Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LXIII)

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LXIII)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Rom. 14 : 23b.

Wanneer wij nu niet zwaaien met de tooverstaf der filosofie, maar naar Gereformeerde eisch alleen de Heilige Schrift als de lamp voor den voet kiezen, dan, krijgen wij een zoo geheel ander antwoord op de vraag: hoe ontstaat de kerk als instituut d. i. de kerk van haar zichtbare zijde in ambten en bedieningen?
Immers hier hebben wij niet voor alles te onderzoeken: Wie heeft er een belijdenis opgesteld, wie heeft er een kerkorde vastgelegd, want dan dreigt het gevaar, dat wij al te zeer den menschelijken factor laten spreken en zoo ongemerkt het Trojaansche paard binnen halen.
Niet wat geloovige belijders doen, niet hoe zij de zaken bij het institueeren van een kerk op een of andere plaats regelen, beslist in deze zoo teedere zaak, maar wat Christus in Zijn Heilig Woord als de Grondwet voor Zijn kerk heeft geopenbaard.
Lezen wij nu de Heilige Schrift, dan zien wij, dat niet het menschelijk, maar overal het goddelijk karakter der kerk uitblinkt. En al is het waar, dat de Heere om Zijn kerk ter openbaring te brengen zich van menschen bedient, dat geeft ons nog geen recht om met Dr. Kuyper te zeggen, dat daarom die kerk rust in menschelijke keuze, besluiten en wilsdaden. Dat kan wel van het Hervormd genootschap en van elke andere Christelijke vereeniging, maar nimmer van de kerk van Christus worden gezegd. Haar aard, haar karakter, haar openbaring, haar bediening ligt hooger. Waarop ook onze Catechismus doelt, als die in antw. 50 zegt „dat Christus daarom ten hemel gevaren is, opdat Hij zich zelf daar bewijze als het Hoofd Zijner Christelijke Kerk, door Wien de Vader alle dingen regeert.”
Heel de regeering der kerk heeft dus zijn oorsprong te danken aan Christus en nimmer mag de gedachte worden gekoesterd, dat wij bij de kerk met een menschelijk instituut te doen hebben, zij het dan ook gebonden aan 's Heeren Woord.
Neen. Wij zullen andere lijnen zien blinken, wij zullen een hechteren grondslag vinden dan den drassigen bodem van menscbelijke besluiten.
En dan begin ik met de eenvoudige en toch zoo diep ingrijpende opmerking, dat Christus een twaalftal tot apostelen riep. De instelling van het apostelambt heeft in 't geding, dat hier onze aandacht vraagt, overwegende beteekenis. Hier is het voor ieder, die lezen kan, daghelder, dat wij hier niet hebben een bloot menschelijke actie, maar een rechtstreeksche roeping door Christus tot het ambt, waarmede tegelijk het karakter van de kerk als instituut bepaald is. Hier ontstaat de instituaire kerk niet door een wilsdaad van de belijders, hier staat ze niet op één lijn met eene menscbelijke (Christelijke) vereeniging, maar is zij in haar ambten en bedieningen stichting van Christus.
En dat hoog geestelijk karakter trekt de Heilige Schrift zoo sterk door, dat zij duidelijk laat blijken, hoe in die ambten en bedieningen het ambt van Christus zelf wordt uitgebeeld.
Immers het waren eerst de Apostelen, die na het heengaan des Heeren en Zijn verhooging aan 's Vaders rechterhand, het ambt van Christus moesten bedienen.
Wij lezen toch met zoo hoogen ernst: „Gelijkerwijs Mij de Vader gezonden heeft, zend ik ook u lieden,” of: „wie u hoort, die hoort Mij.”
Daarvan waren zich de Apostelen ten diepste bewust, waarom zij zich met vrijmoedigheid aandienden als gezanten van Christus' wege alsof God zelf door ben bade. De kerkelijke tucht was bun in die mate toevertrouwd, dat wij lezen Al wat gij op de aarde binden zult, zal in den hemel gebonden wezen en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden wezen.” Overal blijkt dat de Apostelen er ten volle van overtuigd waren, dat niet zij, maar dat Christus het deed en Zijn Kerk instituteerde, en dat is dan heel wat anders dan wat Dr. Kuyper van de kerk als instituut filosofeert.
Alleen zou op dat Schriftuurlijk betoog de aanmerking kunnen worden gemaakt, dat dit alleen van 't Apostolaat geldt, wijl dit ambt als een unicum, als van geheel bijzonder karakter staat aangeteekend in de Heilige Schrift. Wij zullen zien wat hiervan aan is.

A. (Amsterdam) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1916

De Wekker | 6 Pagina's

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LXIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1916

De Wekker | 6 Pagina's