Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Sabbattisme (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Sabbattisme (III)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het beginsel van het Sabbattisme is Judaïstisch en moet leiden tot farizeïsme, zoodat het des Apostels woord: „Wij zijn niet onder de Wet, maar onder de genade”, moet verkeeren in: „Wij zijn niet onder de genade, maar onder de Wet.
Het Judaïsme openbaarde zich reeds in den tijd der Apostelen. Sommige Christenen van Joodsche afkomst konden niet toestaan dat Christenen uit de heidenen de ceremonieele wetten niet onderhielden. In Hand. 15 : 1 spreekt de Judaïstische richting reeds tot de christenen van heidensche afkomst: „Indien gij niet besneden wordt naar de wijze van Mozes, zoo kunt gij niet zalig worden.” Paulus en Barnabas bestreden deze stelling daar de zaligheid niet afhankelijk is van de onderhouding der ceremonieele wetten. Niet de besnijdenis in het vleesch, maar die des harten is onmisbaar tot zaligheid. De Synode te Jerusalem stelde Paulus en Barnabas in het gelijk en zeide nadrukkelijk (Hand. 15 : 10): „Nu dan, wat verzoek gij God, om een juk op den hals der discipelen te leggen, hetwelk noch onze vaderen noch wij hebben kunnen dragen?” ‘t Is dus een verzoeken van God, volgens de H. Schrift, om den christen tot de ceremonieele wet te willen terugvoeren. Men onthoude dit goed, want door deze uitspraak der Schrift is ook het Sabbattisme geoordeeld.
Het Judaïsme echter was met de uitspraak van Jerusalem's Synode niet uitgeroeid. Het leefde voort in de Nazareërs en Ebionieten, die de onderhouding der ceremonieele wet voor noodzakelijk tot zaligheid hielden, de Sabbat bleven vieren op zaterdag, Jezus als een gewoon mensch, bij den doop met goddelijke gaven toegerust, beschouwden ‘en den Apostel Paulus verwierpen. Geen wonder, dat zij dien Apostel verwierpen, want zijne brieven getuigen zoo krachtig van de rechtvaardiging door het geloof om niet, zonder de werken der Wet,
Dat deze oude Joodsche zuurdeesem, dit Judaïsme, groote verleidingskracht bezat blijkt wel hierin dat zelfs Petrus eenmaal medeveinsde met de Joden, zoodat Paulus hem hierover openlijk bestrafte. (Gal. 1 : 11—21.) Zelfs Barnabas begon te wankelen door Petrus' voorbeeld. Paulus echter doorzag het Judaïsme als een verloochening van Christus borgwerk (vers 21) en een wederopbouwen van hetgeen Paulus afgebroken had, n.l. de leer van zalig worden uit de werken der wet (vs. 18) Hij trekt dan ook de conclusie: „Want indien de rechtvaardigheid door de wet is, zoo is dan Christus te vergeefs gestorven.
En waarop nu legt het Sabbattisme alle nadruk? Wat is bij deze richting een eerste vereischte om zalig te worden ? Is het het rechtvaardiging geloof uit vrije genade? Is het de noodzakelijkheid der wedergeboorte? Neen, de eerste eisch is: Onderhoudt het Sabbathsgebod. Vier den Zaterdag in plaats van den Zondag. Zegt Christus: „Die niet gelooft (n.l. met het ware zaligmakend geloof) is alreede veroordeeld, de Sabbattist zegt: Die niet doet, n.l. naar de Wet, naar het gebod om den zevenden dag te vieren is alreede veroordeeld. Het komt aan óp doen, op de Wet en vooral op de ceremonieele Wet. Immers onze Dordtsche vaderen zeiden reeds: „Er ligt in het Vierde gebod iets moreels (zedelijks) en iets ceremonieels.
Het moreele is: de heiliging van één der zeven dagen aan den dienst des Heeren.
Het ceremonieele is: dat dit geschiedde op den zevenden dag.
En wat is nu voor den Sabbattist het voornaamste ? Het moreele in het vierde gebod? Immers neen, dat eischen ook de kerken van hare leden, maar het ceremonieele, het vieren van den zaterdag. Is dus het beginsel van het Sabbattisme niet de Joodsche zuurdeesem, welke tot de wet der ceremoniën wil terugvoeren? Leert het niet eene rechtvaardigheid uit dè Wet, waar de Sabbattisten zich in Openb. 14: 12 geteekend zien als Gods dienstknechten die de geboden Gods bewaren? In het doen van het gebod ligt voor hen de zaligheid.
Het sabbattisme leidt dan ook noodzakelijk tot farizeïsme.
In de oogen van den Sabbattist is de Zondagsvierder een wetsverbreker, de Zaterdagvierder daarentegen een dienstknecht van God. Van uit de hoogte ziet dan ook het Sabbattisme op de kerken neder als vergaderingen van „Gods Sabbatsbrekers en ‘s pausen Zondagvierders.” De Zondagvierders behooren tot de schare die de wet niet kent, althans de wet niet doet, daar zij den zevenden dag niet heiligen, ‘t Is dan ook in de oogen der Sabbattisten eene schare die vervloekt is, waarover de Engel uit het Openbaringsboek het wee uitroept.' De gedachte „wg zijn heiliger dan gij” moet dan ook wel opkomen bij den Sabbattist die alle Zondagsvierders als wetverbrekers moet aanzien , en het farizeërs gebed: Heere ik dank u dat ik geen wet verbreker ben, ik vier wekelijks den zaterdag naar het vierde gebod, ik ben een van die dienstknechten die de geboden Gods bewaren, moge al niet van de lippen gehoord worden, zij moet toch uit kracht van het beginsel in het hart opkomen. Het beginsel: „Doet dat en gij zult leven,” moet er toe leiden.
Toen ik eens den viering van den Zondag in plaats van den Zaterdag verdedigde, schreef een Sabbattist mij: „O het is zoo gevaarlijk op deze wijze Gods Woord te verdraaien tot eigen verderf en dergenen, die, zonder zelf te onderzoeken wat de Heere zegt, alles maar voor goede waarheid aannemen. U begint met Matth. 5:17 en 3 8, welnu Ds. blijf daarbij, verkondig dit alom, want vervloekt is een iegelijk die niet blijft (doet en laat) hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen. Het boek der Openb. hoofdstuk 13 handelt over het beest Rome en over een beeld voor het beest; welnu vergelijk uwen valschen Sabbat daar eens mede en zie eens of dezelve aan vs. 15 tot 17 (van Openb. 13) kan voldoen.”
Het vieren van den Zondag is dus een beeld maken voor het beest. Wat kan de Sabbattist toch eigenaardig het Openbaringsboek verklaren, wat kan hij ze goed aanwijzen die het beest en deszelfs beeld aanbidden en wat is hij hoog boven hen verheven als onderhouder van de Wet. Onbewust misschien, maar inderdaad is hij den farizeeër gelijk. Wij schrijven dit niet weer om daarmede den Sabbattist te kwetsen of iets hatelijks te zeggen, maar om aan te toonen welk beginsel hier naar voren treedt.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1912

De Wekker | 4 Pagina's

Het Sabbattisme (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1912

De Wekker | 4 Pagina's