Vragenbus
J. D. te H. vraagt ons: Hoe moet verstaan worden, dat in Hebr. 9:4 gezegd wordt dat in de ark des verbonds de gouden kruik met manna en de staf van Aäron, welke gebloeid had, waren, terwijl in 1 Kon. 8:9 gezegd wordt dat in de ark alleen de twee steenen tafelen lagen?
In Exodus 40:20 wordt gezegd dat Mozes in de Ark slechts do twee tafelen der Wet legde, terwijl in Exodus 16:32 — 34 en Numeri 17:4—10 wordt gezegd dat de gouden kruik met manna en de staf van Aäron vóór de getuigenis tot bewaring werden gezet.
Hieruit blijkt wel dat de Wetstafelen feitelijk alleen in do Verbondsark lagen, terwijl naast de ark of voor dezelve de kruik en de staf waren gezet. Hiermede komt dan 1 Kon. 8:9 overeen.
Lezen wij nu in Hebr. 9 dat ook de kruik met manna en Aärons staf in de ark waren, dan wordt daarmede niet bedoeld dat zij bepaald in de ark waren, maar in hare nabijheid in het heilige der heiligen achter het tweede voorhangsel. Nu wordt in Deut. 31:26 gesproken van het wetboek (niet de Wetstafelen, maar het boek door Mozes geschreven en voleindigd in het laatst van zijn leven), te leggen aan de zijde der Ark des Verbonds. Dit wijst er op dat er ook naast de ark nog het wetboek lag, en dat evenzoo kruik en staf er naast kunnen gelegen hebben. Sommigen nemen aan dat er zijladen waren aan de ark, welke niet door het verzoendeksel werden gedekt en dat in die zijladen van de eigenlijke ark kruik en staf lagen. In 1 Kon. 8:9 zou dan de ark in engeren zin zijn bedoeld en in Hebr. 9 de ark in ruimeren zin, n.l. de ark met de zijladen er bij.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1909
De Wekker | 4 Pagina's