Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze liturgische geschriften (XXXVI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze liturgische geschriften (XXXVI)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Komende tot den arbeid der Dordsche Synode van 1618—19, mag het vooreerst een leemte worden genoemd, dat deze zoo gewichtige Synode geen officieele uitgave der Liturgische geschriften ons heeft bezorgd. Wel is van zeer bevoegde zijde beweerd, dat deze Synode niet alleen den authentieke tekst der confessie, maar evenzeer dien der Liturgie wettig heeft vastgesteld, doch deze zoo sterke uitspraak berust veel meer op waarschijnlijkheidsgronden, dan dat dit uit de acta dezer Synode zou kunnen worden aangetoond. Wie de acta der Dordsche Synode inziet, vindt wel, dat verschillende afgevaardigden hebben aangedrongen op overeenstemming in ’t gebruik der Liturgische geschriften, vindt ook, dat er een Commissie benoemd is om deze geschriften te „overzien” maar meer wordt er niet gezegd en van een officieele tekst wordt met geen letter gerept. Op den laatsten dag vóór de sluiting der Synode werd slechts bepaald „de Nederlandsche Liturgie, waarin begrepen zijn de publieke gebeden on formulieren van de bediening der Sacramenten, oefening der kerkelijke discipline, bevestiging der kerkendienaren, ouderlingen en diakenen, inzegening des huwelijks, zal van de reviseurs der bekorte handelingen der Synode overzien zijnde, bij de andere publieke geschriften gevoegd worden”. (Sessie 178).
Deze Commissie van reviseurs bestond uit 10 personen, maar heeft aan haar mandaat nooit voldaan; een officieele uitgave heeft ze niet bezorgd. Toch bleek hieraan groote behoefte te zijn vooral met ’t oog op de verschillende van elkander afwijkende uitgaven, die in omloop waren. Althans op de Synode van Zuid-Holland 1620 te Gouda gehouden kwam ter sprake; „Alzoo bevonden wordt verscheidenheid in de Liturgie onzer kerken; of het niet goed was, dat er een eenparig formulier gebruikt werd, in het doopen, avondmaal houden, trouwen? wordt gansch noodig en nuttig geacht, dat tot opbouwing van het huis des Heeren zooveel als doenlijk is, eenparigheid in de Liturgie der kerken worde onderhouden, volgens het besluit der Nationale Synode en zal ten dien einde de Classis worden toegezonden, ’t geen door Festus (Hommius) op last der Synode tot conciliatie der formulieren gesteld is.” Het volgende jaar werd op de prov. Synode te Rotterdam getracht deze overeenstemming te verkrijgen, waar een lijstje met een dertigtal onbeduidende veranderingen werd ingeleverd en aangenomen, en de uitgave, waarin deze veranderingen zouden zijn aangebracht, zou dan de officieele tekst moeten hebben, waarnaar alle kerkendienaren zich voortaan zullen hebben te reguleeren,”
Maar ieder die doordenkt, gevoelt toch zeker, dat het wat al te bout is, om op grond eener uitspraak niet van een Nationale, maar van een provinciale Synode van een authentieke tekst der Liturgische geschriften te spreken.
Ik kan dus nog niet inzien, dat wij prof. H.H. Kuyper moeten toestemmen, dat er is een „authentieke tekst van 1619” Wel heeft hij dit met onmiskenbaar talent en met rijke kennis van zaken trachten aan te toonen tegenover prof. Gooszen en Dr. van Langeraad, maar de geheele opzet van zijn betoog schijnt mij te geforceerd.
Was er werkelijk door onze Dordsche Synode een officieele uitgave aangewezen, dan zou de commissie door deze zoo hoog staande Synode benoemd, meer werk van haar taak hebben gemaakt en dan zouden de boekdrukkers nà 1614 zich wel gewacht hebben om zoo willekeurig met de uitgave der Liturgische geschriften om te springen. En toch zal ik den arbeid onzer Dordsche Synode in zake onze Liturgische geschriften niet gering achten. Integendeel haar arbeid is van invloedrijke beteekenis geweest. Hierbij heb ik echter niet ’t oog op de uitgave van een officieelen tekst. Ik zie niet in waarom wij ons zoo warm moeten maken over de splinterige vraag of de nationale Synode van ’s Gravenhage 1586 gelijk Dr. van Langeraad òf die van Dordt 1619 gelijk Dr. H.H. Kuyper òf de Zuid-Hollandsche Synode 1737 gelijk prof. Gooszen meent, ons een authentieken tekst heeft bezorgd. Zeker voor den onvermoeiden historievorscher ligt hier een zeer breed terrein, waarop hij zijn zoeklicht kan werpen, maar op ’t laatst blijkt het dan ook, dat het voor een groot gedeelte niets anders is dan een formeele kwestie. Het geldt bij die onderscheiden uitgaven slechts enkele veranderingen en uitdrukkingen.
Veel meer dan de kwestie van een authentieke tekst is voor ons van beteekenis het feit, dat het de Nationale Synode van Dordt 1619 is geweest, die een laatste hand aan de Liturgische geschriften heeft gelegd en een zeer belangrijk formulier aan onzen bundel heeft toegevoegd.

K. (Kampen) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1913

De Wekker | 4 Pagina's

Onze liturgische geschriften (XXXVI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1913

De Wekker | 4 Pagina's