Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Grove Beschuldigingen (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Grove Beschuldigingen (III)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eene zeer zware beschuldiging brengt Ds. Hagen in tegen de Christ. Geref. Kerk op pag. 18 en 19 van zijne brochure. Daar toch lezen wij:
„Maar ik wil liever wijzen op iets waarin de geheele Chr. Geref. Kerk dicht bij de Herv. Kerk is komen te staan; ze heeft namelijk evenals de Herv. Kerk buiten de Dordtsche kerkorde een reglement, het reglement van ‘69. En in dat reglement wordt niet gerekend met plaatselijke zelfstandige kerken, zooals dat eisch van Geref. kerkrecht is, maar de eene Chr. Geref. Kerk. Evenals er ook een Herv. Genootschap is met plaatselijke afdeelingen.” Nu zullen wij de laatsten zijn die het reglement van ‘69 verdedigen. Veel liever hadden wij gezien dat de Christ. Geref. Kerk in 1892 bij hare kennisgeving aan de regeering dat zij niet medeging met de Vereeniging, in plaats van het reglement van ‘69 de Dordtsche Kerkorde had ingezonden, doch wij moeten niet vergeten dat de Chr. Geref. Kerk van 1869—1891 óók dat reglement had. Volgens Ds. H. stond dus ook toen de Chr. Geref. Kerk dicht bij de Herv. Kerk en toch wilden de doleerenden met die kerk die zoo dicht bij de Herv. Kerk stond vereenigen. Zij zagen echter dat de goederen van die Christ. Geref. Kerk door dit reglement zóó gewaarborgd waren dat zij ze nimmer zouden in bezit kunnen krijgen en daarom moest dat reglement eerst weg. Intrekking van het reglement van ‘69 was volgens rechtsgeleerde uitspraak: „ontbinding der Chr. Geref. Kerk als rechtspersoonlijkheid.” Tegen die ontbinding hadden velen bezwaar, vandaar dat in 1892 de staande gebleven Christ. Gereformeerden als reactie tegen die ontbinding van 1891 (intrekking van het reglement) het reglement weer aannamen.
Staat door inzending van het reglement van ‘69 de Chr. Geref. Kerk volgens Ds. H. nu dicht bij de Herv. Kerk, zij staat toch nog altijd verder van de Herv. Kerk dan de doleerenden staan. De doleantie theorie toch houdt in dat wel het Synodale juk verbroken werd, doch niet de band met de Herv. Kerken. Nimmer hebben de doleerende Kerken willen erkennen dat zij de Herv. Kerk verlaten hebben (dit zou afscheiding zijn), zij hebben slechts de besturen verworpen. De methode van reformatie is na de vereeniging van 1892 blijven bestaan, zelfs uitdrukkelijk erkend bij de vereeniging. Wie staan dus dichter bij de Herv. Kerk, wij of de Gereformeerden? Wie hebben verklaard alle banden met de Herv. Kerk volgens art. 28 onzer Belijdenis verbroken te hebben P Wel de Chr. Gereformeerden, maar niet de Gereformeerden, die daarmede de doleantie theorie zouden vernietigd hebben.
Verder schrijft Ds. H.:
„En daarmede hangt saam, dat er volgens dat reglement eene Synodale Commissie boven de Kerk staat met zeer veel macht. Evenals de Herv. Kerk onderworpen is aan het Synodaal bestuur.”
Dat de Synodale Commissie hoven de Kerk staat is eene grove onwaarheid. In art. 5 van het reglement wordt de taak der Syn. Comm. aldus omschreven:
De Algemeene Synode benoemt eene Synodale Commissie bestaande uit drie leden, waarvan om de drie jaren één lid volgens rooster aftreedt, zonder dadelijk herkiesbaar te zijn. Aan deze commissie is de uitvoering opgedragen van alles wat de Synode haar in last geeft.
Verder is haar opgedragen de behartiging van alles wat uit de betrekking der Christelijke Gereformeerde Kerk tot de regeering voortvloeit, en van hetgeen haar door eenige Provinciale vergadering wordt opgedragen. Door eenige Provinciale Kerkvergadering tot eenige zaak, die de Kerk in het gemeen aangaat, aangezocht zijnde, handelt zij daarover gelijk zij nuttig en goed oordeelt, zonder evenwel eenige kerkelijke vergadering in hare handelingen te belemmeren.
Tevens ontvangt zij de stukken, die uit het Buitenland aan de Christ. Geref. Kerk in Nederland gericht worden en brengt die ter kennis waar het behoort.
Welke macht heeft dus volgens het reglement van ‘69 de Syn.-commissie? Zij mag alleen uitvoeren wat de Synode haar in last geeft. Zelfs luidt art. 6 van het reglement: Elke afwijking tegen do bepalingen van het voorgaande artikel maakt de handeling der Syn. Comm. voor de kerk krachteloos. Verricht de Syn. Comm. dus eenige handeling, buiten hetgeen de Synode haar opdroeg, dan is die handeling zonder eenige kracht voor de kerk. Verder voert zij correspondentie met de Overheid en is zij het adres voor de kerken in het Buitenland. Zelfs is alle macht van de Syn. Comm. over de kerk buitengesloten door de bepaling ZONDER EVENWEL EENIGE KERKELIJKE VERGADERING INBARE HANDELINGEN TE BELEMMER EN” Elke kerkelijke vergadering is dus vrij, zich al dan niet bg de besluiten en handelingen der Syn. Commissie neer te leggen.
Wat blijft er nu over van de beschuldiging van Ds. H. dat de Syn. Comm. hoven de kerk staat met zeer veel macht ? Zij doet niets meer en niets minder dan de Deputaten voor correspondentie met Buitenlandsche kerken. Zelfs het voorbeeld van Suawoude kan niet als bewijs dienen, van hetgeen Ds. H. zegt. Wel schrijft Ds. H.
„Daar (te Suawoude) was eene Chr. Geref. Kerk met een ouden emerituspredikant, die zonder verlof van de Synodale commissie een predikant beriep uit uit de Geref. kerk, die Chr. Geref. wilde worden. Heel die Kerkeraad en ook die oude predikant zijn toen afgezet.”
Doch Ds. H. verzwijgt weer, door wie die kerkeraad is afgezet. Heeft de Syn. Comm. dit gedaan ? Ds. H. weet wel beter. De Classis Leeuwarden bijgestaan door de Deputaten volgens art. 49 Dordtsche Kerkorde (ik zelf was er als Deputaat tegenwoordig) zette dien Kerkeraad af. Deed die Classis dit op last van de Syn. Comm.? Geenszins, maar omdat zij van oordeel was dat de kerkeraad van Suawoude dien predikant niet mocht beroepen. Niet de Syn. Comm. maar de classis trad hier handelend op. Zoo verdwijnt ook deze beschuldiging van Ds. H. als sneeuw voor de zon.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1911

De Wekker | 4 Pagina's

Grove Beschuldigingen (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1911

De Wekker | 4 Pagina's