Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kastijding en hare vrucht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kastijding en hare vrucht

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En alle kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt geene zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn, doch daarna geeft zij van zich eene vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen, die door dezelve geoefend zijn.” Hebreën 12:11

De kastijding des Heeren een kenmerk van het Goddelijk kindschap der geloovigen ! Dit is het, wat in de H. S. duidelijk. wordt geleerd, maar waartoe bijzondere genade wordt vereischt, om het op de rechte wijze in praktijk te brengen. Zoolang ge in de kastijding niet anders dan straf ziet, doet u dit onwillekeurig pijnlijk, zelfs zeer pijnlijk aan. Dan zoudt ge zeer zeker, indien het u mogelijk ware, dit trachten te ontloopen. In plaats echter van dit te doen, maant de apostel aan, om te verdragen, met de opmerking er bij: „Indien gij de kastijding verdraagt, zoo gedraagt zich God jegens u als zonen”. En ontzaglijk is het woord dat de Schrijver aan de Hebreën hierop volgen laat,door te beweren: „indien gij zonder kastijding zijt, zoo zijt gij dan bastaarden en niet zonen.” Behoort alzoo de kastijding des Heeren tot de zegeningen van het Goddelijk kindschap, zoo volgt hieruit. nog volstrekt niet, dat de kastijding op zichzelf genomen zoo aangenaam is. Integendeel. Alle kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt geene zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn. Waarom? Kastijding raakt ons vleesch, en dat vleesch is zoo gevoelig. De kastijding des Heeren raakt ons verstand en onzen wil. Ge wordt dan gewaar, dat ge niet kunt doen, wat ge wilt. Met al uw beleid, met al uw overleg, kan het zoo geheel anders uitkomen, als dat gij u het had voorgesteld. Ge ziet dan van achteren het best, dat gij wel uw weg kunt overdenken, maar dat het de Heere is, die alles bestuurt en regelt naar Zijn welbehagen. Ontloopen kunt ge het niet, veranderen kunt ge het evenmin, en als ge Gods weg en handelingen wilt begrijpen, staat ge voor onverklaarbare levensraadselen. En nu is het betrekkelijk hetzelfde hoe en waarin ge wordt gekastijd. Dat kan uw lichaam, dat kan uw zieleleven, dat kan uw huis, uwe zaken treffen, als ge maar door de hand des Heeren wordt aangeraakt als zoodanig. Wat kan de kastijding dan veel smart veroorzaken, veel tranen doen schreien, veel leed doen gevoelen. Zóó zelfs, dat ge den Aartsvader Jakob baast zoudt nazeggen: „Al deze dingen zijn tegen mij.”
Maar hoe kan dat, zou men kunnen vragen, als de kastijding des Heeren een weldaad is, dat deze dan zulk eene uitwerking kan hebben? Deze vraag is gemakkelijk en spoedig te beantwoorden. Daarbij moet echter wel onderscheid gemaakt tusschen de eerste indrukken en hetgeen later plaats heeft. Bij de eerste indrukken is zoo licht ons gevoel, en ons gevoel alleen aan 't woord. En ach, dan kan het niet anders; want de mensch is oorspronkelijk niet tot lijden geschapen ; — dan gevoelt ge smart, groote en bittere smart, al naar mate ge dieper door de kastijding getroffen wordt. Komt ge door gebed en nadenken tot inzicht van waar de kastijding komt en wat de Heere daarmee beoogt, dan wordt ge gewaar, dat ge slechts lijdzaamheid van noode, hebt Dan gelooft ge, dat God geen onrecht doet; dat Hij met Zijne kinderen nooit anders dan uit liefde en met de beste bedoelingen kan handelen. Zoo immers, doet ook een rechtgeaarde aardsche vader, die zijne kinderen liefheeft en deze nooit anders dan uit liefde en tot hun bestwil kastijdt. Vandaar dan ook, dat de apostel spreekt van een vreedzame vrucht der gerechtigheid , dengenen, die door dezelve geoefend zijn. Al zouden wij bij oogenblikken denken of meenen, dat we wel buiten en zonder kastijding rijp konden worden voor den hemel, de Heere, die zulks het beste weet, oordeelt zoo geheel anders.
Er staat dan ook niet te vergeefs geschreven, dat de tegenheden des rechtvaardigen vele zijn, doch vergeet niet, dat er onmiddellijk op vo'gt, dat de Heere hen uit die alle redt.
Wijst een ander op goddeloozen, die naar het schijnt hetzelfde wedervaren, vergeet dan daarbij niet, dat er groot onderscheid is tusschen strafen kastijding. Straffen doet een rechter — kastijden is het werk van een vader.
De Hebreeuwsche Christenen verkeerden in zwaren strijd en in groote beproeving, en dan loopt men zoo licht gevaar om te verflauwen en te bezwijken.
Met het oog daarop wekt de schrijver aan de Hebreën hen op, om te zien op die groote wolke van getuigen rondom ons, en bovenal om te zien op Jezus, die als de Overste Leidsman en Voleinder des geloofs, voor de vreugde Hem voorgesteld, het kruis heeft verdragen en de schande veracht. Met het oog daarop zal dan niemand kunnen zeggen, dat het ontbreekt aan opwekking en aanmoediging in den strijd, die op aarde moet gestreden worden.
Mag de kastijding geheiligd worden — en daar komt het maar op aan — o zeker, dan zal de gewenschte vrucht niet achter blijven. Op zichzelf genomen, brengen zegeningen noch oordeelen den mensch nader tot God. De droeve ervaring in deze vreeselijke tijden leert dit, helaas, elken dag bij vernieuwing. Ook bij en onder de kastijding worden Gods kinderen gewaar hoe boos en vijandig de adamitische natuur is. Wordt ge echter onder den heiligenden invloed des Geestes geoefend, dan wordt ge eens-willens met God, en dan zult ge — als vrucht van Christus toegerekende gerechtigheid, één vrede smaken, die alle verstand te boven gaat. Dan niet langer harde gedachten van uw God, maar een kinderlijk vertrouwen, dat uw hemelsche Vader ook al het kwaad, dat Hij in dit jammerdal u toeschikt, zal doen ten beste keeren; daar Hij zulks doen kan als een almachtig God, en ook doen wil als een getrouwe Vader. Al zoudt ge dan, evenals de vrome Asaf, der goddeloozen voorspoed en welvaart zien tegenover uwe dagelijksche beproevingen, dan zoudt ge nog dien Godsman kunnen nastamelen en zeggen: „Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen.” Uw verstand alleen zal er u echter nooit brengen, om onvoorwaardelijk te bukken en te buigen voor en onder God.
Dat vermag de genade alleen. Deze is tot alles genoeg. Daardoor loopt ge met uw God door een bende, ja met Hem springt ge over eenen muur. Abraham beklom met zijn God den berg, toen hij zijn zoon Izak den Heere moest offeren. Gideon trok met den Heere op tegen de Midianieten.
Onbeschrijfelijk veel kan er doorleefd en doorworsteld moeten worden, en, gelijk de geschiedenis zoo vaak heeft geleerd, kan het met de kastijding des Heeren hoog uitgaan, maar toch zal de Heere niet laten verzocht worden boven uw vermogen. O neen, al zoudt ge bij oogenblikken van overstelpen den droefheid, haast vragen: „Heere! waartoe toch dit alles?” dan zal die vreesachtige zielsstemming weldra plaats maken voor een stil en geloovig vertrouwen, waardoor ge u met lot en weg den Heere overgeeft. Meermalen ontvingen we van oprechte kinderen Gods onder zware beproeving, op de vraag: hoe gaat het u?” bet bemoedigend antwoord: „de Heere maakt bet goed.” Daarmee is dan niet gezegd, dat ge geen smart gevoeldet onder de slagen welke u troffen, of dat ge niet bedroefd zijt bij smartelijk verlies, maar ge gaat dan in de ellende niet op. Ge ziet in en onder de ellende op Hem, die de Zijnen kastijdt, opdat zij Zijne heiligheid zouden deelachtig worden.
De Christen is en blijft mensch, en de genade aan den zondaar verheerlijkt beft bet menschelijke in den mensch niet op. Er zijn echter wel menschen, die het alzoo willen doen voorkomen, maar dan is dit in de meeste gevallen een ongunstig teeken. De apostel der Heidenen, door Gods Geest onderwezen, wist het beter. Vandaar de zoo ernstige opwekking, ten einde niet moedeloos te worden. Paulus wist het bij eigen ervaring wat het is, om in de kastijding des Heeren te deelen. Maar hij wist ook, dat Gods genade tot alles genoeg is, — zelfs om met een scherpen doorn in bet vleesch zijn arbeid te moeten verrichten en zijn loopbaan te moeten loopen. Als maar des Heeren kracht in onze zwakheid wordt volbracht, dan kunnen we volharden in 't geloof en in de liefde, ook onder de slaande hand des Almachtigen. Als we in 't voorgaande hoofdstuk lezen van hetgeen daar van de wolke der getuigen wordt gezegd, die door het geloof de kracht des vuurs hebben uitgebluscht, de scherpte des zwaards zijn ontvloden, uit zwakheid krachten hebben gekregen, in den krijg sterk geworden zijn, bespottingen en geeselingen hebben geproefd, ook banden en gevangenis, zijn gesteenigd geworden, in stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood gebracht, hebben gewandeld in schapenvellen en in geitenvellen, verlaten, verdrukt, kwalijk gehandeld zijnde, — ach wal is er al geleden op die wereld, — wat is er, ook door oprechte kinderen Gods al geweend en geworsteld onder de kastijdende band des Heeren. En ach, zoo licht kan het gebeuren, dat we daarbij op tweede oorzaken blijven zien, en dan zoeken we uitkomst en verkwikking, waar die niet te vinden zijn. Dan gaat ge wellicht ten laatste u zelven nog beklagen. Daarom is zoo noodig van alle tweede oorzaken onder de kastijding des Heeren af te zien en het oog gericht te houden op Hem, en op Hem alleen, in Wiens hand ons aller lot en leven is, en daarbij steeds te bedenken, dat Gods liefde en trouw onveranderlijk zijn. Neen, de Heere vergeet de ellendigen niet. Hemel en aarde zullen eenmaal voorbijgaan, maar Gods Verbond is een eeuwig verbond.
Komt ge, door de genade Gods, onder de tuchtiging van uw hemelschen Vader tot stilheid en onderwerping, dan zult ge daarin rust en vrede vinden. Dan geeft de onderwerping rust; — dan wordt de roede zelfs gekust. Dan kan het gebeuren, dat ge weent en toch niet wanhoopt, — dat ge veel lijdt en toch zoodanig gesterkt wordt, dat ge in en onder dat lijden nog roemt in het geloof, dat ge zwak zijt en toch machtig.
Dat mag dan onverklaarbaar zijn voor den natuurlijken mensch, maar toch is het waarheid. Op de vraag: „hoe gaat het u?” hoorde ik meer dan éénmaal in mijn leven een zwaar beproefd kind Gods zeggen: „het is alles goed, wat de Heere doet.” En als ge dan ziet en getuige zijt van het lijden der zoodanigen, dan is zulk een taal zoo krachtig, zoo veelbeteekenend. Over moeielijke toestanden en over zware kastijdingen te spreken is nog zoo geheel iets anders, dan dit te doorleven.
Doch hoe dit zij, gedurig wordt maar bevestigd, dat Gods wegen en gedachten zoo oneindig veel hooger zijn dan de onze.
Ons verstand, dat van navorschenden aard is, wil telkens trachten de Godsregeering te begrijpen, en nooit worden we beter gewaar hoe nietig, gering en afhankelijk alle schepselen zijn, dan juist bij zulk ijdel pogen.
Een mensch, ook een christen, kan in dezen zijn lijden veel verzwaren, maar niet verlichten. En niet weinig verzwaart men z'n lijden, als men onder de kastijding des Heeren in opstand komt, — als men gaat klagen en murmureeren. Uw pak moet ge toch dragen, uw weg moet ge toch gaan; — met murmureering zult ge geen grein winst bekomen.
Geloovig opziende tot uw God, die in Christus uw genadige Vader is, — dat is voor Gods kind de weg, die tot vrede leidt, en den besten raad, om in lijdzaamheid u zelven te oefenen.
Bij dat geloovig opzien in alle druk en ellende moogt ge u immers verzekerd houden, niet alleen, dat de Heere over u zal brengen, wat Hij over u bescheiden heeft, maar ook, dat Hij, als uw Ontfermer, weet wat voor u goed en nuttig is. Wat ge nu niet verstaat, zult ge na dezen verstaan. Vast staat in elk geval, dat Gods beloftenissen nooit de vervulling zullen missen. Dit deed den dichter van den ouden dag zingen:

„Hoopt op den Heer, gij vromen;
Is Israël in nood,
Er zal verlossing komen,
Zijn goedheid is zeer groot.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1915

De Wekker | 4 Pagina's

Kastijding en hare vrucht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1915

De Wekker | 4 Pagina's