Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LII)

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LII)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Rom. 14 : 23b.
Tot het oprichten eener vereeniging, genaamd „de Kerkelijke Kas,” werd door de doleerende kerken op het Gereformeerde Congres, in Januari 1887 gehouden, besloten, 't Is te begrijpen, dat de doleerenden door het stichten hunner kerken niet naast, maar tegenover de Kerk der Scheiding, al spoedig in 't bezit kwamen van Kerkelijke goederen, die zij dienden te beveiligen.
En nu werd de Vereeniging „de Kerkelijke Kas” uitgevonden, opgericht door leden der Nederlandsche Gereformeerde of doleerende kerken, welke vereeniging burgerrechterlijke handelingen zou kunnen verrichten, om alzoo 't bezit der Kerkelijke goederen in rechten te handhaven. Op deze wijze vinden wij dus in de doleerende Kerken een droef dualisme, wijl men zich nu eens als Kerk en dan weer als burgelijke vereeniging aandient: als kerk, wanneer het geldt geestelijke en Kerkelijke handelingen, als burgerlijke vereeniging, wanneer het raakt de rechtszekerheid der goederen in de sfeer van den Staat:
Men verzette dus de bakens al naarmate het getij verliep. En dat waren nu de menschen, die zoo schrikkelijk tekeer hadden gegaan tegen 't reglement van '69. Zulk een droef dualisme durfden de doleerenden aanvaarden, ja verdedigen, maar wee die Afgescheidenen met hun reglement, die zich nog niet genoeg den slaap uit de oogen hadden gewreven om te zien, hoe ver dat ze in 1869 afgedwaald waren.
Want vergeet niet: „de Kerkelijke Kas” was er niet alleen om een rechtsbasis te zoeken, maar was tegelijk een protest tegen de Kerk der Scheiding, 't Is de treurige werkelijkheid, dat de historie onderzoeker gedurig deze krenkende achtergrond in bijna alle handelingen der doleerenden kan ontdekken. Altijd en altijd weer moest de kerk van 34 het ontgelden. Zij was de gesmade, de achterlijke, de collegialistische uitwas; zij leefde niet als de doleerenden kerken uit den wortel van 't gezond Gereformeerd kerkelijk leven. Dit liet de Zeeuwsche Kerkbode in No. 112 niet onduidelijk gevoelen, als Ds. Klaarhamer, ter verdediging van de Kerkelijke Kas, tegelijk de Chr. Geref. kerk onderhanden nam en schreef: „Wanneer de gereformeerde kerken onder haar eigen ouden naam en in haar eigen gedaante erkenning vragen om ook in het burgelijke wettige en door den Staat erkende handelingen te doen, dan wordt haar die erkenning geweigerd.
Nu kunnen de Kerken zich wel vereenigen tot een genootschap, en dan met aanneming van een anderen naam dan 't koninklijk genootschap van 1816 ontving en met aanneming van een ander reglement dan het reglement, waaronder dat genootschap leeft, zich bij de regeering aandienen en om erkenning vragen, doch dan verloochenen zij zich zelf bij de overheid, dan brengen zij daarmede zich zelf in banden 't genootschap en onder het juk van een reglement, dan worden zij dientengevolge door den staat behandeld en berecht als een genootschap en naar dat reglement. Dit mogen de Nederd. Geref. Kerken niet doen.”
Nu zullen wij niet ingaan op de groffe kerkrechterlijke en historische onjuistheden in dit stukske, noch wijzen op den euvelen moed van den schrijver om de Chr. Geref. kerk en 't Herv. genootschap zonder blikken of bloozen te assimileeren. In vroegere stukken hebben wij reeds aangewezen hoe groot onrecht op die manier de Kerk der Scheiding wordt aangedaan. Wij constateeren hier alleen 't feit, dat ook deze daad van oprichting eener Kerkelijke Kas, tegelijk weer een seitenhieb of hatelijke zet tegen de Chr. Geref. kerk was.
Zelfs door een burgerlijke vereeniging, „de Kerkelijke Kas” trachtte men de Kerk der Scheiding te negeeren! Zelfs met zulk een droef dualisme wilden de doleerden 't standpunt van de Kerk der Scheiding hekelen. Dat was toch wel een meesterstuk van advocaterij maar … een geloofsstuk is nog iets anders.

A. (Amsterdam) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1916

De Wekker | 6 Pagina's

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1916

De Wekker | 6 Pagina's