Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat do Doop verzegelt (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat do Doop verzegelt (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat wordt nu versterkt bij den kinderdoop, vraagt M. S.
Gelijk wij de vorige maal reeds aantoonden, verzegelt God bij de Sacramenten de beloften van het genadeverbond.
Bij den kinderdoop verzegelt God de beloften des Verbonds Gen. 17:7:
„Ik zal mijn verbond oprichten tusschen Mij en tusschen u, en tusschen uw zaad na u, in hunne geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad na u.”
De kinderen der gemeente zijn evenals Abrahams zaad het zaad des Verbonds.
God belooft de God van dat zaad te willen zijn en geeft in den doop het zegel, dat zij in Gods Verbond en gemeente begrepen zijn.
De doop van de kinderen der gemeente dient dus niet om een aanwezig of verondersteld geloofsvermogen of een zaad des geloofs te versterken, maar om Gods Verbond te verzegelen.
Daarom zegt ook ons doopsformulier in de vermaning aan do ouders:
„Gij hebt gehoord dat de Doop eene ordening Gods is om ons en onzen zade Zijn verbond te verzegelen.” Eveneens zegt Calvijn in zijn Institutie Lib. 4 Cap. 16 § 9: „Want het teeken Gods het kind medegedeeld, verzegelt als een ingedrukt zegel de belofte, die den godvruchtigen ouderen gedaan is, en verklaart voor vast, dat de Heere niet alleen hun, maar ook hun zaad tot een God zal wezen en dat Hij niet slechts hen met Zijne genade en goedheid wil achtervolgen, maar ook hunne nakomelingen tot in het duizendste geslacht.”
Hieruit blijkt, dat bij den kinderdoop geen inwendige genade of wedergeboorte wordt versterkt, maar dat Gods beloften voorwerpelijk worden verzegeld.
De welbekende W. à Brakel zegt dan ook zoo juist in zijn Redelijke Godsdienst, Hoofdstuk 39 § 24:
„Maar de geheele kracht des doops is dat kind te verzegelen het verbond der genade en al zijne beloften; niet dat het die heeft, maar dat het recht aan die heeft en dat God het aan hetzelve zal volbrengen, gelijk aan de volwassenen ook toekomende goederen verzegeld worden.”
Aan al de kinderen nu, die uit kracht van Gods Verbond Gen. 17 : 7, gedoopt worden, verzegelt de doop de beloften des Verbonds.
Ook aan een Ezau en Absalom werden die beloften in de besnijdenis verzegeld, doch er werd niets inwendigs versterkt.
Die beloften echter brengen tevens den eisch mede om in het geloof tot den God des Verbonds te vluchten om vervulling van die beloften des verbonds aan de ziel.
Dit deden echter Ezau en Absalom niet, en evenmin wordt dit gedaan door dat gedeelte van het zaad des verbonds, dat in verharding des harten voortgaat. Zij verwerpen het verbond dat God in den doop verzegelde en worden alzoo als bondbrekers openbaar.
Omdat nu in den doop geen inwendige genade, maar Gods beloften verzegeld worden, heeft die doop ook zooveel te zeggen aan de niet wedergeboren kinderen des verbonds.
Volgens de Neo-Gereformeerden is de doop slechts een schijndoop als er geen wedergeboorte aan voorafgaat, daar de doop dan geen werking doet, volgens ons betoog heeft die doop altijd kracht, daar zij den onwedergeborenen toeroept: zie eens, wat God aan uw voorhoofd verzegeld heeft. Zeer schoon zegt Ds. A. M. Diermanse (ook een predikant der Geref. Kerken) in zijn werk „de uitverkoren kinderen wedergeboren, eisch des doops?” op bladzijde 127:
„En wat de dadelijke vrucht des doops voor het kind zelf aangaat, het wordt, zoolang het niet wedergeboren werd, in zijn doop krachtig van het verbond Gods en de noodzakelijkheid van inwendige en hartgrondige vernieuwing vermaand.
In den doop bevestigt God door een zichtbaar teeken voor zijn oogen, dat het verbond der genade, waardoor zoovelen en misschien ook van zijn naastbestaanden de eeuwige zaligheid zijn ingegaan, ook hem van Zijnentwege aangaat en dat ook hij daarin is, althans alreede naar zijn uit-wendigen staat , opdat hij begeerig, in het gevoel van zijn innerlijke en geestelijke armoede en verlorenheid, zijne handen uitstrekke om dat ook te bezitten, niet ’ betrekkelijkerwijze slechts en tot zekere hoogte, maar wààrlijk en in den grond der zaak, en zooals al degenen, die dat niet maar voor het uitwendige leven, maar ook in het verborgen en in hun hart hebben omhelsd en aanvaard.’
Er is dus groot verschil tusschen ons en de Neo-Gereformeerden in zake de versterking door den doop.
Volgens ons verzegelt God bij den doop des kinds zijne beloften en wel bij iedere doopsbediening, zoowel aan wèl als niet wedergeborenen, doch volgens de Neo-Gereformeerden heeft alleen versterking plaats bij de wedergeborene kinderen en wel eene onderwerpelijke versterking van die wedergeboorte zelve.
De doop werkt direct in de wedergeboorte en door eene verborgen werking van Christus heeft er versterking plaats van de kiem des geloofs. Er ligt dus volgens de Neo-Gereformeerden eene verborgene werking in het Sacrament, dat aan de wedergeboren kinderkens bediend wordt, of om met de Heraut van 11 October 1909 in het vervolgstuk Pro Rege te spreken: „zoo draagt het Sacrament een dubbel karakter,
Het treedt in zijn uitwendigen vorm naar buiten, maar achter dien uitwendigen vorm schuilt de geestelijke werking, die de wereld niet ziet en waarin de wereld niet gelooft.”
Van die versterking van de wedergeboorte door den doop zegt Ds. Diermanse: „Het gaat hier wel een weinig den weg op van het ex opere operato (de leer der Roomsche kerk dat de sacramenten de genade werken uit kracht van het gedane werk), al wordt hier niet de wedergeboorte gewerkt, maar op de onderstelde wedergeboorte gewerkt.”
Leert de Roomsche kerk wedergeboorte door den doop, de Neo-Gereformeerden leeren versterking der genade door den doop in plaats van verzegeling van de beloften Gods. Zelfs gaat Diermanse zóó ver in „Verbond en kerk, Woord en doop” bladzijde 78, en onzes inziens terecht, dat hij van den doop tot versterking der onderstelde wedergeboorte zegt: „Er blijft hier niet anders over dan van een magische werking of van eene werking opere operato van het teeken of genademiddel te spreken”.
De sacramenten verzegelen dus objectief (voorwerpelijk) Gods beloften van het genadeverbond en subjectief (onderwerpelijk) ook de ontvangen genade, wanneer zij namelijk door het geloof worden omhelsd.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1910

De Wekker | 4 Pagina's

Wat do Doop verzegelt (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1910

De Wekker | 4 Pagina's