Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De belofte des Vaders.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De belofte des Vaders.”

11 minuten leestijd

„En ziet Ik zend de belofte des Vaders op u, maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte.” Luc. 24 : 49.

(Pinksterfeest.)
Groote en heerlijke dingen zijn het, waar we op ons Christelijk Pinksterfeest aan worden herinnerd. Op bet Israëlitisch Pinksterfeest, het feest der weken, ook wel dat der eerstelingen genoemd, werden de eerste vruchten van den oogst Gode gewijd en geheiligd. Met het oog op de gezegende vrucht, die het afwierp, kan men ook het Christelijk Pinksterfeest, wel het feest der eerstelingen noemen.
Daarbij denken we dan aan het groote getal dergenen, welke dien dag werden toegebracht tot de gemeente, die zalig wordt. Lucas vermeldt het onder de afscheidsrede van den Heere Jezus tot Zijne discipelen gpsproken, even voor des Heeren hemelvaart, dat den Jongeren des Heeren de belofte door Jezus werd gedaan, dat Hij de belofte des Vaders zenden zou. “Wat die belofte inhield hebben zij ongetwijfeld wel verstaan. Het was hun reeds vroeger duidelijk verklaard, Jezus zou heengaan, maar de Trooster, de Heilige Geest zou komen.
De profeten hadden dit reeds eeuwen te voren voorspeld. Jesaja had als Gods heraut getuigd: water zou God gieten op het drooge en stroomen op het dorstige. Joel, waar Petrus aan herinnert op den Pinksterdag, had gesproken van den Geest, dien God zou uitstorten over alle vleesch. Johannes de Dooper had van Christus getuigd: Hij zou doopen met den Heiligen Geest en met vuur.
En nu Christus de Heere zal worden opgenomen in den hemel, hooren we van Zijn gezegende lippen, wat Hij, ingegaan zijnde in heerlijkheid, voor en aan de Zijnen doen zal: Hij zal zenden de belofte Zijns Vaders op hen.
De tiende dag na Jezus hemelvaart, de dag van het Pinksterfeest, is aangebroken, een schare van omtrent honderd en twintig personen, is in een van de aan den tempel gebouwde zalen bijéén, en daar komt onder zichtbare en hoorbare teekenen, de Heilige Geest. Een geluid als van een geweldig gedreven wind wordt gehoord, verdeelde tongen als van vuur, die zich over de hoofden der apostelen plaatsten, werden gezien. En op de vraag, wat mag dit zijn, lezen we hier het antwoord: het is, wat Jezus had beloofd, de komst van den H. Geest. Den Geest, die Christus zend, als de belofte des Vaders. Op de vervulling dier belofte moesten de apostelen wachten te Jeruzalem. Eerst dan, als die belofte was gekomen en vervuld, konden ze uitgaan, beginnende van Jeruzalem, predikende het evangelie allen creaturen.
Als menschen van geringe afkomst, onbekwaam in zichzelven, zouden zij, met den Heiligen Geest vervuld, en daardoor met kracht uit de hoogte aangedaan , bekwaam zijn tot de gewichtige taak, waartoe zij geroepen waren, namelijk: om getuigen van Christus te zijn. Die mannen hebben des Heeren Woord geloofd. Biddend en wachtend hebben zij tien dagen lang uitgezien, naar de vervulling van de belofte hen gedaan, en zij zijn niet beschaamd geworden.
Niet alleen voor hen, maar ook voor alle volgende eeuwen en geslachten, is daardoor gebleken, dat de verheerlijkte Koning Zijne oprechte onderdanen niet vergeet. Welk een uitnemend bewijs van Zijne heerlijkheid en macht doet Christus hier in aanschouwen, dat Hij de zender is van den Heiligen Geest, als van de belofte des Vaders. Wél had reeds ook onder de oude bedeeling de Heilige Geest zich geopenbaard in zijne onderscheiden werkingen, maar een openbaring als nu, was te voren onbekend. Nu zijn het niet slechts werkingen en krachten van den Geest, rnaar het is de komst van den Heiligen Geest zelf, waar Christus van had getuigd, dat Hij komen en blijven, en nimmermeer wijken zou van Zijne gemeente. Met deze persoonlijke komst van den Heiligen Geest, werd een weldaad aan de kerk des Heeren geschonken, die onbeschrijfelijk groot is. Daaruit is dan ook alleen te verklaren, dat er zulk een kracht van den arbeid der apostelen is uitgegaan. Vanaf den Pinksterdag zien we wat op de prediking van Petrus is gevolgd. Dat was niet het gevolg van menschelijke kracht of wetenschap, het doet ons zien de waarheid van hetgeen Christus zelf had geleerd, dat het de Geest is die levend maakt. Niet door kracht of geweld, maar door mijnen Geest zal het geschieden, zegt de Heere, De kracht welke zich daarin openbaart is de kracht Gods. Want ook de Heilige Geest is God, de derde persoon in de aanbiddelijke Drieëenheid, eenswezens met den Vader en met den Zoon. Vandaar ook, dat al wat ondernomen wordt om het werk Gods te vernietigen, ijdel wordt bevonden. Gods werk is onvernietigbaar. Alle instrument daar tegen bereid, zal niet gelukken. Als we dan lezen van die Pinksterlingen dat zij vervuld werden met den Heiligen Geest, hebben we daarin te zien, hoe en op wat wijze de Geest Gods wonen komt, gelijk de Schrift leert, in de harten der geloovigen.
Met het oog daarop worden hunne lichamen genoemd tempelen Zijner inwoning. Met kracht uit de hoogte aangedaan, zien we hoe de apostelen des Heeren, op zeldzame wijze waren toegerust.
Zij spreken en getuigen met groote vrijmoedigheid, en dan nog wel in vreemde talen, welke zij te voren nooit hadden geleerd. Zij vreezen geen dreigementen van menschen, zij vreezen geen spot en geen smaad, zij treden als helden in het slijk der straten. Wat menschen ook beproeven om die mannen tot zwijgen te brengen, ‘t is alles te vergeefs. Vanaf den Pinksterdag te Jeruzalem wordt het bewijs geleverd, dat de Heere, aan de spits van het leger staat. De vijanden zullen zich van alle kanten opmaken ten strijde. Vervolging laat niet lang op zich wachten. En thans heeft die strijd al zooveel eeuwen lang geduurd, de strijd van de duisternis tegen het licht, die nog altijd voortgezet wordt, maar geen nood. Nu de Geest gekomen is, wordt de wereld overtuigd van zonde, gerechtigheid en oordeel Er zullen zoo velen gelooven als er tot het eeuwige leven zijn geordineerd. Uit alle geslachten, talen en volken wordt de gemeente van Christus vergaderd. Vergaderd door Zijn Woord en Geest. Menschen wil de Heere daartoe, als nietige stervelingen gebruiken. Menschen, die van den Heere geroepen en bekwaamd, optreden met de blijde boodschap des heils. En de uitkomst van dat alles leert: wat den Jood een ergernis en den Griek een dwaasheid is, dat wort bevonden een kracht Gods tot zaligheid te zijn, voor een iegelijk, die gelooft. Dat is de verborgen kracht van het evangelie van Christus. Dat deed een Paulus zeggen: wij vermogen alle dingen door Christus, die ons kracht geeft.
Dat doet des Heeren dienaren fier en moedig zijn, zelfs onder den grootsten tegenstand. Verhoogd en verheerlijkt aan des Vaders rechterhand gedenkt de verhoogde Middelaar de Zijnen, en wat op den Pinksterdag is geschied in den uitstorting van den Heiligen Geest, dat waarborgt de toekomst voor alle volgende eeuwen, want de Geest des Heeren zal van de gemeente niet wijken. En de geschiedenis heeft geleerd, hoe met en door den Heiligen Geest, Gods Kerk is verkwikt en gezegend, gelijk het dor en dorstig aardrijk met een milden regen kan verkwikt worden. Waar de Geest des Heeren werkt, zien we weldra de heerlijkste vruchten van dat werk.
Want wat menschen niet vermogen, dat vermag Gods Geest, die alle dingen werkt naar Zijnen wil.
Daardoor worden spotters beschaamd, tegensprekers tot zwijgen gebracht, vijanden overwonnen, onbekwamen bekwaamd, treurigen getroost, dwalenden terecht gewezen, in één woord: dooden levend gemaakt.
In menig opzicht beleven we thans op geestelijk gebied een dorre tijd. Scheuringen, verdeeldheden, toenemende wereld gelijkvormigheid, allerwege zien we een meer en meer afglijden van de oude en welbeproefde paden. Wetenschap en gaven worden voor geloof aangezien. De liefde van velen is reeds lang aan ‘t verkoelen. En op de vraag, waar is alleen gewenschte verandering van te verwachten, zijn wij menschen altijd zoo geneigd om allerlei verkeerde gedachten te koesteren. De één zit hier en de andere zit daar naar uit te zien. Doch vast en zeker is het, alleen de werking van den Heiligen Geest is ons maar noodig. Waar die als de Noorden en Zuiden wind den Hof des Heeren doorwaait, daar zal zijn reinigende en vruchtbaarmakende kracht worden gezien. Werd dit meer en beter gezien en geloofd, dan zou, bij bewustheid van eigen zonde en schuld, de groote behoefte uitdrijven tot het gebed. Dan zou het voorbeeld worden gevolgd van hen, van wie we lezen, dat zij eendrachtelijk bijeen waren, wachtende en biddenden om de komst van den beloofden Trooster. Heerlijke tijden als weleer zouden andermaal beleefd worden, want Hij, die het beloofd heeft is getrouw. Moge dit velen op ons naderend Pinksterfeest in verootmoediging voor God, doen bidden, dat van het komende, evenals van het eerste Christelijke Pinksterfeest kan gezegd worden, dat daarop velen door den Heere zijn toegebracht, tot de gemeente, die zalig zal worden. Dan zeker zou van veler lippen worden gehoord: „Komt luistert toe gij Godgezinden, Gij die den Heer van harte vreest. Hoort wat mij God deed ondervinden, wat Hij gedaan heeft aan mijn geest.”
Als het land dor en onvruchtbaar is zijn er oorzaken. En als er schaarsche vrucht gezien wordt op al den arbeid voor Gods Koninkrijk ondernomen, zijn er ook oorzaken. Dat we dit maar eerlijk en openhartig, mocht het zijn met schaamte voor God erkennen.
De arm des Heeren is niet verkort. Christus, die verheerlijkt is heeft der gaven en des Geestes overig. Eén wenk van Zijn alvermogen, en de onvruchtbaarste woestijn zal bloeien als een roos. Alsdan zullen der blinden oogen open gedaan worden, de kreupele zal springen als een hert en de tong der stommen zal juichen.
Geen grooter maar ook geen heerlijker openbaring onder menschen is er denkbaar, dan wanneer Gods knechten, en Gods volk wordt aangedaan met kracht uit de hoogte. Dan gaat een kleine David moedig dan snoevenden Goliath te gemoet. Dan zingen Pauius en Silas Gode lofzangen in de gevangenis. Dan wekt ge onwillekeurig ook anderen op, om uw God groot te maken. Dan jubelt ge den geloovigen zanger na: „Komt laat ons samen Isrëls Heer, den Rotsteen van ons heil met eer, met Godgewijden zang ontmoeten”…. Welk een stof tot vreugde zou dat zijn, als het Pinksterfeest weer eens bij vernieuwing een oogstfeest werd voor de eeuwigheid. Weken te voren, worden overal door de kinderen der wereld allerlei ijdele feestelijkheden georganiseerd. In groote advertentie's worden met groote vette letters de plaatsen en gelegenheden bekend gemaakt, waar men naar hartelust genieten en zich vermaken kan. Velen, die naar kerk noch godsdienst vragen bereiden zich op die wijze vóór, voor de eeuwigheid. Zoo gaat men ongemerkt en onbewust als een gemeste os naar de slachtplaats, het eeuwige verderf tegemoet. Van hen, die christenen heeten, mag wat anders worden verwacht. Vergeten we evenwel niet, dat uitwendige onderscheiding niet genoeg is, om bevrijd te worden van het eeuwige verderf. Die niet wedergeboren wordt uit water en Geest, kan het Koninkrijk Gods niet ingaan. Alle middelen daartoe in het werk gesteld, zullen zonder Gods Geest niet gedijen. Daarom zijn we geroepen elkander op te wekken tot vurig, ernstig en volhardend gebed. Vele vijandelijke machten spannen samen in deze tijden, om de waarheid te bestrijden, de volken te verleiden, en anderen afvallig te maken. De Heere heeft een twist met de inwoners der wereld. Pestilentien, oorlogen en aardbevingen, wijzen ons op het heilig ongenoegen Gods over de zonde. En wee onzer, als we niet bukken voor den hoogen God.
De dag des feestes voor Gods kerk is nabij. Christenen! schikt u om uwen God te ontmoeten. Op uw noodgeschrei, heet het tot Isrël, deed Ik groote wonderen. Diezelfde God kan en wil nog om Christus wil, wonderen doen aan en voor een volk, dat Hem te voet valt, en dat met berouw en schuldbesef zijn Rechter om genade bidt. Voor de verlaters van Gods wet, zullen de feesten in rouw veranderen, maar voor de oprechten zal het licht opgaan in de duisternis.
Het licht is voor de rechtvaardigen gezaaid en vroolijkheid voor de oprechten van hart.
Looft Hem, die met vuur gekomen,
Die met storm verkondigd is!
Die met licht zal overstroomen
‘s Werelds dikste duisternis!
Wonderkrachten, talen monden,
“Wijsheid schonk Hij ! ‘s Heeren zin
Stortte Hij den Jong'ren in,
Om den volken' te verkonden
(Allereerst aan Jacobs huis!)
Vrede door den smaad van ‘t kruis.

Loof den Geest! Hij zal niet wijden
Van de kerk, met bloed gekocht,
Zijn nabijheid zal steeds blijken,
Hoe de vijand woeden mocht.
Vreest niet, o gezochte schapen,
Vreest niet, weergevonden ziel,
Zoo de nacht u overviel!
Zou de Geest des Heeren slapen
Waakt Hij, schoon geen oog Hem ziet.
Voor de kleine kudde niet ? 1).
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1914

De Wekker | 4 Pagina's

„De belofte des Vaders.”

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1914

De Wekker | 4 Pagina's