Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gerechtigheden en Sterkte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gerechtigheden en Sterkte

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

,,Men zal van Mij zeggen: gewisselijk in den Heere zijn gerechtigheden en sterkte, tot Hem zal men komen; maar zij zullen beschaamd worden, allen, die tegen Hem ontstoken zijn.” Jes. 45:24

Groot en heerlijk is de Verlossing, waar de profeet Jesaja in het begin van dit hoofdstuk van gewaagt, waar de Heere door den mond Zijns dienaars de overwinning aankondigt van Cyrus, ook wel Cores genaamd, over de macht van Babel. Het is de Heere, die de verlossingen Israels werkt, en die van Cores zegt: „hij is mijn herder, hij zal al mijn welgevallen volbrengen.” Die Cores zal het middel zijn in de hand des Heeren, om Zijnen gevangenen te verlossen en hen vrijheid te geven, om weder te keeren naar hun land.
Maar nog grooter en heerlijker is de verlossing, die bedoelt wordt in vs. 17, waar we Jezen: „Maar Israël wordt verlost door den Heere met een eeuwige verlossing”. Daarmee wijst de profetie naar de dagen des Nieuwen Verbonds, waarin de roeping Gods tot de Heidenen zal komen, en ook over hen, die in duisternis en doodsschaduw gezeten zijn, het Licht zal opgaan. Die roeping zal niet uitgaan van menschen, want het is de Heere zelf, die spreekt en zegt: „Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God en niemand meer.”
Een woord der gerechtigheid is uit des Heeren mond gegaan, en het zal niet wederkeeren, dat Mij alle knie zal gebogen worden, alle long zal Mij zweren. A!s vruchtgevolg van die openbaring en van dien arbeid der Goddelijke genade kan dan worden aangemerkt, wat daar volgt in vs. 22, waar dezelfde Spreker voortgaat en zegt: „Men zal van Mij zeggen: gewisselijk in den Heere zijn gerechtigheden en sterkte; tot Hem zal men komen,” enz. Het antwoord op de vraag wie hier waren bedoelt met hen, die daar roemen in hun God, ligt voor de hand. We kunnen daarbij aan niemand anders denken dan aan hen, wier oogen aanvankelijk zijn verlicht door den Heiligen Geest, waardoor zij zien en kennen, wat voor anderen verborgen is, namelijk, dat in den Heere, in den beloofden Verlosser, Gerechtigheden en Sterkte zijn.
Meermalen spreekt de H. S. op soortgelijke wijze. Om nog maar één voorbeeld te noemen; zoo lezen we in Jez. 9:5: „Men noemt Zijnen Naam Wonderlijk.” Dat „men” is onbepaald en geeft niet te kennen, wie ze zijn, en waar ze zijn, maar daarin zullen alle aanvankelijk geloovjgen met elkander overeen stemmen, dat gerechtigheden en sterkte in den Heere zijn. Met die woorden: „gerechtigheden en sterkte” worden we gewezen op onschatbare genade. Was Israël machteloos en krachteloos tegenover zijne overheerschers in Babel, wat was dit volk en wat is ieder mensch als zondaar, als dood-, en doem-schuldige tegenover Zijnen God.
De oorspronkelijke gerechtigheid van Adam ging voor hem en voor geheel zijn geslacht verloren door de zonde, en zonder gerechtigheid zal geen mensch voor God kunnen bestaan. Vandaar de genade zoo groot, geopenbaard in Hem, bij Jeremia genoemd: „De Heere onze Gerechtigheid”. En als later een Paulus van die alles omvattende gave Gods in Christus getuigt zegt hij: „Die ons geworden is wijsheid van God en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing”. Geloofsbewustheid dezer weldaad doet Gods kerk, verheugd in God, jubelen en zeggen: „ik ben zeer vroo-lijk in den Heere, mijne ziel verheugt zich in mijnen God, want Hij heeft mij bekleed met de kleederen des heils, den mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan”. Dat alles werkt de Heere door Zijnen Geest, waardoor de geloovige de sterkte des Heeren aangrijpt, om, als vrucht van die toeëigening des geloofs, nu te roemen in don God Zijns heils en te getuigen: Gewisselijk, het staat boven allen twijfel vast en het is gegrond op de eeuwige en onveranderlijke waarheid van de Goddelijke openbaring: gerechtigheden en sterkte zijn in den Heere. Gerechtigheden, in ‘t meervoud , doet ons denken aan de volheid en den overvloed der gerechtigheid, welke in Hem is, die als Borg en Middelaar, voor al Zijn volk een eeuwige gerechtigheid heeft verworven. Met dien mantel der gerechtigheid gekleed, is al uwe ongerechtigheid voor het heilig oog des Heeren bedekt en geniet ge vrede met God, door het bloed des kruises. Wees dan machteloos en krachteloos in uw zelven, maar uit kracht der geloofsvereeniging met Christus zult ge als een vruchtdragende rank vrucht dragen, waarin de Heere wordt verheerlijkt. En zou de aldus door God beweldadigde zondaar kunnen zwijgen van dat groote heil? Zoudt ge verlegen moeten staan op de vraag: Wat is uw liefde meer dan een ander ? Zoudt ge zwijgen kunnen, als u rekenschap wordt gevraagd van de hoop, die in u is?
Immers neen. Onmogelijk. Dan zult ook gij met al het oprechte volk van God tot roem van des Heeren Naam belijden: gerechtigheden en sterkte zijn in Hem, die de Heere, onze Ontfermer is.
Dit moet gezien en erkend worden, zal men bate trekken van de openbaring der genade Gods. Zoolang de mensen daar blind voor is, dan kan hem en dan zal hem dit niet aantrekken, noch bekoren.
Die gezond zijn, hebben den Medicijnmeester niet van noode, maar die ziek zijn. En al naarmate wc dieper worden ontdekt aan den staat onzer ellende, naar die mate zal ook Christus en Zijne gerechtigheid ons dierbaarder zijn. De oprichting van de koperen slang door Mozes in de woestijn, zou nooit zoo gewaardeerd zijn, als de vurige slangen niet zoo velen, uit nood en smart, hadden doen roepen tot God om redding.
Gerechtigheden en sterkte, daarmee wordt in een tweetal woorden samengevat alles, wat den zondaar noodig is om, vervuld met de hope der heerlijkheid, met lijdzaamheid te loopen de loopbaan, hem voorgesteld.
En dit alles is van Hem, die aan do vaderen als de Heere der Gerechtigheid is beloofd en die in de volheid des tijds is gekomen als de Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus. Geopenbaard in het evangelie gepredikt in de wereld, komen tot Hem de getrokkenen door den Vader, de onderwezenen door den Heiligen Geest, om uit Zijne volheid te ontvangen genade voor genade. Deze komen tot Christus, als gevolg van de krachtdadige roeping Gods. Zij komen in het geloof, dat Zijn bloed van alle zonden reinigt en dat Hij niet afwijst die in waarheid tot Hem komen. Zij komen lot Hem met al hun zonde en ellende, met al bun nood en behoefte. En dal niet slechts eenmaal, om door Hem gered en gezaligd te worden, maar ook bij den voortgang en ten einde toe, om van Hem, van Wien al ‘t volk zijne sterkte beeft, voortdurend kracht te ontvangen tot den strijd, waartoe zij op aarde geroepen zijn. Reeds tijdens Christus omwandeling op aarde is dit op de meest heerlijke wijze gebleken. Met zoovele voorbeelden wordt ons dit in het evangelie aangewezen, die als de Hoofdman over honderd, als de vrouw uit Syrie Foenicie, als die zondares, die achter Jezus stond en zoovele anderen, die in Jezus hun beil hebben gezocht.
En toen later de apostelen optraden om onder Joden en Heidenen het evangelie te verkondigen, zijn, van af den Pinksterdag te Jeruzalem, van uit Joden en heidenen, naar het Woord dezer heilsprofetie, velen gekomen, om gerechtigheden en sterkte te zoeken in Hem, die de éénige, maar volkomene Zaligmaker van zondaren is. De vervulling dezer profetie zal voortgaan tot de laatste van Gods uitverkorenen zal ingezameld zijn. Dan zal het zijn ééne kudde en één herder. Dat is de troost en de vreugde van alle heilzoekende en naar heil dorstende zielen, dat de Heere zelf een weg van ontkoming voor armen en ellendigen heeft ontsloten. Wat u ook drukt of kwelt in dit leven, die zijn toevlucht neemt tot Jezus, zal niet beschaamd uitkomen. Zoo menigeen heeft met een Paulus ervaren, dat we alles vermogen door Christus, die ons kracht geelt. Door het geloof met Hem vereenigd, zullen tegenwoordige noch toekomende dingen, geen hoogte noch diepte, geen leven noch dood ons kunnen scheiden van de liefde Gods, die daar is in Jezus Christus, onzen Heere.
Anders is het met hen, die tegen den Heere zijn ontstoken. Van hen lezen we, dat zij beschaamd zullen worden. Beschaamd in hunne verwachting, want alles zal zoo geheel anders zijn in de uitkomst, dan men zich die had voorgesteld. De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God. De ongeloovige spot met alles, wat anderen heilig is De naamchristen en de huichelaar vleien zich met valsche voorstellingen. En hoe velen zijn er, die onder wat namen en vormen dan ook, de zoogenaamde bloedtheologie verachten en verwerpen, die hunne gerechtigheid zoeken m de welken der Wet, waaruit in eeuwigheid geen vleesch voor God zal gerechtvaardigd worden. Onoverzienbaar groot is het gezelschap dergenen, die wandelen op den breeden weg, die tot het verderf leidt.
Ach, wat zal het vreeselijk zijn Gods liefde en genade versmaad en op die groote zaligheid, in Christus geopenbaard, geen acht geslagen te hebben, en dan gemeend te hebben nog te zullen ingaan, maar in plaats daarvan eeuwig buiten gesloten te zullen worden.
Groot, onschatbaar groot is de weldaad, door het evangelie er mede bekend gemaakt te worden, dat er in dien van ouds beloofden Messias, dat in Christus gerechtigheden en sterkte zijn voor een armen zondaar, de alleen uit genade, om Christus wil kan behouden worden.
Maar hoe grooter de weldaad is, hoe grooter ook de zonde, en boe grooter en zwaarder ook de verantwoordelijkheid voor allen, die door al de roepstemmen des Heeren zich niet laten bewegen tot het geloof.
Want al zijn we van nature met geheel het geslacht van Adam dood door de misdaden en zonden en mitsdien machteloos en troosteloos, in ons zelven aangemerkt, dit ontslaat niemand van zijn heilige roeping tegenover het evangelie. Wie dit maar recht mag verstaan, zal meer verlegen worden met zijn onwil als met zijn onmacht.
Diep te betreuren is het echter, dat men in den regel veel meer hoort klagen over onmacht dan over onwil. Dat komt omdat men nog niet ontdekt is aan zijn diepen ellendestaat. Heimelijk denken nog velen: als de Heere maar zoo bereidwillig was om mij te helpen als ik bereid beu om tot Hem te komen, dan was ik reeds lang gered !
Van al dergelijke redeneeringen hooren we echter niets meer, zoodra het Gode behaagt door Zijnen levendmakenden Geest te werken het willen en het werken naar Zijn welbehagen. O neen, dan leeren we verstaan wat vrije genade is, en hoe rechtvaardig de Heere alle menschen had kunnen laten verloren gaan. Daarin wordt het geheim verklaard van wat het zeggen wil, als de ware vromen zeggen: we moeten als goddeloozen en niet als heiligen of rechtvaardigen, voor. God worden gerechtvaardigd.
Wie dan ook in waarheid en oprechtheid door het geloof tot Christus komt, en tot de gerechtigheden en sterkte, die in Hem zijn, die komt zonder eenige voorwaarde zijnerzijds, in de volkomene bewustheid: ik heb als zondaar niets te eischen, maar wensch alleen te pleiten op genade, in Hem geopenbaard.
Dan ook is geen schepsel ter wereld in staat u terug te houden; want dan zegt ge met een Paulus: „Ik acht alle dingen schade en drek te zijn bij de uitnemendheid der kennis van Jezus Gtiristus.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1915

De Wekker | 4 Pagina's

Gerechtigheden en Sterkte

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1915

De Wekker | 4 Pagina's