Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit het Zuiden (XXXII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit het Zuiden (XXXII)

1916

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bijzondere zomerwarmte heeft in de eerste dagen dezer maand de oogst des velds snel doen rijpen, zoodat we reeds overal de sikkel zien geslagen in de rijp geworden korenvelden. All men bedenkt, dat die velden, nog kort geleden zoo groen en vol leven, nu zijn verdord en straks, als het gewonnen graan in de schuren is geborgen, ledig en van alles ontdaan zullen zijn, denkt men onwillekeurig aan de groote slagvelden, waar eiken dag zooveel kostelijke menschenlevens door het oorlogsgeweld worden afgesneden. Die ledige akkers kunnen weer beärbeid en bezaaid worden, maar de verloren menschenlevens komen niet meer terug. 't Is maar gelukkig, dat de mensch niet alles vooruit kan weten. Zoo menige moeder, die baar lieve kind koestert in baar schoot, zou de moed ontzinken, als zij wist, waarvoor zij haar kind met zooveel zorg opkweekte.
'k Heb wel eens zulk een moeder hooren zuchten met een kind op de armen, die bij het sterk aanzien van haar kind zeide: wie weet waartoe dat kindeken is geboren! Neen, het staat niet op hot wiegekleed der kinderen geschreven, wat de geschiedenis dier kinderen worden zal. Eén ding weten we echter wel, dat het lot en het leven aller stervelingen berust in de hand van God, Die zal over ons brengen, wat Hij in Zijn eeuwigen raad over ons bescheiden heeft. In dat geloof te leven, biedt troost in en onder alle omstandigheden van het leven. Dan verwacht ge geen heil van beneden, maar alleen van boven, wetende, dat alle goede gaven en volmaakte giften afdalen van den Vader der Lichten, bij Wien geen verandering is.
Ik zat bij ouders, die staarden met droefheid en innig smartgevoel op een ziek en bijna stervend kind. Er werd een opmerking gemaakt: als het goed was, zouden we altijd en alleen moeten bidden, ook in zulke moeielijke wegen, dat de wil des Heeren geschiede. Maar wie gevoelt niet, als men zich kan verplaatsen in zulke omstandigheden, of dat men daar zelf in verkeert, welk een bijzondere genade daartoe noodig is, om dit in beoefening te brengen.
We worden nooit beter gewaar, boe zwak van moed, hoe klein van krachten en hoe volstrekt afhankelijk we zijn van den Heere, als het er maar eens op aan komt. Ik hoorde tijdens de mobilisatie een moeder eens zeggen: ik heb drie van mijn jongens moeten afstaan. De vrouw had bij het vertrek van de jongens bitter geweend, want, zeide zij, ik zie ze wel heengaan, maar ik weet niet tot welk einde. En — liet zij er zoo terecht op volgen — ik kan ze voor 't land, voor 't leger, voor den oorlog niet afstaan. Alleen als ik bij oogenblikken mag gelooven, dat God het wil en dat ik ze aan den Heere moet overgeven, dan kom ik tot kalmte en anders is het bij mij enkel onrust.
Een ander was uit zijn zaken geroepen, en liet een vrouw met kinderen achter. De zaken verliepen Vrouw en kinderen hadden nog wel eten, maar de toekomst werd steeds donkerder. Men spreekt, men denkt, men overlegt dan, en als het dan het oog maar op den Heere mag zijn en 't geloof in ons mag leven, dat we niet van menschen, maar alleen van Hem afhankelijk zijn, dan zoeken we het ook alleen bij Hem, wat we voor tijd en eeuwigheid noodig hebben. Hoe donker dan Gods weg mag wegen, dan staat het vast, Hij ziet in gunst op die Hem vreezen.
Ik ontmoette een vrouw, die eenige jaren te voren haar man in de kracht van zijn leven had verloren. De vrouw bleef als een zwakke stumpert met acht kinderen zitten. Ik had aan het sterfbed gezeten, toen haar man den laatsten adem uit blies. Op mijn vraag: wel, vrouw, hoe gaat het u? kreeg ik onder tranen ten antwoord: de Heere heeft het met ons wonder goed gemaakt. U weet, hoe ik er voor stond, toen mijn man stierf. Haast wanhopend heb ik toen wel uitgeroepen o God wat moet er van zulk een worm, als ik ben, en van die arme kinderen worden! En nu mag en moet ik tot roem van Gods ontferming getuigen, het heeft mij nog aan niets ontbroken. Zoo weet de Heere in leed en beproeving te helpen, te leiden, te troosten, dat we van achteren zeggen moeten: 't is alles, in één woord, wondervol.
Die het beleven mag, zal nog van veel bijzondere uitreddingen hooren, als die groote oorlog eens voorbij is en de geschiedenis zal gelezen worden. Onder die duizend en tienduizend maal duizenden strijders bevinden zich talloos velen, die om de eeuwigheid en het belang hunner onsterfelijke ziel zich in het minst niet bekommeren. Maar er zijn nog gunstige uitzonderingen onder. Er zijn onder de hoogeren en onder de lageren in rang nog menschen, die God vreezen. En wat bij en onder dezulken omgaat, is met geen woorden uit te drukken.
Maar heerlijk is het, als we nu reeds van tijd tot tijd nog eens mogen hooren, dat onder al dat bloed en onder al die tranen, onder al dat oorlogsgewoel en dat geweldige vuur, onder al die ongelukkigen en stervenden, hier en daar nog getuigd wordt van de genade Gods in Christus Jezus, die een stervende, maar door Jezus geredde door het geloof, nog stervende doet roemen in zijn God en Ontfermer. De Heere bevestigt Zijn Woord: „de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte des tegenwoordigen en des toekomenden levens.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1916

De Wekker | 4 Pagina's

Brieven uit het Zuiden (XXXII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1916

De Wekker | 4 Pagina's