Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jephta’s dochter (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jephta’s dochter (1)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van verschillende zijden werd mij de vraag gedaan, of de verklaring, die Dr. de Moor, predikant bij de Ger. kerk te ‘s Gravenhage, in de Gereformeerde Kerkbode van 27 Februari van Jephta’s dochter gegeven heeft, juist is en in overeenstemming met de verklaring die onder ons als vaststaande beschouwd wordt.
Die vraag is onzes inziens niet zoo eenvoudig en voor ons een aansporing geweest om dit punt eens nader te onderzoeken en te zien, tot welke resultaten dit onderzoek leiden zou.
Het gaat hier allereerst over hetgeen er staat geschreven, dus om de juiste vertaling van den Hebreeuwschen tekst, daarna hoe dat geschrevene nu moet worden verklaard.
Nu heeft Dr. de Moor werkelijk op dit punt een afwijkend gevoelen voorgedragen, d. w. z. hij heeft eene verklaring van Jephta’s dochter gegeven, die afwijkt van de verklaring, die onder ons als vaststaande wordt aangenomen.
Op zich zelf beschouwd mag dit echter geen oorzaak zijn, om daarom zijne verklaring reeds af te wijzen, want de mogelijkheid is volstrekt niet uitgesloten, dat eene algemeen aangenomen verklaring toch nog de juiste niet is.
Dat eene verklaring in strijd is met die welke omtrent dit punt altijd gegeven is, mag dus nooit een oorzaak zijn om haar onvoorwaardelijk af te wijzen, hoewel dit maar al te dikwijls geschiedt.
En het nieuwe wordt niet zelden veroordeeld omdat het nieuw is.
Dit nu is onjuist.
Wij mogen nooit iets afwijzen of verwerpen dan na zorgvuldig onderzoek, en blijkt het bij dat onderzoek, dat niet de algemeen aangenomene verklaring, maar juist de afwijkende de ware is, dan moeten wij niet aarzelen om de aangenomene los te laten en ons tot de afwijkende te bekennen.
Dat is eisch van eene goede Schriftverklaring. Niet het oude gelooven omdat het oud is en het nieuwe verwerpen omdat het nieuw is, maar eenvoudig vragen: Wat zegt de Schrift?
Dat wil ook Dr. de Moor en als zoodanig is ons beginsel en uitgangspunt hetzelfde.
Hij zegt in de Kerkbode van 27 Febr. jl. dat het bij de exegese nlet allereerst gaat om hetgeen wij denken van God, doch om wat de Schrift zegt. „Wanneer er duidelijk staat, dat Jephta belooft het eerste wat hem tegemoet komt, als hij met vrede wederkeert, te zullen heiligen en ten brandoffer te zullen offeren; en daarna, dat hij aan zijn dochter zijne gelofte volbracht, die hij beloofd had,  zien wij niet in, dat dit anders kan uitgelegd worden dan dat hij haar werkelijk ten brandoffer overgaf.
Maar dan gaan wij niet redeneeren tegen de Schrift, en nog veel minder God beschuldigen, doch we buigen eerbiedig het hoofd voor des Heeren woord, en betreuren de lichtzinnigheid des menschen, die zulk eene vreeselijke daad noodig maakte omdat de eed, den Heere gedaan, niet mag verbroken worden.
Het is niet de vraag, of de Heere een tyran is, die bloed eischt , zulke vragen mag men niet stellen.
De modernen doen dat, als zij het offer van Golgotha verwerpen.
Dan smalen zij van bloed-theologie.
Wij moeten de vraag anders formuleeren: kan God toelaten, dat met aan Hem gedane beloften wordt gespot, en dat door den richter?
Als we die beide vragen stellen: wat zegt de Schrift? wat eischt de heiligheid van den naam des Heeren in de gelofte?
dan is het antwoord niet twijfelachtig.”
Wij gaan met de redeneering van Dr. de Moor niet accoord.
Als hij zegt: dat wij hier betreuren de lichtzinnigheid des menschen, die zulk eene vreeselijke daad noodig maakte, omdat de eed, den Heere gedaan, niet mag verbroken worden, dan beweert hij iets wat volstrekt niet kan bewezen worden, ja dan legt hij daarmede op Jephta den blaam van lichtzinnigheid in het doen van zijne gelofte, wat geheel in strijd is met Richt. 11 : 29 waar wij lezen: dat de Geest des Heeren op Jephta kwam, dat hij Gilead en Manasse doortrok.
Wij gelooven op grond van deze uitspraak volstrekt niet, dat Jephta in een oogenblik van lichtzinnigheid of onbedachtzaamheid deze belofte heeft afgelegd.
Hij wordt in Hebreen 12 : 32 genoemd onder de helden des geloofs, die dus zijn vertrouwen niet stelde op zijn bekwaamheid en dapperheid, waardoor hij het vertrouwen van zijne stamgenooten had verworven, maar op den Heere.
Het geloof grijpt God aan in de ure van benauwdheid, het zoekt zijn sterkte in God en dat Jephta dat werkelijk gedaan heeft, bewijst nadrukkelijk de gelofte die hij aflegt.
Wat was de gelofte ?
Dr. Hoedemaker zegt: „De gelofte is een offer, dat in de toekomst zal worden gebracht, derhalve een onvolkomen offer, waardoor aan de behoefte van het vrome gemoed wordt voldaan, om Gode reeds nu de eere te geven van het geen men wenscht en hoopt en verwacht te ontvangen, Hem reeds nu den dank te brengen, die men gevoelt en waartoe men verplicht is.”
Zoo deed Jacob aan den Heere een gelofte te Bethel, aan den God van zijn vader die hem aldaar verschenen was en hij zeide: „Wanneer God met mij geweest zal zijn en mij behoed zal hebben op dezen weg, dien ik reize, en mij gegeven zal hebben brood om te eten en kleederen om aan te trekken, en ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn, zoo zal de Heere mij tot een God zijn.” Gen. 28 : 20, 21.
Wij mogen ons dus Jephta volstrekt niet voorstellen als handelde hij daar in een oogenblik van lichtzinnigheid, maar hebben deze zijne gelofte te beschouwen als geboren wordende uit datzelfde geloof, waarin hij den strijd met de kinderen Ammons aanvaardde.
Wanneer hij werkelijk, zooals Dr. de Moor beweert, in een lichtzinnig oogenblik een belofte van zoo verre strekking aan den Heere gedaan had, dan is het eerstens de vraag: of zulk een gelofte den Heere welbehagelijk geweest was en daarna of de vervulling van deze gelofte, op de wijze zooals Dr. de’ Moor het voorstelt, een nog niet veel zwaardere zonde zou zijn geweest, dan het ootmoedig belijden, dat hij een gelofte beloofd had, die hij niet vermocht te houden.

Maar laat ons zien, wat Jephta beloofd heeft.

Leiden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1910

De Wekker | 6 Pagina's

Jephta’s dochter (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1910

De Wekker | 6 Pagina's