Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verborgen schatten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verborgen schatten

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„ In denwelken al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn.” Coloss. 2:3

Tegenover hetgeen schijnt wijsheid te zijn, wijst Paulus den Colossensen op de ware wijsheid, die in Christus Jezus is. Dat de apostel dit opzettelijk en met zooveel nadruk doet, grondt zich vooral in het optreden van mannen die in de gemeente waren opgetreden, die er op uit waren hen als een roof te vervoeren door de filosofie en ijdele verleiding, naar de overlevering der menschen, naar de eerste beginselen der wereld en niet naar Christus. Men trachtte de belijders van het evangelie die tot vrijheid waren geroepen ouder allerlei dwang te brengen. Men had het daarbij over spijs en drank, over het stuk des feestdags, of der nieuwe maan of der sabbaten, over nederigheid en dienst der engelen, — over raak niet, en smaak niet. Zoo zocht men de eenvoudigen met allerlei schoone woorden te verstrikken, wat wel een schijnrede was van wijsheid in eigenwilligen godsdienst , doch wat van niet eenige waarde is maar alleen dient tot verzadiging van het vleesch. Bewust van dit gevaar, dat velen dreigde, wil Paulus dat de gemeenten weten hoe grooten strijd hij voor hen heeft en hoe hij zich benaarstigt, dat hunne harten mogen vertroost worden en zij samengevoegd zijn in de liefde, en dat tot alten rijkdom der volle verzekerdheid des verstands, tot kennis der verborgenheid van God en den Vader en van Christus In denwelken al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn. In deze laatste woorden wijst de apostel de bron aan waaruit alle schatten van ware wijsheid moeten geput worden.
Evenals aan de Corinthiers, doet Paulus in zijn schrijven aan de Colossensen zoo duidelijk uitkomen, dat de Joden een teeken begeeren en de Grieken wijsheid zoeken, doch dat bij en zijne medeapostelen Christus predikten, Christus den gekruisigden. Den Joden wel een ergernis en den Grieken eene dwaasheid, maar hun die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, predikten zij Christus de kracht Gods en de wijsheid Gods. (1 Cor. 1.) Verborgen schatten zijn in Christus. Schatten, welke maar niet zoo voor de hand liggen. Schatten, al de schatten der wijsheid en des kennis. Welk een rijkdom van gedachten is hier in enkele woorden saamgevat! ’t Is maar geen overlevering welke Paulus aldus spreken doet van en over Christus. Neen het is de wetenschap, en de bewustheid, welke hij zelf na veel strijd en beproeving, door de genadige verlichting des Heiligen Geestes, voor zichzelven heeft verkregen.
Aan andere wijsheid en kennis ontbrak ’t Paulus, die aan de voeten van Gamaliël onderwezen was, en die met de zedeleer van Grieken en Romeinen bekend was, niet. Maar in onderscheiding van deze roemt en verheft de apostel en dienaar van Christus de wijsheid en de kennis, welke in Hem verborgen is, die het Hoofd des lichaams is, namelijk Christus. Om de schatten in Christus verborgen in bezit te krijgen is noodig dat de oogen geopend worden voor Hem, in wien al die schatten verborgen zijn. De kennis van Christus, van Zijn persoon en werk, van Zijne betrekking tot den Vader en tot ons, van Gods raad omtrent Hem, valt saam met de wijsheid zelve. Voor den mensch, die een denkend wezen is, kunnen zich allerlei vragen voor doen. Vragen van hoogst gewichtigen aard. Vragen waar Heidenen, Joden en Christenen zich mee hebben bezig gehouden. Vanwaar komt de wereld, waartoe dient de wereld, hoe en waardoor kan elk vraagstuk in de wereld worden opgelost. Vanwaar komt het goed en het kwaad dat in de wereld is. Hoe moet het vraagstuk der zonde worden opgelost. Men spreekt over genade. Wat is genade, hoe is die genade te verklaren in betrekking tot andere deugden in Gods heilig Wezen. Wie wordt die genade deelachtig. Waarom en waartoe ? Zoo kan men maar voortgaan, o zoo lang voortgaan, met vragen op vragen te formuleeren, en dan geldt als laatste woord, in betrekking tot de oplossing van alles, dat in Christus al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn.
Van eeuwigheid van den Vader gegenereerd, wordt in Hem het welbehagen Gods verpersoonlijkt aanschouwd. Door Hem is alles gemaakt dat gemaakt is. Wie Hem gezien heeft, die heeft den Vader gezien, want Hij en de Vader zijn één. Daarom getuigt het apostolische woord van Hem, dat Hij is het afschijnsel Zijner heerlijkheid en het uitgedrukte beeld Zijner zelfstandigheid, die alle dingen draagt door het woord Zijner kracht. Afgedacht van alle andere vragen, welke vraag is er en kan er dan gewichtiger en belangrijker zijn, voor ieders persoonlijk leven dan deze: of er nog een middel is om de straf op de zonde bedreigd te ontgaan en wederom tot genade te komen. Bij het hooge belang dezer vraag, treden alle wijsgeerige vragen op den achtergrond, hoe scherpzinnig zij ook mogen gesteld worden. Voor die vraag moet alle wetenschap en alle wijsheid dezer wereld verstommen. Onmogelijk kan deze vraag buiten Christus worden opgelost. En wie het waarlijk ernst, waarlijk behoefte is, om voor eigen hart en ziel die vraag afdoende en op bevredigende wijs beantwoord te zien, die zal nooit en nergens beter antwoord kunnen vinden dan waartoe dit woord ons de aanwijzing geeft. Die schat, is gelijk al de schatten der wijsheid en der kennis in Christus verborgen. Die schatten zijn verborgen schatten. Zij zijn verborgen in Christus. Zij zijn verborgen voor het oog der wereld. Als men niet weet, wat paarlen en diamanten zijn, wat waarde zal men er aan hechten. Wie geen onderscheid kent tusschen goud en koper zal zoo goed met koper als een ander met goud tevreden zijn. Hieruit moet verklaard, dat de overgroote menigte der menschen geen heerlijkheid ziet in Christus, veel minder de noodzakelijkheid van Christus. Als de profeet Jesaja van den lijder Messias profeteert, stelt hij hem voor als de man van smarten, zonder gedaante en zonder heerlijkheid. En toen de Zoon Gods in de menschelijke natuur omwandelde op aarde, en door Zijn leer en wonderwerken, Zijn hooge, Zijn geheel eenige afkomst openbaarde, keerde de groote meerderheid zich nog van hem af, en moest een Johannes getuigen: Hij is gekomen tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Toch was Hij de Parel van groote waarde. Toch was Hij de Eeniggeborene van den Vader, vol van genade en waarheid.
Toch werd in Hem te aanschouwen gegeven Sions van eeuwigheid gezalfden Koning, de Heere der engelen, de wellust des hemels, de eeuwige Zoon des eeuwigen Vaders, in wien de Vader een welbehagen heeft.
Christus is de deur des hemels, de overwinnaar des Satans, het voorwerp der aanbidding van alle gezaligden voor Gods troon.
Door de zonde is echter de mensch zoo verblind voor alle goddelijke grootheid, dat men oogen hebbende niet ziet. Daarom roepen al de kinderen dezer wereld nog alle dagen met de verblinde en verharde Joden tegenover Pontius Pilatus: Niet dezen maar Bar-Abbas!
Men zoekt en jaagt en worstelt om schatten van wijsheid en kennis te vergaderen, maar het allerbeste, het allergrootste, het allerheerlijkste en het allernoodzakelijkste verwerpt men in zijn blindheid. En zoo kan het niet voorgesteld noch gepredikt worden, dat het één mensch aantrekt en bekoort, tenzij het Gode behage, door Zijn Geest het verstand te verlichten en de oogen te openen voor dat groote heil en voor die onuitsprekelijke heerlijkheid, die in Christus is geopenbaard.
Nooit kan dan ook naar waarde de genade Gods in Christus geopenbaard worden geroemd. Nooit kan de zuivere prediking van Christus naar waarde worden geschat, Hoe dieper we worden ingeleid in de kennis onzer ellende, in de kennis van onze diepe verdorvenheid, vloek- en doemwaardigheid, hoe vatbaarder we zullen worden om te verstaan de onuitputtelijk rijke gedachte door Paulus in die weinige woorden bier uitgesproken. Als er sprake is van schatten, dan ligt het voor de hand nietwaar om te vragen, hoe groot die schatten zijn en waarin zij bestaan, zoowel als de vraag, wie die schatten toebehooren, wie er deelgenooten van zijn. Vraag alzoo in betrekking tot den Persoon bier bedoeld, en dan leest ge als antwoord in den tekst: al de schatten der wijsheid en der kennis. En zoo min als iemand met zijn handen aan de wolken kan reiken, zoo min ook kan ooit de diepte van dit apostolisch woord gepeild, de lengte, de breedte en de hoogte er van gemeten worden. Maar dit weten we, wat der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vleesch krachteloos was, is door de zending van Gods Zoon mogelijk geworden.
In Adam aangemerkt verdoemelijk voor God, maar zegt Gods kind, door bet geloof nu in Christus voor God rechtvaardig en een erfgenaam des eeuwigen levens. Dat plaatst ons voor de diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods en dat doet met Paulus uitroepen: hoe ondoorzoekelijk zijn Zijne oordeelen en onnaspeurlijk Zijne wegen!
Zoo is in Christus en door Christus, wat buiten Hem onmogelijk was, mogelijk gemaakt. Door Hem zijn aarde en hemel met elkander in verbinding gebracht. Door Hem hebben we toegang door eenen Geest tot den Vader. Zoo is in Hem de arme rijk, de blinde ziende, de zwakke sterk. Door de genade Gods, zegt het geloof, vermogen we alle dingen door Christus, die ons kracht geeft. In Christus is verschenen de beloofde Profeet, die ons den verborgen wil en raad Gods tot onze zaligheid openbaart. In Hem zien we den eenigen Hoogepriester, die is ingegaan in bet binnenste Heiligdom, om Zijns volks zoude te verzoenen. In Hem ten laatste is gekomen de van God gezalfde Koning over Sion, den berg Zijner heiligheid, die zijn volk regeert, beschermt en bewaart. Zullen al die gedachten worden uitgebreid, welk een onuitputtelijke stof krijgen we dan, als antwoord op de vraag: wie is Hij, van wien de apostel getuigt, dat in Hem al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn.
En wat antwoordt de H. S. op de vraag, wie dit alles ten goede komt, wie deelgenooten zijn van die verborgen schatten? Dat zijn zij, die de Vader bekwaam gemaakt heeft om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht. Dat zijn zij, die de Vader getrokken heeft uit de macht der duisternis en overgezet heeft in het koninkrijk van den Zoon zijner liefde. Dat zijn zij, die van nature blind waren en dood door de zonden en misdaden, gelijk alle anderen, maar die God de Heere heeft levend gemaakt, hen opgewekt hebbende met Christus. Door het geloof vereenigd met Christus, deelen zij in al de zegeningen van Christus, zoo zelfs, dat van dit rijk gezegende en begenadigde volk kan getuigd worden: Alles is uwe! Gegeven tot wijsheid is al hunne wijsheid uit Hem. Gegeven tot rechtvaardigheid , erkennen zij Hem als de Heere, die hunne gerechtigheid is. Onrein in zichzelven is in Hem hunne volmaking. In één woord: Christus is de wijsheid, de heerlijkheid, het licht en de kracht van al zijne geloovigen. Amen zeggen ze allen op dal woord, dat alle schatten der wijsheid en der kennis in Hem verborgen zijn. Geen wonder dat een Petrus getuigt: U die gelooft is Hij dierbaar. Geen wonder dat Zijn kerk, als de geestelijke Bruid van Christus den hemelschen Bruidegom getuigt: Al wat aan Hem is, is gansch begeerlijk. En nu kennen we in deze bedeeling nog maar ten deele, en we profeteeren maar ten deele. Doch eenmaal zullen al Gods kinderen kennen, gelijk ook zij gekend zijn. Als dan Christus in Zijn volle heerlijkheid zal worden aanschouwd, en wij met ongedekten aangezichte de heerlijkheid Gods zullen zien, hoe zal dan ook ten volle worden verstaan, waar we bier slechts van stamelen kunnen; wat het zegt dat in Hem, die de Hope der heerlijkheid is, al die schatten verborgen zijn. Alleen zaligmakende kennis van Christus is dan ook genoeg, maar ook onmisbaar, om geworteld en opgebouwd in Hem en bevestigd in het geloof, te volharden in het volgen van Hem. Neen, dan zult ge u niet laten misleiden door bedriegelijke arbeiders, door ijdele fiilosofie noch door een valschelijk genaamde wetenschap. Wie door Gods genade, verlicht door den Heiligen Geest, tot de ontdekking komt van al die schatten in Christus verborgen, die zal niet slechts met v/oorden, maar met geheel zijn hart Paulus kunnen en willen nazeggen: Ik acht alle dingen schade en drek te zijn, bij de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus. Hem aanschouwend door het geloof, zegt Gods kind het Paulus na: De verborgenheid der godzaligheid is groot, God is geopenbaard in het vleesch.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1912

De Wekker | 4 Pagina's

Verborgen schatten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1912

De Wekker | 4 Pagina's