Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christelijke Gereformeerde Kerk (CXCV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christelijke Gereformeerde Kerk (CXCV)

De Afscheiding 1836-1840

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De zaak der emigratie nam hoe langer hoe grooter uitbreiding aan. Het werd een stroom van landverhuizers die over Arnhem naar Amerika gingen. En allen kwamen tot Brummelkamp. Eiken vrijdagmorgen, verhaalt zijn zoon, ontving hij op bepaalde uren de velen, die hem over Amerika wilden spreken, en telkens gingen gansche gezelschappen van vijftig, zestig personen over Arnhem, als laatste pleisterplaats, meest uit Gelderlands Achterhoek en uit Overijsel, per stoomboot naar Rotterdam, om daar scheep te gaan naar Amerika. Te Arnhem nam men dan afscheid van elkander. In de groote achterkamer van het huis op den wal werden de reizigers, mannen, vrouwen en kinderen ontvangen. “Woorden uit het hart, warme betuigingen van dank voor betoonde hulp, van eenheid in het geloof, waarvoor men samen geleden en gestreden had, wisselden elkander af. Dan werden psalmen als 91, 121 en 123 gelezen en gezongen. Brummelkamp als de jaren geliefde raadsman ging voor, maar ook anderen spraken en baden. Alles riep levendig het aandoenlijk afscheid van Paulus te Milete voor den geest. Nogmaals hief men dan een zegenwensch als Ps. 134 aan; en eindelijk knielden allen neer tot een laatste roerend gebed. Een gebed voor hen, die welhaast op de groote wateren zouden zwerven, waartegen men toen veel meer opzag dan thans, en een gebed voor wie achterbleven in den verlaten toestand, waarin het verlies van zooveel vrienden en bekenden ben bracht. Niet zelden was het dan in letterlijken zin evenals bij Paulus, dat een groot geween word van hen allen bij de gedachte, dat zij elkander aangezicht op aarde niet weer zouden zien. En in optocht over de stadswal begeleidde men eindelijk de vertrekkenden naar de afvaartplaats van de stoomboot, onder een laatst, allerlaatst vaarwel.
Wat er zoo al door de emigranten geleden werd, moge blijken uit enkele aanhalingen uit den eersten brief van broeder Arnoud, onbeholpen geschreven, zegt de zoon (pag. 223), op folio-vellen van Hollandsch papier; bezwaard met tien gulden port, die blijmoedig betaald werden, vergoedde hij door den verkwikkenden inhoud wat hij in den vorm te kort schoot. De brief vloeide over van lof en dank aan God, die bewaard en gebracht had niet te Baltimore, gelijk de kapitein gewenscht had, maar te Boston, Hij was geschreven door eene vrouw, door een vrome vrouw, vol uitstortingen des harten over wat zij gevoeld had in den hangen nacht van storm, toen ieder dacht, dat bet schip zou vergaan; voor haar „een zalige nacht”; „ik was in don hemel. Ik zong gedurig met mijn hart: „U zullen, als op Mozes’ beê, wanneer uw pad loopt door de zee, geen golven overstroomen.” „Mijn man was even gerust als ik.” Herhaaldelijk waren er kleine kinderen van medepassagiers gestorven, en zij verhaalt hoe de kapitein Marc. 24 las, eer de lijkjes over boord gezet werden. Nogmaals doorleefde zij een storm. „Welk een heerlijk gezicht was dit voor mij! Hoe hooger de golven stegen, hoe minder ik bang was; ik, die nooit de zee gezien, veel minder in een schip er op geweest was, ik was hier even zoo veilig als op het land. O! dacht ik; dat is ook het goed van mijn verzoenden Vader in Christus, en het gedierte des velds is met mij bevredigd; dus ook die golven”. Dan volgt, hoe vriendelijk de kapitein en onderstuur-man voor hen geweest waren en hoe de laatste hen vriendelijk uit het schip geholpen en een adres voor een goed logement gegeven had. Spoedig daarna was een kamer gehuurd; „maar — toen wij met ons goed kwamen en zij zagen, dat wij zooveel kinderen hadden, moesten wij weg. Toen wij op straat zaten met ons goed en onze kinderen, hadden andere menschen, die daarbij woonden, een groot medelijden met ons; de een bracht ons een kop thee, de ander een stuk brood; een ander een taart op een bord en een mes was er bij, dat hij niet meer wilde hebben, anderen boden een kamer aan, maar het was te vochtig. Ik ging de straat over met mijne kinderen aan de deur….. Daar zag mij een Duitsche juffrouw; die vroeg mij, waar ik vandaan kwam; ik zeide het haar alles, ook van die woning; haar man was ook schrijnwerker; zij liet mij haar huis zien en beloofde den anderen dag een kamer voor mij zoeken. In dien tijd dat ik bij haar in huis was, had deze juffrouw mijne kinderen brood gegeven; hoe ik te moede was, kunt gij denken. Nu krijgen we een woning voor één en een kwart dollar per week.” „Dien Vrijdag bracht het mij tot een roepen tot den Heere om hulp; ik drong aan op Zijne belofte; ik vroeg hem om eene woning en werk voor mijn man”. En een paar dagen daarna had de man werk en verdienste; eerst zes, spoedig acht dollars, wat, wanneer hij Engelsch kon spreken, zou kunnen stijgen tot dertien en viertien. Maar de Zondagen. O de Zondagen. Dan kwam het heimwee boven naar de kleine Arnhemsche gemeente in de Varkensstraat, naar de predikatiën der beide leeraren, waar de catechisatie voor de kinderen; zoodat ze wel eens bang werden, dat zij zich bezondigden met zich en hunne kinderen aan dat alles te onttrekken en dat om het brood.
Het slot van den brief is, gelijk zich denken deed, een doorloopende groet aan allen die zij gekend en liefgehad heeft. „Groet de geheele gemeente van ons, groet de vrienden met name; groet vader en moeder van ons, en wees zoo goed hun den brief te bezorgen, dien mijn man geschreven heeft. Vergeet de Oosterbeeksche en Velpsche gemeenten niet. Vergeet den ouden Buying en vrouw Willemse en Anneke Zegers niet, en verder allen — waar zal ik eindigen? Bidt vaak veel voor ons! In de kerk, in de catechisatie, in de huisgodsdienst, ik hoop het ook voor ulieden te doen. De Heere zegene u; Hij behoede u, Hij doe zijn vriendelijk aanschijn over u lichten en schenke u vrede”.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1911

De Wekker | 4 Pagina's

De Christelijke Gereformeerde Kerk (CXCV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1911

De Wekker | 4 Pagina's