Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit het Zuiden 1910 (8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit het Zuiden 1910 (8)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder het vele, dat van den grooten kerkhervormer uit de zestiende eeuw met name Calvijn in herinnering gebracht, bij de herdenking van den 400sten geboortedag van dezen geloofsheld te Geneve, is er één ding, dat bij het lezen van een en ander ons bijzonder aantrok.
Het was de zeer juiste opmerking, door meer dan een spreker gemaakt, dat Calvijn’s geloof, Calvijn’s leven en Calvijn’a leer één ondeelbaar geheel vormen.
Zulk een getuigenis is onzes inziens al het schoonste, dat ooit van een Evangelieprediker en van een Evangelie belijder kan gegeven worden.
Er wordt wel eens, en niet zonder reden, geklaagd, dat er thans zooveel verwaterd Christendom is, en als men weten wil, waar hiervoor een der voornaamste oorzaken moet worden gezocht, dan ligt die juist daarin, dat er bij velen zulk een grooten afstand is tusschen geloof, leven en belijdenis.
Dat we ons geloof kunnen omschrijven en elk hoofdpunt uit onze Christelijke belijdenis weten te formuleeren, is o zoo best, maar van het allergrootste belang is de vraag, hoedanig het verband is tusschen dit alles en ons leven.
Dat is van groot belang, allereerst in betrekking tot God, want de Heere vraagt naar waarheid in het binnenste. De waarheid op onze lippen te hebben, zegt veel, maar daarmee is nog niet gezegd, dat we de waarheid in ons hart hebben.
Waar dit ontbreekt, zullen we met woorden alleen God niet behagen, want niet, die daar zegt: Heere, Heere zal ingaan, maar alleen zij, die den wille Gods hebben gedaan.
Belangrijk is dit ook ten opzichte van onzen naaste.
Van menschen die zeggen: doet naar mijn woorden, maar niet naar mijn werken, kan nooit een gewenschte invloed uitgaan op anderen.
Veeleer juist tegenovergesteld.
En wie gevoelt niet van welk een beteekenis het is voor zijn eigen persoon, als we door Gods genade menschen mogen zijn, bij wie de eenheid niet moet gezocht, maar in wie die eenheid duidelijk aan ’t licht komt, eenheid namelijk tusschen geloof, leven en belijdenis.
Er is geen grooter, geen treuriger en geen meer heerschende dwaling in het praktische leven, dan te willen scheiden, wat God heeft samengevoegd.
’t Is mij meermalen opgevallen, dat er Christelijke (?) kringen zijn, waar men niets minder kan dulden, dan dat hier op aangedrongen wordt.
Dat dit een allertreurigt teeken is, behoef ik u niet te zeggen.
Maar ’t is eenmaal zoo in de wereld. Veel menschen willen anderen ten vriend zijn op één voorwaarde.
En die voorwaarde houdt dan in: Zeg anderen ernstig de waarheid, maar doet dit nooit tegen mij. Op de vraag: is die prediking u bevallen? hoorde ik eens een dame zeggen, die bij een „afgescheiden” predikant ter kerk was geweest: „Slechts één ding heeft mij ontzettend gehinderd, en dat was, dat alles veel te persoonlijk was.”
Gelijk die dame, daar kunt gij zeker van zijn, zijn er heel veel menschen, die geen persoonlijke waarheid willen.
Men heeft aan algemeenheden genoeg.
Meer wil men, meer verlangt men niet. Onze oude gereformeerde theologen dachten er anders over. Profeten en Apostelen door God gezonden dachten er ook anders over.
De mensch heeft een persoonlijk leven, een persoonlijke schuld. Hij moet persoonlijk sterven en zal persoonlijk genade moeten bezitten, zal hij de eeuwige verdoemenis ontvlieden.
Daarom moet ieder prediker van het evangelie trachten do pijlen des Woords te richten op de harten der menschen. En die gewaar wordt, dat een prediker daar op uit is, moet dit niet een oorzaak van ergenis, maar veeleer tot dankbaarheid zijn.
Natuurlijk kan iemand persoonlijk zijn op een verkeerde wijze, dit is iets anders. Zoo goed als het eerste is, zoo verkeerd is het andere. ’k Heb eens geboord van een prediker, die de treurige gewoonte had, om op de menschen te preeken, gelijk men dat noemt. Er werden geen namen genoemd, maar zonder die te noemen, kon men dan toch wel weten, op wie de spreker het gemunt had.
Zoo iets veroorzaakt allerlei treurige verhoudingen.
Zulke predikers maken zich ten laatste onmogelijk.
Menschen, Christenen, die er naar staan om én in hun geloof, én in hun leven, én in hun leer of belijdenis één te zijn, zijn menschen, gelijk men dat wel eens noemt, uit één stuk.
Deze hebben in den regel niet de meeste vrienden.
Maar wat zij hebben, zij mogen vertrouwen op de beloften, welke de Heere heeft gedaan aan de oprechten van hart.
Zij zijn geen smakeloos geworden zout gelijk, geen wandelende vraagteekens, geen menschen met twee aangezichten, ook geen menschen waarvan de Genestet zingt:

„Zoo’n middenman, wat heb je er an.”

Zierikzee

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1910

De Wekker | 4 Pagina's

Brieven uit het Zuiden 1910 (8)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1910

De Wekker | 4 Pagina's