Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit het Zuiden 1915 (XXXV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit het Zuiden 1915 (XXXV)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen, voor een jaar geleden, ieder nog onder de eerste indrukken leefde van de mobilisatie, was hier in het Zuiden — en het zal elders ook wel zoo geweest zijn — de openbaring van de menschen in het algemeen een geheel andere als tegenwoordig. En toen dag aan dag in die eerste oorlogsdagen hier den bodem dreunde en de glazen ratelden van ’t geweldige kanongebulder, dicht aan onze grenzen, toen zag men hier en daar nog menschen, wien het was aan te zien, dat ze onder een geweldigen indruk leefden.
Maar nu de kermis werd opgeschort, legde men volksfeesten aan, en tot laat in den nacht kon men op de openbare straat het woest getier vernemen van een wufte, losbandige menigte, die van brooddronkenheid, verhit door sterken drank niet wist, hoe ze maar al wat laag en gemeen is in ’t publiek zal uitschreeuwen. En dan durft men daaromtrent nog publiceeren, dat het voordeelig saldo van dien rommel aan het steuncomité zal worden afgedragen!
Rondom ons land dood en verderf, strijden en lijden, tranen en rouwe. Dat deed mij dezer dagen denken aan koning Belzazar, die een feestmaal aanlegde met zijn grooten en geweldigen en waarbij wijn gedronken werd uit de geroofde vaten en bekers uit Jehovahs tempel. Dit geschiedde, terwijl de stad belegerd werd. Toen kwam op den wand van des konings paleis die hand met dat geheimzinnig schrift, En het einde was. . ., dat in denzeliden nacht de koning der Chaldeën word gedood. Aan moedwillige verblinding overgegeven, zien we de menschen hun eigen verderf uitwerken. Zegeningen, noch oordeelen verootmoedigen. Alle roepstemmen Gods stuiten af op het harnas van ongeloof.
Ik hoorde een modder afscheid nemen van een zoon, die opgeroepen werd voor den militairen dienst; maar ik moet eerlijk zeggen, als men nog nooit geweend had, zou men bij dit afscheid nog geweend hebben. Die moeder wist in welke omgeving haar kind, dat nog nooit buiten het ouderlijke huis had vernacht, zou komen. Zij had haar kind innig lief. Ik wenschte wel, dat alle moeders het eens gehoord hadden welke ernstige en liefdevolle wenken die moeder haar zoon gaf. Toch trachtte zij haar zoon ook moed in te spreken, maar met nadruk er op wijzende, dat het baar zoon alleen dan wel gaan zou, als hij den Heere vreesde en afweek van de paden der hel. Daarbij kwam mij voor den geest het afscheid van een godzalige stervende moeder van een zeer goddeloozen zoon, meer dan veertig jaren geleden Zielroerender afscheid heb ik nooit in mijn leven bijgewoond. Een groofe, volwassen jongen moest zijn handen leggen in de handen van zijn stervende moeder, die hij zooveel verdriet had aangedaan. Toen zeide die moeder, onder meer: „O mijn kind! Nu gaat uw moeder sterven, die zooveel voor u gebeden heeft. Uw moeder gaat naar den hemel; maar als God u niet bekeert, dan zult gij in de hel eens liggen en uw moeder in den hemel zien. Wat zal dat voor u dan zijn! Dan zal het u gaan als de rijke man in de gelijkenis, die geen droppel water kon krijgen tot verkoeling van zijn tong”. Zoo ging de godzalige vrouw voort, totdat zij uitgesproken was en haar verlangen te kennen gaf, om bij haar eeuwig gezegenden Verlosser te zijn. Zij ging een oogenblik stil liggen op haar ledikant, stak haar handen omhoog en. . . . gaf den geest. De goddelooze zoon was voor een oogenblik verpletterd, maar, helaas, na weinige weken ging bij weer voort als te voren.
Zoo is van nature de mensch. Voor een oogenblik kan het zijn alsof het vuur van de vlammen der hel wordt gevoeld, en toch als er geen verlichting des Heiligen Geestes met hartvernieuwende genade bijkomt, dan kunnen voor een oogenblik de hartstochten worden geroerd, maar daar blijft het bij.
Waar nu zoovelen van onze jonge mannen in een gevaarvolle omgeving komen, is het zoo noodig, dat in de gemeenten hunner gedacht worde in de gebeden; want alleen de Heere is machtig om ben te bewaren voor de gevaren, waarmede zij worden bedreigd. Vergeten ook onze jonge mannen niet, dat de Heilige Geest door den mond van een der profeten getuigt: „Die zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik mijn heil doen zien.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1915

De Wekker | 4 Pagina's

Brieven uit het Zuiden 1915 (XXXV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1915

De Wekker | 4 Pagina's