke bijzondere getuigen als in Hand. 1:21, 22 genoemd worden, niet meer noodig. De herders en leeraars kunnen nu voortgaan op het Apostolisch getuigenis.
's-Gr. ('s-Gravenhage) D.B.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1909
De Wekker | 4 Pagina's