Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis der Doleantie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis der Doleantie

Hoofdstuk 11

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK XI.
De aanklagers niet te vreden met deze beslissing, wendden zich daarop tot het Prov. kerkbestuur van Noord-Holland en dit gelastte bij besluit van 26 Oct. 1885 den bijzonderen kerkeraad, om de vereischte attestatiën als nog aan belanghebbenden binnen den tijd van 6 weken af te geven, indien bij den kerkeraad geen bezwaar bestond tegen hun zedelijk gedrag, zonder eenig onderzoek naar hunne geloofsovertuiging. Dit besluit van het Prov. kerkbestuur is geheel in strijd met dat van het Classicaal bestuur. Het Prov. kerkbestuur gelast, het Classicaal bestuur verklaart dat de kerkeraad op grond van de reglementen niet tot afgifte kan gedwongen worden. Hier is een tegenstrijdigheid in de rechtspraak die niemand verklaard heeft. Zelf Ds. Vos glijdt er in zijn „keerpunt” zeer haastig over heen, daar hij zonder twijfel gevoeld heeft dat het besluit van het Prov. kerkbestuur een clementie was voor het Class. bestuur of dat het een merkwaardig besluit was, dat geen steun vond in de reglementen. Wij gelooven dat het beide was en dat bet Prov. kerkbestuur eenvoudig deze gelegenheid heeft aangegrepen om de leiders in Amsterdam tot hun plicht te brengen. Want geheel Nederland wist wat er binnen Amsterdam gaande was en aller oogen waren op de hoofdstad des lands gericht. De groote vraag was wie in dit conflict het onderspit delven zou: de Synodale organisatie of de Gereformeerde partij. Week de Synodale organisatie terug dan was het met haar gezag in de Herv. kerk gedaan en de Herv. kerk had zichzelf eenvoudig ontbonden. Zoo scherp stond men tegen elkander over. Dít heeft het Prov. kerkbestuur gevoeld en daarom door een machtsdaad en niet door een rechtsdaad het conflict uitgelokt. De waarheid moet hier gezegd worden. Het Prov. kerkbestuur had zonder eenige wetskrenking op dezelfde wijze als het Classicaal bestuur kunnen antwoorden, maar het heeft dit niet gewild. Het heeft eenvoudig den kerkeraad gelast bedoelde attesten als nog binnen den tijd van zes weken af te geven. Daarmee plaatste het den kerkeraad van Amsterdam voor een keuze, of dien last onverwijl uit te voeren of in cassatie te gaan bij de Synode.
De kerkeraadsvergadering van 6 Nov. 1885 en niet 1886 zooals Ds. Vos schrijft, zou daarover beslissen. Ds. Henier was voorzitter, ook Ds. Vos was aanwezig, die, daar hij de vergadering niet tot het einde kon bijwonen, eerst eenige formeele bezwaren tegen de uitspraak van het Prov, kerkbestuur ontwikkelde, zijn leedwezen uitsprak over het feit, dat ook het Prov. kerkbestuur de leervrijheid huldigde en eindelijk zich zorgvuldig van eenig antwoord op de vraag: wat nu? onthield. Hij meende: er waren maar twee wegen, of de uitspraak van het Prov. kerkbestuur gehoorzamen of haar eenvoudig voor kennisgeving aannemen, Er was geen derde. Daarop vertrok hij. Er kwamen achtereenvolgens drie voorstellen ter tafel.
a. Om niet in cassatie te gaan.
b. Om wel in cassatie bij de Synode te gaan op grond van de reglementen, hoewel het bevel van het Prov. kerkbestuur in strijd was met Gods Woord,
c. Een voorstel van Ds. Kraijenbelt en Ds. van Schelven, Hovy en Dr. Kuyper, om wel in cassatie te gaan, niet op grond van de reglementen, maar alleen op grond dat deze last: „in strijd met Gods Woord en alzoo nietig was.”
Over deze drie voorstellen werd duchtig gediscussieerd met het gevolg dat het tweede al heel spoedig viel daar niemand dit voorstel steunde, daarop bleven a en c over. Aanvankelijk scheen het als of voorstel a zou worden aangenomen en dat men tot het Prov. kerkbestuur eenvoudig gezegd had; wij mogen niet, en dan verder rustig af te wachten wat het Prov. kerkbestuur doen zou. Maar dit scheen Dr. Kuyper allerminst naar den zin te zijn en derhalve drong hij met klem van redenen aan op de aanneming van het voorstel van Ds. Kraijenbelt. Toen hem gevraagd werd of dit gaan naar de Synode dan op grond van Gods Woord geoorloofd was? antwoordde hij: „neen, indien het was om de Synode te erkennen als souvereine macht, maar wel, wanneer het is, om de Synode de zaak uit een te zetten en aan het hart te leggen.” Deze redeneering van Dr. Kuyper was een sophisme, maar met een sophisme worden de meeste menschen gevangen. Dit bleek ook in de Amsterdamschen kerkeraad, want onmiddellijk nadat Dr. Kuyper gesproken had, riep men: „ja, ja, cassatie aanteekenen alleen op grond van Gods Woord. Ik onderschrijf hier geheel het oordeel van Ds. Vos die zegt: „De aanteekening moest alleen op grond van Gods Woord geschieden, en inmiddels hield men zich aan al de voorgeschreven vormen, voor de aanteekening vereischt! Men had echter in die zaak reeds gebroken met alle andere reglementaire bepalingen zoodat er wel iets anders overschoot, dan zulk een onbepaald gebied van bewijsvoeringen als Gods Heilig Woord heeten mag. Men verzaakte daarbij geheel de belijdenis der „Kerken” als regel, zelfs als kenmerk des geloofs en des levens, plaatste zich uitsluitend op Remonstrantsch standpunt, en zocht een godgeleerd dispuut uit te lokken met een college dat ten dezen niets mocht doen dan onderzoeken of de Reglementen ook geschonden of verkeerd toegepast waren. (Keerpunt pag. 84.)”
Het geheele beroep bij de Synode op grond van Gods Woord, was een misleiding daar men vooruit wist, dat dit beroep bij de Synode niet goed was.
Het besluit zelf luidde:

De Kerkeraad,
Overwegende, dat alle ding in de Kerke Christi allereerst getoetst dient aan Gods Woord;
Overwegende ten andere, dat het geraden is, eer men zich in strijd late wikkelen, alle gebaande wegen af te loopen;
En overwegende ten laatste, dat het pleit voor het opperrecht in de Kerke Christi van Gods Woord, desvereischt, niet ten einde ware te brengen met een ondergeschikt Bestuurs-collegie; maar doeltreffend alleen zou te voeren zijn bij de Synode-zelve of haar vaste Commissie in welk Collegie de Synodale Organisatie als zoodanig belichaamd optreedt;
Besluit,
1o. binnen drie dagen aan de Algemeene Synodale Commissie te doen toekomen een schrijven van dezen inhoud:
De raad der Kerke van Amsterdam teekent mits dezen tegen de copyelijk hierbij gaande beslissing van het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Holland cassatie aan, op grond, dat genoemde beslissing nietig is als in strijd met Gods Woord.
Andere gronden, aan menschelijke inzettingen en reglementen ontleend, waren hierbij te voegen; maar hij laat deze achterwege, als overtollig na zijn beroep op den Woorde Gods, waaraan de Opzieners der Gemeente zich bij de aanvaarding van hun ambt onvoorwaardelijk voor God en de Gemeente verbonden hebben.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1914

De Wekker | 4 Pagina's

De geschiedenis der Doleantie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1914

De Wekker | 4 Pagina's