Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit angsten gered

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit angsten gered

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Doch roepende tot den Heere, in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hunne angsten”. Psalm 107:6.

Aan stof tot danken ontbreekt het den verlosten des Heeren niet. Of we daarbij denken aan tijdelijke verlossing, aan verlossing uit bijzondere nooden en gevaren , of dat we denken aan verlossing der ziel, met een eeuwige verlossing, altijd betaamt het den verlosten, den Heere te erkennen voor Zijne goedertierenheid en ondoorgrondelijke liefde. De inhoud van dezen psalm, doet ons denken aan verlossingen van verschillenden aard. Aan verlossingen welke de man Gods, die in dezen psalm aan ’t woord is, alle toekent aan den Heere.
Herhaalde malen lezen we dezelfde woorden: „Doch roepende tot den Heere, in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hunne angsten.” Dat wordt gezegd van de bevrijden des Heeren, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft. Dat wordt herhaald van hen, die in duisternis en de schaduw des doods zaten, van hen, die door honger en dorst waren gekweld, van hen, die te water en te land met doodsgevaren waren bedreigd geweest. Uit al dien nood heeft men tot God geroepen , in al dien angst heeft men zijne smeekingen voortgebracht voor Gods heilig aangezicht. Aldus roepende uit de benauwdheid, waarin zij verkeerden, heeft de Heere Zijn roepend en zuchtend volk uit al hun angsten gered.
Zoo deed God de Heere, aan Zijn volk dat dwaalde in de woestijn, in een weg der wildernis, dat geen stad ter woning vond. Wonder op wonder heeft de Heere verricht, in en onder de leiding van het volk Zijns Verbonds. Wél moesten zij telkens om hunner zonden wil, Gods heilig ongenoegen ondervinden, en wél zijn ze gedurig van God getuchtigd, om hunner overtredingen wil, maar zoo menigmaal als hun bang geroep opklom tot in de ooren van den Heere Zeboim, zijn zij door hun Ontfermer gered uit gevaren, verlost uit bangen nood, en ontvingen ze nieuwe stof om hun God te prijzen. In dat geloof, dat de Heere het had gedaan, wekt de ongenoemde en ons onbekende profeet, zijn volk op, in den naam des Heeren, om Hem van alles de eer en den lof toe te brengen, die dit alles uit vrije gunst en om ’t eeuwige welbehagen deed.
En al worden dan ook die verlosten, met name genoemd, wie gevoelt het niet, zulks past alle bevrijden des Heeren, gelijk aan het slot van dezen psalm gezegd wordt: „De oprechten zien het, en zijn verblijd”. Wat is het geestelijk Israël anders, dan een volk dwalende in de woestijn van deze wereld, onderworpen aan beproevingen van allerlei aard! Een volk dat het gedurig met schaamte en schande voor Zijn God moet belijden: Heere I Wij zijn tot kinken en zinken elk oogenblik gereed. Een volk dat het door den Heere zelve is geleerd, dat onze gerechtigheden nog als een wegwerpelijk kleed zijn voor Gods aangezicht. Door het geloof dat God regeert, en dat de voorzienigheid Gods gaat over alle dingen, ziet ge in zegeningen maar ook in beproevingen de hand des Heeren. Dan gelooft ge, dat er geen kwaad in de stad is, dat de Heere niet doet, zoowel als ge gelooft, dat alle goede gaven en volmaakte giften afdalen van den Vader der lichten. Door de zonde zijn al Gods weldaden verbeurd. Om het gedurig afwijken en verlaten van den Heere, werd Israël getuchtigd, soms zeer zwaar gestraft.
Maar als de zonde werd beleden, en uit den nood en de benauwdheid tot God werd geroepen, dan antwoordde Israëls Bondsgod op het geroep en het alarm geschrei Zijns volks. Geheel de geschiedenis van Gods oude volk is een geschiedenis van strijd en worsteling, maar tevens een geschiedenis waar telkens in voorkomt: „Doch roepende tot den Heere, in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hunne angsten”. Telkens is het, als vóór de uitleiding uit Egypte: „En God hoorde hun gekerm, en God dacht aan Zijn Verbond.”
Tijden en omstandigheden kunnen veranderen, gelijk de geschiedenis ons leert, maar de werkelijkheid van het leven, aller verlosten, blijft geteekend in de woorden, welke we hierboven schreven. Ook de benauwdheden en angsten kunnen van zeer verschillenden aard zijn. En of we die gemeenschappelijk doorleven , of dat we die ons denken in het persoonlijk leven, van het erfdeel Gods, al wie God kent, weet het, dat er bij den Heere uitkomsten zijn, zelfs tegen den dood. Tot wien zoudt ge dan anders gaan, met al uw nooden en angsten, dan tot Hem, die nooit beschaamd laat worden, die Hem verwachten. Dat is de groote, de onschatbare weldaad, die zij kennen en bij oogenblikken genieten, die weten wat het is om met vrijmoedigheid toe te gaan tot den troon der genade, om in den naam van dien eenigen Hoogepriester, aan Gods rechterhand verhoogd, Jezus Christus onzen Heere, van hun God te bidden wat zij voor tijd en eeuwigheid noodig hebben.
Groot kan het lijden dezes tegenwoordigen tijds zijn. Veel en zwaar de beproevingen, welke de Heere in Zijn wondervolle beschikking over u brengt, maar in ’t geloof, dat de Heere regeert, zult ge buiten God niet zoeken, wat alleen bij Hem is te vinden. Daaruit moet dan ook verklaard, dat bij alle verscheidenheden in weg en leiding dit als treffende eenheid, bij en onder alle oprecht geloovigen, in het leven wordt bevestigd, in de benauwdheid roepen ze allen tot hun God.
Dit doet geheel Gods kerk, Godver-heerlijkheid erkennen en zingen: God die helpt in nood, is in Sion groot. Groot als Redder en Verlosser van zijn roepend en noodklagend volk. Groot in liefde en ontferming. Groot in trouw en barmhartigheid. Groot ook in uitkomsten door Hem bereid en door Zijn goddelijk alvermogen gewrocht. Dat is gebleken al de eeuwen door in al die verlossingen en. uitreddingen, waarin Gods kinderen hebben gedeeld. Dat blijkt bovenal in de Verlossing door den Heere Jezus Christus, die Zijn volk zalig maakt van hunne zonden.
Geen angst en geen benauwdheid is toch te vergelijken bij den nood waarin de ziel verkeert van een door God ontdekte zondaar of zondares. Als de afgrond tot den afgrond roept, en alle hoop u gansch ontviel, daar niemand zorgde voor uw ziel. Als Gods heilige wet u veroordeelt, uw geweten u beschuldigt, de heiligheid en de rechtvaardigheid Gods als glinsterende zwaarden tegen u gekeerd zijn. Te zien tegen de gesloten hemel, en te blikken in een geopende hel, waarin ge elk oogenblik dreigt neer te ploffen, om dan eeuwig te knersetanden in dat onuitblusschelijk vuur, daar hunne worm niet sterft en hun vuur niet uitgebluscht wordt! Als er dan een deur van hoop voor u open gaat en ge door het licht des evangelies te verstaan krijgt, wat het is, en wat het zegt, dat Jezus Christus, Gods Zoon in de wereld gekomen is, om te zoeken en zalig te maken, dat verloren is, dan roept ge ook uit uw angst en nood, gelijk zoo velen dit vóór u deden, en altijd was het, en altijd zal bet zijn, als dat roepen, een roepen in het geloof mag zijn, „Hij heeft hen gered uit hunne angsten”. Zulk een genadig en wonderdoend God is de Heere, voor wien geen ding te wonderlijk is. Gelukkig dan, als het door de benauwden, maar tot een roepen tot den Heere mag komen-Niet zelden moet daar veel, zeer veel aan voorafgaan. Er wordt nog zoo vaak gebeden, dat wel bidden heet, maar dat geen nood geroep is tot den Almachtigen. De nood moet eerst op het hoogste zijn. Alle de rietstaven, waar we zoo geneigd zijn op te leven en te steunen, moeten eerst uit de handen worden geslagen. Al onze wijsheid moet falen. ’t Moet in één woord met al onze berekening uit zijn.
De zee vóór zich en Faraö achter zich, toen riep het volk Israël tot God. De verloren Zoon had alles opgeteerd, en hem was geweigerd zijn hongerigen buik te vullen met den draf der zwijnen, toen kwam hij tot zich zelven en zeide: Ik zal opstaan en tot mijnen vader gaan.
Vraag dan niet hoe hoog de nood kan klimmen, vraag dan niet hoe groot de angst en benauwdheid kan zijn, als de arme, de in zelf gansch verlorene tot den Heere uit al dien nood tot God zich wendt. Maar hoe schuldig en hoe gansch onwaardig dan ook in uw zelven, de Heere wil aan Zijn verbond gedenken. Daarvan bewust, zegt na ontvangene genade, later in tijden van druk en beproeving, Gods kind, door het geloof: zou God zijn gena vergeten, nooit meer van ontferming weten; heeft Hij zijn barmhartigheen, door Zijn gramschap afgesneên? omdat Gods verbond in eeuwigheid niet wankelen zal, en omdat God zelf onveranderlijk is, zal dat woord van kracht blijven, zoolang de wereld op hare grondvesten staat: die in benauwdheid in waarheid tot den Heere roept, zal op des Heeren tijd uit benauwdheid worden gered.
De gewijde geschiedenis geeft van het begin tot het einde een reeks van overvloedige bewijzen, in leer en voorbeeld tot opwekking en bemoediging van allen die in druk en ellende verkeeren. ’t Is Gods belofte, waardoor de Heere tot ons spreekt en zegt: roept Mij aan in den dag der benauwdheid en Ik zal u uithelpen en gij zult Mij eeren.
Gods hand en regeering in dat alles te mogen opmerken stemt eenerzijds de oprechten tot verootmoediging en anderzijds tot lof en aanbidding. Dan erkent ge de dienenswaardigheid van God, aan wien ge al de redding en verlossing hebt te danken. Dan stemt ge hartelijk in met den psalmist als hij zegt: Looft den Heere, want Hij is goed, want zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. En wie van de bevrijden des Heeren, zal bij het overzien van zijn weg, en bij het verstandig letten op de daden des Heeren, geen stof hebben om den Heere te prijzen. Immers, „Hij handelt nooit met ons naar onze zonden, hoe zwaar, hoe lang, wij ook zijn wetten schonden, Hij straft ons, maar naar onze zonden niet”.
Wat zal dat eenmaal de Hemelen doen weer galmen van Gods lof en glorie, als eens alle door Jezus verloste zielen, in blijde rijen God Drieëenig hun lofzang zullen wijden; dan zal ten volle worden verstaan met wat groote nood en dood de Heere verloste, en dat alle verlossing voor zulk een duren prijs is verkregen.
Wat hier nog maar een klein beginsel is, zal dan in volmaakt geschieden. Wat hier gebrekkig was, zal dan volkomen zijn. Dan zal het zijn in al de kracht van het woord: Al wat adem heeft love den Heere, Halelujah!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1911

De Wekker | 4 Pagina's

Uit angsten gered

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1911

De Wekker | 4 Pagina's