Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Art. 55, Synode 1915 (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Art. 55, Synode 1915 (IV)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bepaling om leden, die de godsdienstoefeningen verzuimen, te royeeren of schrappen, kwam dus in de plaats van de censure, welke eindigt in den ban, 't Is eigenlijk eene zachtere vorm om leden buiten de gemeente te sluiten, m. a. w. een sleutel naast den sleutel des hemelrijks welke ons in Gods Woord wordt voorgeschreven. Men durfde, en onzes inziens terecht, den Christelijken ban niet gebruiken en dacht nu een ander middel van uitsluiting buiten de gemeente uit en wèl een middel dat noch op Gods Woord, noch op het Gereformeerd kerkrecht gegrond is. Gods Woord noemt slechts één middel tot uitsluiting, zie Matth. 18:15-18; 1 Cor. 5:13b. Ook vraag en antwoord 85 Catechismus wijzen hier op en evenzoo de kerkorde van Dordrecht, Artikel 77.
Vanwaar is dan het royeeren van leden ? Men vindt dit in verschillende vereenigingen. Eene vereeniging hetzij op Christelijken, hetzij op neutralen grondslag, is gesticht door eene vrije wilsdaad van menschen. Eenige personen besluiten gemeenschappelijk op te treden in eene vereeniging of corporatie en komen daartoe vrijwillig saam. Blijkt nu later dat zich personen bij die vereeniging hebben gevoegd die niet instemmen met grondslag, doel of bepalingen dier vereeniging, dan besluit het bestuur of ook wel de vereeniging gemeenschappelijk zulke afwijkende leden te royeeren. Zulk eene vereeniging heeft daartoe het volle recht. Uit vrije wilsdaad saam vereenigd, kan zulk eene vereeniging buiten sluiten degenen die niet met haar medeleven, gelijk de leden ook het recht hebben vrijwillig heen te gaan. Eene vereeniging toch is niet anders dan een verdrag van vrije menschen.
Vrijwillig komt men, vrijwillig bedankt men als lid. Vrijheid heeft ook de vereeniging om te schrappen wie in strijd handelt met hare reglementen. Dit recht van vereeniging nu heeft men overgebracht op de kerk.
Ook de kerk is niet van goddelijke instelling, maar ontslaat door dat menschen zich met het doel vereenigen om samen eene kerk te vormen, volgens het collegiale kerkrecht. Natuurlijk wordt dit door ons als Christelijk Gereformeerden ontkend. Wij leeren dat de kerk eene stichting van Christus is en dat het niemand vrij staat op zich zelf te staan of zich van haar af te scheiden. Volgens presbyteriaal kerkrecht mag dus nooit een geloovige zich afscheiden van de kerk die de kenteekenen heeft der ware kerk in Art. 29 onzer belijdenis genoemd en mag hij nooit buiten haar komen te staan dan door afsnijding met den christellijken ban.
Het collegiale kerkrecht, waarbij de kerk valt onder dezelfde rechtsbepalingen als die voor vereenigingen gelden, is helaas in de 19e eeuw zeer doorgedrongen. Volgens dat kerkrecht vergadert niet Christus Zijne gemeente, maar ontstaat zij uit den vrijen wil des menschen. Niet Zijn Woord is dan regel, maar de meerderheid der lidmaten beslist dan wat als regel zal gelden. Lastige leden royeert men dan, omdat er geen grond is hen te censureeren en met den Christelijken ban uit te sluiten. Het vereenigingsrecht wordt dan in de plaats geschoven van het kerkrecht. De nuttigheids maatregel door de meerderheid goedgekeurd komt dan in de plaats van het koninklijk bevel van den Koning, naar den eisch van Christus in Matth. 18 voorgesteld. Natuurlijk heeft onze Synode van 1846 met haar bepaling inzake het royeeren er in de verste verte niet aangedacht om van het presbyteriale in het collegiale spoor te gaan wandelen. Onze vaderen beleden uit volle overtuiging het koningschap van Christus over Zijne kerk. Maar onbewust traden zij helaas in dat spoor, 't Was toen een worstelingstijdperk. Men was uitgegaan uit het genootschap dat zich Hervormde Kerk noemde. Men wilde behouden de Gereformeerde leer.
Voor die leer werd gestreden. Doch voor het Gereformeerd kerkrecht had men nog weinig gevoel. Telkens wordt in de notulen der eerste Synoden onzer kerk gesproken van classicale besturen, provinciale besturen enz. Het kerkrecht der Hervormde kerk, dat in den grond collegiaal en niet Gereformeerd is, werkte nog na.
Vandaar dat ook de bepaling omtrent het schrappen of royeeren in 1864 ingang vond, zonder dat men gevoelde hiermede van de Gereformeerde lijn af te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Art. 55, Synode 1915 (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1916

De Wekker | 4 Pagina's