Ingezonden
Waarde broeder den Boer!
Ik mag mij zeker wel een enkele kantteekening op uw schrijven veroorloven. Niet om met u een debat over de gezangen te gaan voeren, want daar ben ik minstens even zoo afkeerig van als gij.
Ik geloof niet dat mijn schrijven in zijn geheel genomen den indruk kan en zal maken, dat ik voor het zingen van gezangen in de kerk ben. Juist het tegenovergestelde, Verder dat ik geheel sta op het standpunt onzer vaderen, die niet principieel tegen het zingen van gezangen waren, bewijze de gezangen, die achter onzen psalmbundel staan en waar gij en ik iederen Zondag uit mogen laten zingen.
Dat ik het volstrekt niet met u eens ben, dat onze psalmen, de berijmde namelijk, zuiver zijn, daarvoor zijn ze uit uit een te verwaterd tijdperk afkomstig en door te onware mannen berijmd. Ik geef de voorkeur aan de berijming van Datheen.
Eindelijk dat de berijming door Beets van Jesaja 53 boven allen lof verheven is en inderdaad een berijming van Jesaja. Ontvang nogmaals de verzekering, dat ik geen voorstander van de samenstelling en invoering van een nieuwe gezangbundel ben.
Uw toegenegen broeder,
H. JANSSEN.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1914
De Wekker | 4 Pagina's