Jes. 66:3
J. B. te G. vraagt naar de beteekenis van Jes. 66 : 3: „Wie een os slacht, slaat eenen man; wie een lam offert, breekt eenen hond den hals; wie spijsoffer offert is als die zwijnenbloed offert; wie wierook brandt ten ge denkoffer is als die eenen afgod zegent. Deze verkiezen ook hunne wegen en hunne ziel,heeft lust aan verfoeiselen.
De profeet voorspelt hier den dag dos Nieuwen Testaments. Onder Israël woonde de Heere in zijn tempel, doch onder-den Nieuwen dag heeft Hij geen heiligdom op aarde, want de hemel is Zijn troon en de aarde de voetbank Zijner voeten. Hij is overal waar de arme en verslagene van geest tot hem bidt. Die echter dan nog zal willen vasthouden aan den Oud-Testamentischen ceremoniëndienst is Gode niet welgevallig. Wie dan in den tempel een os slacht, is in Gods oogen of hij een mensch dood slaat en die een lam offert, terwijl op Golgotha reeds het ware Lam Gods is geofferd, is in ’s Heeren oogen als een heiden die een hond, een onrein dier offert. Wie dus onder den dag der vervulling spijsoffer offert is even walgelijk als die zwijnenbloed offert en wie wierook in den tempel braadt kan Gode evenmin behagen als iemand die een afgod zegent en geschenken brengt.
De schaduwdienst is dan vervallen en die dan toch daaraan willen vasthouden, verkiezen hun eigene zelf gekozen wegen, maar zijn niet in Gods weg, die een dienen in geest en waarheid verkiest. De profeet bedoelt hier dus dat heel de ceremonie dienst na Christus’ komst zinledig is geworden en Gode evemin behaagt als heidensche offeranden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1912
De Wekker | 4 Pagina's