Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Pauselijke Encycliek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Pauselijke Encycliek

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met verontwaardiging namen we kennis van den inhoud der jongste „Littera Encyclica” van Paus Pius X, gegeven bij gelegenheid van den 300-jarigon gedenkdag der heiligverklaring van Graaf Carlo Borromeo.

’t Is nog niet zoo lang geleden, dat ons werd medegedeeld, welke verwachtingen men in antirevolutionaire kringen koesterde ten opzichte van de tegenwoordige coalitie op politiek terrein, en hoe men zich verblijdde met de toenadering tusschen Rome en Dordt, ja hoe zelfs hier en daar de hoop werd gevoed, dat ’t nog eens tot een volkomen vereeniging, ook op kerkelijk gebied, zou komen, tusschen Gereformeerden en geloovige R.-Katholieken.

Maar nu komt daar onverwachts deze pauselijke Encycliek; en wat houdt die in? O. a. dit volgende: De Hervormers, tegen wie a, a. Borromeus optrad, waren „hoogmoedige en oproerige mannen, vijanden van Christus’ kruis, mannen, die alleen bezield waren met aardsche gevoelens, en wier God hun buik was” — verder: „Dit opstandige rumoer en dit bederf van geloof en zeden noemden zij hervorming” en zichzelven „hervormers”. „In werkelijkheid waren zij verkrachters, zoo zelfs, dat zij de krachten van Europa uitputtend door gruwelijke tweedracht en oorlogen, den geest van opstand en den geloofsafval der moderne tijden hebben voorbereid”....

’t Gaat toch ver niet waar, om met zulk een driestheid tegenover het protestantisme op te treden, en zoo openbaar voor heel de wereld het werk Gods in de Reformatie te honen en te bespotten, — Zouden de politieke Bondgenooten van Rome dit hebben durven vermoeden? In het naburig Duitschland spreekt zich duidelijk de verontwaardiging uit over de genoemde Encycliek o. a. in de Tägliche Rundschau” die schrijft: „’t Is een lastertaal, die zelfs de schandelijke beleedigingen van de Canisius-Bul van Leo XIII nog overtreft.”

Edoch, wat zou men anders van Rome verwachten, dat een Borromeus heilig verklaart en dat de Hervormers in genoemde Encycliek „verleiders” noemt.

Maar in antirevolutionairen kringen. — Wat zegt men daar van dit verdict?

Ongetwijfeld zou men verwachten, dat men van deze zijde een ernstig protest zou doen hooren tegen zoo grove lastertaal en veroordeeling van het werk Gods in de Hervorming; maar helaas!

Men zwijgt; on zweeg men maar geheel, maar neen — men tracht ’t bovenstaande te vergoelijken, door te zeggen; „De Encycliek is gericht tegen het modernisme.” Doch men gaat nog verder (Arnhemsche Dagblad N°. 1037) en zegt:

„Tegen de Roomsch-Katholieke Kerkleer hebben wij zeer vele principicele bedenkingen. Maar dat doet ons ook niet den Christel ijken baad vergeten, die ons desniettegenstaande met godvruchtige Roomschen verbindt,”

Wekt de Encycliek van den Paus onze verontwaardiging op, ’t bovenstaande van antirevolutionaire (Gereformeerde) zijde te hooren, smart ons zeer — en doet ons onwillekeurig vragen: „Waar gaan wij heen? O indien er al een godvruchtige onder de Roomschen mocht zijn, die door genade met een Jozef kan zeggen: „Ik vreeze God”, zoo vertrouwen wij ten volle, dat de zoodanige de Roomsche leer onmogelijk zal kunnen aanhangen, noch die kerk liefhebben, aangezien de aanschouwing van zooveel afgoderij zijn ziel dagelijks een kwelling zou zijn.

Verder schrijft genoemd blad, dat een politiek bondgenootschap niets onnatuurlijks heeft. — Wij antwoorden: ’t Is hoogst gevaarlijk. En zou soms ook al een scherpe en in Gods Woord geëischte critiek op bovengenoemd pauselijk verdict achterwege zijn gebleven ter oorzake van de huidige coalitie ?

Inderdaad, wij vreezen, dat dit bondgenoodschap tot stand is gekomen evenals dat van Israël met de Gibionieten, waarvan Gods Woord zegt: „En zij vraagden het den mond des Heeren niet.” — En als de Heere nu niet mede optrekt, wat zal dan ’t einde zijn? Verflauwing der grenzen; een terugzetten der oude palen; een langzaam afglijden naar den afgrond der doode orthodoxie.

Doch ter zake.

Wij begrijpen zeer goed, dat de Roomsche Kerk met de feiten der Reformatie niet uit den weg kan. Maar, dat zij nu haar kracht zoekt in versmading en verguizing van het werk des Heeren, zegt genoeg.

En voorts blijkt duidelijk uit des Pausen Encyclica, dat de Roomschen nog juist zoo over ons denken als in de dagen der Hervorming; zij zijn ’t niet eens met ons; zij staan lijnrecht tegenover ons — doch wij zijn ’t ook evenmin eens met Rome.

Evenwel zij ons gebed veel voor hen, dat ze tot kennis der waarheid mochten komen, opdat het Koninkrijk Gods ook onder de Roomschen mocht worden uitgebreid, — en het protestantsch Nederland zij ernstig toegeroepen: „Hebt dan de waarheid en den vrede lief.”

Arnhem.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1910

De Wekker | 4 Pagina's

De Pauselijke Encycliek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juni 1910

De Wekker | 4 Pagina's