Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vrijwillige overgave van het Lam Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vrijwillige overgave van het Lam Gods

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Indien gij dan mij zoekt, zoo laat dezen heengaan.” Johannes 18: 8b

Opmerkelijk is het dat Johannes niet beschrijft het vreeselijk lijden van Christus in den hof Gethsémané. De andere evangelisten doen dit wel. Of dit was, omdat Johannes zijn evangelie later schreef, en hij gedacht heeft, dat dit lijden nu genoeg bekend was, of dat we aan wat anders moeten denken is een vraag, waar we thans niet op kunnen ingaan. Onze gedachten gaan thans alleen over bovenstaande woorden, welke ons wijzen op hetgeen gevolgd is op die ontzacheiijke worsteling, en op dat vreeselijk lijden in den Olijvenhof.
Judas dan genomen hebbende, zoo lezen we in vs. 3, de bende krijgsknechten en eenige dienaars van de overpriesters en farizeën, kwam aldaar met lantaarnen en fakkelen en wapenen. Bewust, dat het Zijne ure en de macht der duisternis was, richtte de Heere het woord tot hen en zeide: „ Wien zoekt gij?” Jezus den Nazarener, was het antwoord. Jezus zeide tot hen: Ik ben het. Daarop gaan allen achteruit en vallen ter aarde. Niet door een of ander ongeval, maar door de kracht en de majesteit, welke hier van den Vorst des levens uitging.
Wederom opgestaan, vraagt de Heere andermaal: Wien zoekt gij? Waarop evenals de eerste maal geantwoord wordt: Jezus den Nazarener.
Jezus antwoordde: Ik heb u gezegd, dat Ik het ben. Indien gij dan Mij zoekt, zoo laat dezen heengaan. Daarmee gaf Christus het meest duidelijke bewijs, dat Hij zich geheel vrijwillig overgaf. Hij deed dit als het Lam Gods, van hetwelk Jesaja had geprofeteerd: Hij is als een lam ter slachting geleid. Hij deed dit in het volle bewustzijn, dat de tijd van zijn vreeselijk lijden en sterven was aangebroken, waartoe Hij reeds van eeuwigheid zich had bereid verklaard. Hij was gekomen om Gods welbehagen te volbrengen. Onbewust van wat zij deden, treden menschen op, om Gods besluit in dezen tot uitvoering te brengen. Een gansche bende zien we hier in den hof bijeen, die zich heeft opgemaakt, alsof men jacht maakte om den grootste van alle kwaaddoeners in handen te krijgen. Men stelt zich aan, alsof het grootste geweld vereischt kan worden om te slagen in deze vreeselijke onderneming. En had het Lam Gods zich niet vrijwillig overgegeven, met al het geweld der wereld, hadden zij hun doel niet kunnen bereiken.
Met het moedig zeggen: "Ik ben het” zien we het allerduidelijkste bewijs geleverd, dat het Christus niet te doen was om zich te verbergen of om te ontkomen aan de woede zijner vijanden. Het eene wat Hij verlangt is, dat men, daar het dan toch om Hem te doen is, „dezen”, en daar wijst de Heere Zijne discipelen mee aan, zal laten heengaan.
Zoo spreekt de goede Herder, die Zijn leven stelt voor Zijne schapen. Wat zij hebben verdiend, heeft Hij op zich genomen. Wat zij schuldig zijn zal Hij betalen. Al de schande, smaad, verachting, ja zelfs den dood, zal Hij vrijwillig ondergaan. Niet zij moeten gegrepen, geboeid en gemarteld worden, maar Hij, die zich als Borg in hunne plaats heeft gesteld, geeft zich daartoe over. Welk een oneindige en ondoorgrondelijke liefde, welke zoo spreekt, handelt en optreedt. ,Laat dezen heengaan”, dat toekent zoo geheel en volkomen, de wijze waarop Christus als Borg was opgetreden in den eeuwigen Vrederaad, toen het ging bij het Goddelijk ontwerp en besluit der Verlossing, over de redding van ai^me zondaren. Toen de Goddelijke gerechtigheid eischend optrad, tot voldoening van Gods geschonden recht, tot handhaving van de allerhoogste Majesteit, waartegen de mensch zich zoo snood had vergrepen, en de Zoon den Vader beloofde, alles te volbrengen, wat de Wet eischte.
Reeds toen was het in Zijn Middelaarshart om Gods welbehagen te volbrengen, en Zijne ziel tot een schuldoffer te stellen voor velen. Toen ging het van de zijde van den zich Borg stellenden Zoon Gods om dit eene beding: laat dezen, laat dan allen, onder het zegel der verkiezing liggende, heengaan. Laat hen dan heengaan o heilige Vader! vrij van schuld en smet, vrij van alle ongerechtigheid, om deelgenooten te mogen worden van de eeuwige zaligheid.
Tegenover die Borgstelling des Zoons, luidde de belofte des Vaders: Ik zal u geven de Heidenen tot uw erfdeel en de einden der aarde tot Uwe bezitting. Vele eeuwen snelden heen, maar de dag en ure brak aan, dat het aanbiddelijk ontwerp ter verlossing moest worden uitgevoerd. Al wat daaraan voorafging was slechts voorbereiding. En toen die ontzacheiijke ure aanbrak, waarin de hand der gerechtigheid, als de hand der wrake naar Hem werd uitgestoken, toen zeide de Borg: J k ben hel”. Hij was Jezus de Nazarener, dien de vijanden zochten. Hij was het, wat nog meer zegt, dien de gerechtigheid zocht. Het zwaard zou nu ontwaken, volgens de voorzegging van den profeet Zacharia, tegen den Man, die Gods metgezel is. Maar terwijl dat zwaard tegen Hem gekeerd wordt, hooren we van Zijn gezegende lippen, hoe Hij de Zijnen verschoont en beschermt: laat dezen heengaan.
Welk een moed en dapperheid, waarmede de Leeuw uit Juda’s stam, den strijd aanvaardt, waar Hij volkomen van bewust is, waartoe die strijd zal leiden, tot welk een hoogte het daarbij zal uitgaan, welk vreeselijk lijden er aan verbonden is. Maar Hij weet ook, er is geen andere weg, en er is geen ander middel tot Verlossing mogelijk. Daarom zal Hij, om de vreugde Hem voorgesteld, het kruis verdragen en de schande verachten.
Daarom zal Hij zich niet terugtrekken, maar overeenkomstig zijne belofte, zich overgeven. Overgeven,- versta dit wel, om overgeleverd te worden aan menschen, aan booze menschen, aan wreede vijanden niet slechts, maar ook om overgeleverd te worden aan de wrekende gerechtigheid Gods. Welk een liefde, die niet te peilen, welk een trouw, die niet te doorgronden, welk een ontferming, die naar waarde nooit te schatten is. Gods heilig kind Jezus wordt gezocht, — de Eeniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid, wordt gezocht, — ja Hij wordt gezocht, die van God den Vader van eeuwigheid is verordineerd, en met den Heiligen Geest gezalfd. Hij wordt gezocht om te betalen wat Hij niet geroofd had, maar wat Zijn volk schuldig was. Hij wordt gezocht, om de straf te dragen en te ondergaan, welke zij zich hadden noodig gemaakt; om hen daarvan voor eeuwig te verlossen en hun recht te verwerven tot het eeuwige leven, hooren we de eeuwig gezegende Middelaar Gods en der menschen zeggen: laat dezen heengaan. Zoo spreekt hij in den bof, waar Hij gebeden en geworsteld heeft, toen zijne ziel bedroefd was ter dood toe. Zoo spreekt Hij in den Olijvenhof, waar Hij kort te voren zoo droevig en beangst begon te worden, dat het bloedig zweet Hem uit het lichaam werd geperst. Zoo spreekt uw Heere en Heiland, volk van God, die om uwentwil, den lijdensbeker, Hem óp de hand gezet, drinken en ledigen zal.
Wél heeft Hij gebeden: Vader! indien het mogelijk is laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan, maar nu het niet anders kan , met behoud van al Gods deugden, is Hij volkomen bereid, den heiligen wil Zijns Vaders te volbrengen. Al komt dan nu een saamrottende bende, met den verrader Judas voorop, op Hem aan, en al komen straks met vernieuwde woede, alle helsche machten op Hem aanstormen , Hij blijft zijn woord getrouw. „Ik ben het”, zoo openbaart de Man van smarten, — Ik ben het, die Mij daartoe bereid heb verklaard, die in de stilte der eeuwigheid dit op Mij genomen heb, en die het nu ook zal uitvoeren, koste, wat het koste.
Het offer, dat Hij brengt zal opwegen tegen al de schuld van Gods uitverkorenen. De prijs dien Hij zal aanbrengen zal volkomen genoeg zijn, om al de Zijnen vrij te doen uitgaan.
Geen letter van de Wet blijft onvervuld. Geen penning zal ontbreken aan den geëischten losprijs. Als de Wet dan de overtreders opeischt, en als satan met zijn beschuldigingen wil optreden, tegen het erfdeel des Heeren, dan zegt Immanuël als hun Borg en Middelaar, als hun Verlosser en Zaligmaker: Wie zal beschuldiging tegen hen .uitbrengen. Ik ben het, die hunne overtredingen uitdelg, die hun schuld betaal, die Mij in hunne plaats heb gesteld, en die verzoening heb gevonden voor hunne zonden.
Wijzend op Zijn algenoegzaam offer, wijzend op Zijn aangebrachte gerechtigheid, moet dan wel volgen, als uitspraak van den Allerhoogsten Rechter: Laat dezen heengaan. Want zij zijn gerechtvaardigd, want zij zijn geheiligd, want zij zijn opgeschreven ten eeuwigen leven. In en door de toeeigening des geloofs, doet dit Gods kind laag voor God in ’t stof bukken, om in diepe verootmoediging en in verbrijzeling des harten uit te roepen: O mijn God! en dat voor mij!
Want immers, dan eerst wordt het wonder van genade, — dan eerst wordt het lijden van den Heere Jezus Christus eenig groot en wonderbaar, als ge zeggen kunt en moogt, door Gods ontferming: dit alles is ook voor mij geschied.
Dan ziet ge in dat lijden, en in al de vernederingen en smarten van Christus zoo geheel iets anders, dan in het lijden van een martelaar uit de menschen. Menschen kunnen als zoodanig wel veel en zwaar lijden, maar nooit is dit te vergelijken met het Borglijden van Christus. De Gerechtigheid zocht Christus, en dat is het wat ieder zondaar te wachten staat, die zonder deel te hebben aan Christus, sterven moet.
Dat zal de dood en de eeuwigheid zoo verschrikkelijk doen zijn voor u, o zondaar! Gewaar te worden, dat de Gerechtigheid u zoekt. Geen schepsel ter wereld, ja zelfs de gansche wereld, met al wat zij heeft, kan u daartegen niet beschermen. Alleen de gerechtigheid van Christus is daartoe in staat. Vraag daar naar en zoek daar naar, bid en smeek daarom, terwijl het nog het heden der genade is. Niet om, maar op uw noodgeroep en alarmgeschrei, wil de Heere het u uit genade schenken.
Met de gerechtigheid van Christus als Borg bekleed, zult ge vrij uitgaan in Gods heilig gericht. Om dan het Lam Gods, dat de Zijnen kocht met zijn bloed, benevens den Vader en den Heiligen Geest, eeuwig dank en eere toe te brengen , daar waar ge in het Nieuwe Jeruzalem, eeuwig veilig zijt. Daar zullen ze eeuwig zingen van Gods goedertierenheen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1912

De Wekker | 4 Pagina's

De vrijwillige overgave van het Lam Gods

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1912

De Wekker | 4 Pagina's