Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waar de miskenning van Christus opstanding toe leidt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar de miskenning van Christus opstanding toe leidt

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En indien Christus niet opgewekt is, zoo is dan onze prediking ijdel, en ijdel is ook uw geloof.” 1 Cor. 15:14.

De uitnemendste heilsweldaden werden ook in Paulus tijd tel bestreden. Het sadduceisme, dat in geen opstanding gelooft, spande reeds vroeger samen met het farizeisme in allerlei haat en afkeer tegen Jezus van Nazareth.
En ofschoon het later aan vele historische bewijzen niet ontbrak voor de waarheid, dat Jezus waarlijk uit de dooden was opgestaan, blijkt uit de ge-schriften der apostelen, hoe men altijd nog maar trachtte die waarheid tegen te spreken of te verdenken. Zulke tegensprekers waren er ook in de gemeente van Corinthe.
Tegenover al die bedenkingen en tegenspraak handelt Paulus in dit hoofdstuk opzettelijk over de opstanding. Eerst spreekt de apostel over de opstanding van Christus, en in verband daar mee komt dan ter sprake de algemeene opstanding. Om de groote beteekenis en de onschatbare waarde van Christus opstanding voor ons geloof en leven in het licht te stellen, wijst Paulus in bovenstaande woorden er op tot welke ontzachelijke gevolgen, de loochening van Christus opstanding moet leiden. Is er in ‘t geheel geen opstanding — zoo wil de apostel zeggen — dan volgt daaruit vanzelf, dal ook Christus niet is opgewekt. En indien Christus niet is opgewekt, zoo is dan onze prediking ijdel, want geheel de inhoud onzer prediking is juist op de opstanding van Christus gebaseerd. Vandaar, dat alsdan noodwendig ook onze prediking ijdel en waardeloos moet zijn. En wat zou dan ook uw geloof voor bate kunnen hebben? Over het verschil van „opgewekt” en „opgestaan” spreken we nu maar niet. Ieder, die ook maar eenig onderwijs in de waarheid heeft genoten, weet, dat Christus opgewekt is door de kracht des Vaders, maar dat Hij ook is opgestaan door Zijn eigen goddelijke kracht. Hij had macht Zijn leven af te leggen, maar ook macht om hetzelve wederom aan te nemen.
De waarheid van Christus opstanding is door de vele verschijningen en openbaringen van Christus aan Zijne discipelen en discipelinnen bewezen, zoodat we met recht kunnen zeggen: die bet feit der opstanding niet gelooft, die kan geheel de Heilige Schrift wel ter zijde leggen. Zal men de opstanding van Christus verwerpen, omdat men deze niet begrijpen kan, dan gevoelt ieder, dat men dan ook komen moet tot verwerping van alle wonderen en van alles, wat boven-natuurlijk is. Zoo doet dan ook het Modernisme. Men krijgt dan op het Paaschfeest te hooren, dat Jezus, die groote Weldoener van menschen, in onze gedachten voortleeft, evenals Luther en alle groote mannen in onze dankbare nagedachtenis voort even, om de goede en uitnemende dingen, welke zij gedaan hebben. Met die ongelukkige en arme troost moet ge het dan maar doen!
Van zulk eene prediking kan met recht worden gezegd, dat zij ijdel is, zoowel als het geloof in zulk eene prediking. Wat zal de ontnuchtering voor al die ongelukkigen ontzettend zijn, als zij eens Jezus, als de Christus zullen zien verschijnen, om te oordeelen de levenden en de dooden.
Naar Zijn eigen woord komt eenmaal de ure, waarin allen, die in de graven zijn, Zijne stem zuilen hooren en zullen uitgaan, die het goede hebben gedaan tot de opstanding des levens en die het kwade gedaan hebben tot de opstanding der verdoemenis. De gemeente Gods gelooft en belijdt dan ook met een Paulus: „Indien wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zoo zijn wij de ellendigsten van alle menschen.”
Waartoe zou het dienen om dan nog langer het evangelie te prediken ? Wat nuttigheid zou bet geven, langer te spreken over de noodzakelijkheid en de heerlijkheid van het geloof in Christus ? Zegt dan maar: „laat ons eten en drinken en genieten, wat we kunnen; want morgen sterven wij.” Dan ia alle zelf verloochening dwaasheid. Dan bestaat de waarde van wat men Christelijk leven en een Christelijken wandel noemt, slechts in schijn. Dan gaan we niet alleen allen naar ééne plaats, namelijk het graf, maar dan is ook in dat graf het einde aller menschen.
De grootste redeloosheid en bandeloosheid is daarvan ook het gevolg in de leer en in de praktijk, waar geen plaats in of bij is voor den levenden Christus.
Al wat ons verder in de gewijde historie wordt vermeld, van de plaatselijke, de lichamelijke en zichtbare hemelvaart van Christus, kunt ge dan wel uit uw Bijbel scheuren, zoowel als wat we later nog van den levenden Christus lezen bij den dood van Stefanus, bij de verschijning aan Saulus op den weg naar Damascus, en van de heerlijkheid en Majesteit, waarin de Heere is verschenen aan Zijn' geliefden discipel Johannes, op het eiland Patmos.
Indien Christus niet is opgewekt, zoo mogen we wel vragen, waar is dan het gestorven en bewaakte lichaam van Jezus, in het graf van Jozef gelegd, gebleven? Niet een van al de ongeloofsapostelen kan op deze vraag een afdoend en aan het gezond verstand, bevredigend antwoord geven.
Veertig dagen lang is Christus na Zijne opstanding nog op aarde gebleven. Herhaalde malen heeft Hij zich in dien tijd aan Zijne apostelen levend vertoond met vele gewisse kenteekehen, zijnde van hen gezien en sprekende van de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan.
Er is, zoo kunnen we veilig zeggen, moeielijk ééne waarheid uit onze Christelijke heilsleer te noemen, die zoo breed, zoo krachtig en zoo duidelijk bewezen is als de opstanding van Christus.
Hoe lang en hoe fel dan ook bestreden, is het wel opmerkelijk, dat we deze, waarheid zooveel eeuwen lang zien gehandhaafd en beleden.
Met hoeveel innige vreugde en blijdschap wordt het ons op ieder Paaschfeest plechtig herinnerd, als we deze heerlijke gebeurtenis met elkander in Gods huis mogen herdenken. Dan leven we in in de geschiedenis, en kunnen, met Maria Magdalena, met de Emmausgangers en met al de oprecht geloovigen van die dagen genieten, door geloovig op Hem te zien, die dood en graf beeft overwonnen en het leven en de onverderfelijkeid heeft aan het licht gebracht.
Laat het ongeloof dan lachen en spotten met de hoop en de zalige verwachting der kinderen Gods, maar zalig zij, die gelooven, want zij zullen eens den Koning in Zijne heerlijkheid aanschouwen.
Volkomen zeker van de waarheid van Christus opstanding, weten we ook, dat het deel hebben aan de vrucht Zijner heerlijke opstanding, ons door de genade Gods doet roemen in het geloof, wetende dat een onbevlekkelijke een onverderfelijke en onverwelkelijke erfenis in de hemelen Christus geloovigen is weggelegd. Neen, zeggen we, onze prediking is niet ijdel, want we zijn geen navolgers van kunstelijk verdichte fabelen. Ons geloof rust op onbedriegelijke, krachtig en duidelijke bewezen waarheden, welke nog steeds bevestigd worden. Daartoe hebben we een wolke der getuigen, die ons omringt, die allen in dat geloof zijn gestorven en de rust zijn ingegaan, die er overblijft voor het volk van God. We prediken op Christus bevel. We prediken niet ons zelven, maar Jezus Christus endien gekruist, de wijsheid en de heerlijkheid Gods.
We prediken Hem, als de opstanding en het leven, verzekerd als we zijn, dat allen, die in Hem gelooven, zullen leven met Hem. In die prediking is raad voor verlegen zondaren. Daar is medicijn in voor geestelijke kranke zielen. Daar is balsem van vertroosting in voor verslagene harten. Daar is troost in, die genoegzaam is in leven en in sterven. Geen wonder dan ook, dat allen, die ooren mogen hebben om te hooren en harten om op te merken, niet anders begeeren noch verlangen, dan alleen die levende, die opgewekte Christus, die onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op bet hout. Die prediking draagt, onder den zegenenden invloed van den Heiligen Geest, de meest heerlijke vrucht. Zij maant af van de zonde. Zij wekt op om Jezus te volgen, gelijk de schapen den herder volgen. Zij doet hopen en vertrouwen op Hem, die gisteren en heden in der eeuwigheid Dezelfde is.
Tegenover gelooven staat niet-gelooven, en dat niet-gelooven is tweeërlei. Anders is dit bij de Heidenen, die het Woord Gods niet hebben. En anders bij hen, die wel leven onder het licht der goddelijke openbaring, maar dit onvoorwaardelijk verwerpen. Als zoodanig is er onderscheid tusschen ongeloovigen en niet-geloovigen. Het geloof van Gods kinderen is geen ijdel geloof, het is maar niet een meening, een gedachte of een droombeeld. Het ware geloof vereenigt met Christus, leeft uit Christus en kan uit kracht daarvan zoo bemoedigen en vertroosten, zooveel kracht en sterkte geven, dat ge het Paulus kunt nazeggen: „Ik acht alle dingen schade en drek te zijn, bij de uitnemendheid der kennis van Jezus Christus.” Zeg nu maar tegen een geloovige, die de vrucht des geJools mag genieten: „uw geloof is ijdel”, maar denk niet, dat ge den zoodanige aan het twijfelen of wankelen zult brengen. Hoeveel bloedgetuigen zijn in tijden van vervolging niet juichend onder de hevigste lichaamsmarten de eeuwigheid ingegaan. Zou iemand dan meenen, dat dit alles maar rustte op inbeelding ? Neen, zeggen we op onze beurt, dat was de kracht des geloofs, waardoor zij, roemende in en door de genade, God, tot in hun dood God hebben verheerlijkt. Late zich dan niemand aftrekken van de eenvoudigheid der waarheid, die in Christus Jezus is. Late niemand zich verleiden door ijdele filosofie en drogredenen van menschen, die een verdorven verstand hebben. Late zich niemand, waardoor dan ook, blinddoeken voor het licht der goddelijke waarheid, welke ons verzekert, dat Jezus Christus ten derden dage is ongestaan, naar de Schriften. Met bet geloof in Christus opstanding los te laten, is het met alle christelijke hoop en verwachting gedaan. Het geloof in Christus opstanding is de hoeksteen, waar geheel het gebouw onzer christelijk hoop op rust. Tegenover alle leugenleer, kan de Christen zeggen: ge zoudt gelijk hebben, indien Christus niet ware opgestaan.
Gelukkig, dat de Heere zoo bijzonder heeft gezorgd, dat het, onder zijne aanbiddelijke voorzienigheid, aan zekere en on wederlegbare bewijzen voor de opstanding onzes Heeren en Zaligmakers niet ontbreekt. Al wie het onbevooroordeeld om de waarheid te doen is, kan het uit gewijde geschiedenis, uit de vele en velerlei berichten van de apostelen weten. Met en door de opstanding van Christus, is de zalige opstanding Zijner geloovigen volkomen verzekert. Niet slechts de zielen, maar ook de lichamen zijner geloovigen zijn Zijn wettig eigendom (1 Cor. 6:20). De leden des lichaams zullen eens deelen in de heerlijkheid van het verheerlijkt Hoofd. Hier, in dit leven, wordt van de zaligheid van Gods gunstgenoten weinig gezien. Integendeel. Veeleer schijnen zij de armsten en de ongelukkigsten aller stervelingen te zijn. Maar als straks Christus de Heere in heerlijkheid verschijnen zal, om de schapen voor altijd van de bokken en het koren van het kaf voor eeuwig te scheiden, dan zal het groote onderscheid gezien worden tusschen hen, die den Heere gediend en hen, die Hem niet gediend hebben. Den apostelen werd het door engelenmond nog eens herinnerd op den Olijfberg, nadat Jezus was opgevaren naar den hemel, dat deze Jezus a'zoo zal wederkeeren, gelijkerwijs zij Hem hadden zien henenvaren. Jezus leeftl Hij leeft eeuwig, in heerlijkheid. Hij leeft om voor de Zijnen te bidden. Hij is hun Voorspraak bij den Vader. Heerlijk is de troost, welke deze goddelijke openbaring ons biedt. Want al is Christus naar zijne menschelijke natuur niet meer op aarde, naar Zijn Godheid, Majesteit, genade en Geest blijft hij bij ons lot aan bet einde der der wereld. Hij is en blijft de goede Herder, die Zijne schapen leidt en weidt. Hij waakt en zorgt voor Zijne kudde. Niemand zal één schaap uit Zijne hand rukken. Als haar koning en verheerlijkt Hoofd roept Hij Zijne gemeente op aarde toe: „Ik leef en gij zult leven.'

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1915

De Wekker | 4 Pagina's

Waar de miskenning van Christus opstanding toe leidt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1915

De Wekker | 4 Pagina's