Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (XLII)

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (XLII)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Rom. 14 : 23b.

„Kennisgeving of statuut.” Ziedaar wah in geding is bij de beoordeeling van het reglement van 69. De doleerenden met name Kuyper beweren: een statuut; wij houden staande: niets anders dan een bloote kennisgeving. Kuyper beroept zich op zijn eigen interpretatie, die hij aan het reglement geeft. Wij beroepen ons op de interpretatie, die de opstellers en de regeering er aan gegeven hebben. En zoolang nu nog de regel geldt, dat wij bij elke verklaring van een of ander ge schrift moeten vragen naar de meening van den schrijver, zoolang nog door allen wordt erkend dat iedere schrijver zelf 't best zijn eigen meening zal kunnen verduidelijken, dan geloof ik, dat wij met een beroep op de opstellers en de regeering toch zeker sterker staan en veiliger gaan dan Dr. Kuyper in zijn beoordeeling die op een schoone redeneering, maar niet op een objectief historisch bewijs rust. Maar laat ons zien!
Dr. Kuyper redeneert aldus: zij (de Chr. Geref. kerken) hebben niet de kerkenordening van 1619 opgezonden als uitmakende „de bepalingen van 't bestuur en de inrichting van hun kerken” maar ze zonden in een reglement uit 6 artikelen bestaande. Wat ze deden was dus niet een kennisgeving, niet een mededeeling, maar de overlegging van een reglement bevattende zes bepalingen.
Als „bepalingen omtrent de inrichting en 't bestuur van hun kerken” in den zin der wet van 1855 legden zij dus niet over de kerkenordening van Dordt zelve, maar zes artikelen; deze artikelen in een reglement saamgevat en dit reglement als uitmakende de bepalingen omtrent haar inrichting en bestuur
Vraagt men dus thans aan de overheid: „Welke zijn de bepalingen van inrichting en bestuur, waaronder de Chr. Geref kerk leeft en bij u bekend staat? dan kan de overheid niet antwoorden: „Het reglement of de kerkenordening van Dordrecht' maar moet ze antwoorden: De bepalingen omtrent de inrichting en het bestuur van deze kerk eindigen in 't Reglement van 69.
Strekt nu een reglement om aan eenige corporatie rechtspersoonlijkheid te verleenen, dan heet dat in rechten haar statuut, d.w.z. het fundament waarop ze staat, zoodat ze in rechten wegvalt, zoodra dit statuut of reglement verdwijnt.”
Dit schijnt wel aardig logisch beredeneerd, en toch, bij onbevooroordeeld nadenken blijkt het ook hier weer, dat het een redeneering is in abstractie wel schoon, maar op 't laatst geheel buiten den werkelijken toestand om.
Doel van 't geheele betoog is om aan te toonen, dat het reglement een tweede kerkorde naast de Dordsche kerkorde is of nog juister gezegd, dat er in de rechtsfeer van den staat in 't geheel geen Dordsche kerkorde bestaat!
Maar gesteld nu eens, dat wij in rechten kwamen, dan zou men ondervinden, dat men met een enkel beroep op 't reglement van 66 niets kon doen, want dat reglement bindt 't bestuur en de inrichting der kerk aan de Dordsche kerkorde. Immers in art. I lezen wij: „In het bestuur der kerk, wordt, zooveel de omstandigheden het niet verhinderen, de kerkorde gevolgd van 1618 en 1619”. En al zou dit artikel, gelijk sommigen beweren, wat te veel speelruimte open laten, dan wordt toch in art. 3 de geheele organisatie der kerk aan de Dordsche kerkorde gebonden. Dat artikel luidt „Ingevolge de kerkorde, vermeld in art. I, wordt het bestuur over de bijzondere gemeente geoefend door de kerkeraden, met betrekking tot eenige gemeenten gezamelijk in een gedeelte van een provincie door de Classicale vergaderingen, voor zooveel als de gemeenten in een provincie betreft, door de provinciale vergaderingen; en wat aangaat de geheele Christelijke Gereformeerde kerk, „door de algemeene synode.” Let wel: in dit zoo gewraakte reglement wordt niet gesproken van clas. prov. syn. besturen, maar van vergaderingen; we komen dus naar de eisch der presbyteriale beginselen. Hoe kan men dan dit reglement qualificeeren als de kroonlijst van 't collegialisme?
Vast staat, dat in rechten aanstonds naar de Dordsche kerkorde zou gevraagd worden, welke kerkorde de zelfstandigheid der plaatselijke gemeente erkent en handhaaft. En wil men nu nog afgeven op op de bepaling van art. I „zooveel de omstandigheden dit niet verhinderen,” zoo zien wij daarin niet „een elastieken bepaling die grens noch palen kent”, maar eenvoudig een voorzichtigheidsmaatregel. De Dordsche kerkorde is op 't laatst toch niet op alle speciale gevallen aangelegd. Wij hebben in de kerkorde geen onfeilbare codex, waarin alles ten nauwste gepreciseerd is.
Die Kerkorde draagt ook 't stempel van zijn tijd en daarom kan een Synode zich niet slaafsch aan de kerkorde binden. Hier moet een zekere speelruimte zijn, temeer waar het geldt 't Staatsrechtsstandpunt der Kerk. Alleen bij één codex als Gods onfeilbaar woord, zouden deze woorden misplaatst zijn; hier niet. En zegt men ten slotte dat door deze „elastieken” bepaling de synodale commissie de handen te veel vrij heeft, dan zou ik den zoodanige antwoorden: „Leest dan eerst nog eens den lastbrief dezer Commissie en let op haar ontstaan” (Synode 1854) en ge kunt dat zeggen nooit volhouden.

A. (Amsterdam) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (XLII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1916

De Wekker | 4 Pagina's