Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

L: A, te L. Had de vrouw, de overspelige (Joh 8:111) werkelijk de zonde begaan? Waarom werd zij dan niet naar de wet gestraft, gelijk we lezen in Lev. 20 ; 10 vv., Deut. 22 : 22 ? Of waren het valsche beschuldigers?
Dat de vrouw zich werkelijk bezondigd had en dus de Schriftgeleerden en Farizeën geen valsche beschuldigers waren, blijkt uit het woord des Heilands: „Die van ulieden zonder zonde is, werpe eerst den steen op haar.” Zou de Heere Jezus dit woord gesproken hebben, indien deze vrouw rein was? De Heere zelf erkent hare schuld. Dat zij niet met baar handelden naar de wet, doch met haar bij den Heere komen, heeft ton doel den Heere te verzoeken. Mochten zij maar eens een woord van Zijne lippen opvangen, dat inging tegen de wet van Mozes! Werkelijk was de zonde van die vrouw hun niet zoo hatelijk als de Persoon van Jezus. Wat raakte hun die vrouw en het recht, als de Gehate maar in hunne netten kwam. Zoo is het te doen om den Heere. Zal hij die overspelige in bescherming nemen tegen de wet?— Hij doet het niet, maar stelt hen voor de wet, zoodat de wet, zoodat hun geweten hen beschuldigd. Al is het, dat wij niet den weg opgaan, dien de Schriftgeleerden en Farizeën bewandelden, om Jezus te treffen, ook wij achten dikwijls alleen dat zonde, wat openbaar wordt. Gevoelen we ons altijd schuldig met den schuldige?

J, v. d. P. te B. Wat belijdt de Ethische richting ? Het is niet gemakkelijk te zeggen, wat de Ethische richting belijdt. Eene belijdenis, eene welomschreven verklaring van die zijde, laat nog altijd op zich wachten. Ik denk om twee redenen: 1e is er nog al verschil tusschen Ethischen en Ethischen, zoodat de een veel verder afwijkt van de Gereformeerde leer dan de ander; 2e. zal eene geloofsbelijdenis hun wel wat gevaarlijk toeschijnen, omdat daarin dingen „die onder ons volkomen zekerheid hebben,” minstens twijfelachtig worden gesteld.
In de Ethische richting is plaats voor j den Bijbel als bevattende het Woord ‘Gods, niet als zijnde het Woord;’ er is plaats voor een Jezus, die, o zoo dierbaar wordt genoemd, doch aan Wiens sterven, nl. als Borgtochtelijk, niet wordt geloofd. Voor de Ethischen is niet de Schrift in haar geheel Godsopenbaring, maar het geestelijk leven der gemeente spreekt daarin een krachtig woord mede. Niet Christus, maar de navolging van Christus door Zijnen geest leidt tot de zaligheid, — Eigenlijk zijn de Ethischen gevaarlijker dan de puur Modernen, men weet van de laatsten wat men aan hen heeft; — de Ethischen zullen onder het spreken over de liefde tot Christus de grondslag des geloofs ondermijnen.

J. v. d. P. te B. Zullen wij, indien we in den Heere sterven, dadelijk na ons heengaan, de onzen, die te voren, reeds zijn opgenomen, waar niemand zeggen zal: “lk ben ziek”, kennen, of zal dat eerst zijn na de opstanding ten laatste dage?
„Een nieuwsgierige vraag!” zou men in het Noorden zeggen. Ik kan uwe vraag niet met „ja” of met „neen” beantwoorden. Zelfs het antwoord op de vraag of er zulk eene kennis van elkander zal zijn, als waarop gij doelt, is voor mij zoo maar niet te beantwoorden. Er is wat voor, er is wat tegen. Zullen we deze verborgenheden maar voor den Heere laten? Dat zal het beste zijn. Geopenbaard is vast en stellig en daar blijft geene onzekerheid over, dat zij, die in den Heere ontslapen, altijd „met den Heere zullen zijn.” Zij zullen den Koning zien in Zijne schoonheid! Bij die heerlijkheid zinkt het kennen van elkander in het niet.

J. D. W. te O-B. De Bijbel, dien wij bezitten, is de vertaling uit het Hebreeuwsch, voor het Oude Testament, uit het Grieksch, voor het Nieuwe Testament, van hetgeen de Heere tot onze zaligheid heeft doen opteekenen. Let wel, de Bijbel is eene vertaling ! Die vertaling is niet ingegeven door den Heiligen Geest, zoodat nu elk woord als vorm der gedachte onveranderlijk zoude zijn. De Staten-Vertaling zag het licht in 1637, toen men andere woorden gebruikte voor dezelfde zaken dan nu. Het woord „wijf” heeft bijv. tegenwoordig eene ongunstige beteekenis, indien het in het gewone leven gebruikt wordt. Wij zeggen tegenwoordig: vrouw. Zoo zijn er meer woorden, die in onbruik zijn geraakt en waarvoor men nu andere woorden gebruikt.
Volkomen stem ik u toe, dat in Luk, 1 : 41 het woord „buik” meer zegt dan „schoot”. Waar dit echter niet het geval is en dus de beteekenis dezelfde blijft, behoeft ge u door eene woord-wijziging niet bevreesd te maken, dat daarmede de waarheid Gods valt. Soms geeft zulk eene wijziging meer duidelijkheid in overeenstemming met den grondtekst. Zoo b. v. lezen we in Hand. 18 : 26 in onze oude Staten-vertaling het woord „bescheidenlijker.” Dat woord wordt niet meer in die beteekenis gebruikt. Wij spreken nu van bescheiden en bescheidenlijk, als iemand zonder ophef is of zonder ophef doet. Het woord in Hand. 18 : 26 beteekent: meer naar de bescheiden d. i. naar de gegevens, de bronnen. Het woord, dat nu in de meeste uitgaven voorkomt drukt de beteekenis daarvan voor ons verstaanbaar uit, n. l. het woord „nauwkeuriger,”

d. H. (den Haag) L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1915

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1915

De Wekker | 4 Pagina's