Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

G. de B. te V. Wat bedoelde, de Heere Jesus met de woorden Matth. 6 : 22, 23. „De kaars des lichaams is het oog; indien dan uw oog eenvoudig is, zoo zal uw geheele lichaam verlicht wezen; maar indien uw oog boos is, zoo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn!”
„Eenvoudig” wordt het oog genoemd, als het de zaken juist ziet. Bij dat zien van het oog richten wij onze schreden, werken wij met onze handen. Voorwaarde tot het goed verrichten onzer bezigheden is, dat ons oog eenvoudig zijn. We zijn dan in staat ons lichaam te besturen, gelijk het betaamt. Is ons oog echter „boos” d.i. dubbel ziende, dan zal daaruit eene onzekerheid in handel en wandel door ontstaan.
De Heere gebruikt dit beeld als Hij waarschuwt tegen den farizeeschen zuurdeesem. De Farizeër richt zich eigenlijk naar twee dingen, die hij tegelijk ziet, en waarvan hij voldoening vraagt: God en wereld. Beiden dient hij, waaruit blijkt, dat bij geen van beiden recht onderscheidt, God niet, anders zou immers zijne ziel zich tot Hem wenden met verzaking van het aardsche; de wereld niet, anders zou hij de verderfelijkheid en het vergankelijke harer dienst leeren kennen.
Toch meent hij te zien. „Zijn wij dan ook blind?” vraagt hij eens verwonderd aan den Heere. En de Heere antwoordt: „Indien gij blind waart, zoo zoudt gij geene zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien: „Zoo blijft dan uwe zonde.”
Hoe groot is de duisternis van zulke menschen. Zij meenen te zien en onderscheiden niet. Duisternis zien zij aan voor licht, hoewel het hem niet ontbreekt aan de kennis, om tot onderscheiding te komen. Het verstand is verduisterd.
Indien dan uw verstand verduisterd is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn! Wat moet daar in u omgaan onder het woelen der zondige hartstochten, in het begeeren tegen den wille Gods, Het laatste gedeelte van den tekst is als uitroep, niet als vraag bedoeld. Uit het hart, dat niet op do rechte wijze geleid wordt, aangezien het oog d. i. het ver-tand boos, dubbel ziende, verduisterd is, kan dan ook niet anders voorkomen dan het werk der duisternis. En die duisternis is — wie, die kennis heeft aan zichzelven, zal het betwijfelen?— groot.

H, L. te S. e. a. Er is al heel wat te doen geweest over de vraag of kinderen van doopleden gedoopt mochten werden, ja dan neen. De praktijk is verschillend. Er zijn gemeenten, waar men bezwaar maakt, er zijn er ook, waar men het gewoon toestaat.
Kerkelijke bepaling is: Ook de kinderen van ouders, die wel door den doop bij de gemeente erkend zijn, maar geene belijdenis hebben afgelegd, zullen gedoopt worden. Wat het beantwoorden der vragen betreft, heeft de kerk dat aan de respectieve kerkeraden overgelaten, hoe daarin te handelen.

d.H. (den Haag) L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1916

De Wekker | 6 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1916

De Wekker | 6 Pagina's