Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Straf, die vrede aanbrengt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Straf, die vrede aanbrengt

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De straf, die ons den vrede aanbrengt was op Hem.” Jes. 53 : 5b.

Geen hoofdstuk in geheel het Oude Testament, onder Christenen zoo bekend, als het drieenvijftigste uit het profetienboek van Jesaja.
Op geheel eenige wijze zien we hier den Messias, in Zijn diepe vernedering, in Zijn bitter lijden, en in Zijn Middelaarsverdiensten voorgesteld. Als een lam ter slachting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, en dat zijnen mond niet opendoet, hoe is het alles letterlijk vervuld in Hem, met wiens naam de rolle des boeks is vervuld, en die gekomen is om Gods welbehagen te doen.
Als de profeet Hem als Man van smarten heeft geteekend, als eenen, die gedaante noch heerlijkheid had, om Hem te begeeren, dan gaat de knecht en dienaar Gods voort om de vraag te beantwoorden: Waarom dit alles moest geschieden. Waarlijk, zoo zegt hij, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze smarten heeft Hij gedragen.
Achtte men, dat Hij geplaagd, en als een misdadiger van God geslagen en verdrukt was, dan valt een geheel ander licht op dezen Man van smarten, als we hooren, hoe Gods Geest door Jesaja van Hem getuigt: „Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld, de straf, die ons den vrede aanbrengt was op Hem en door Zijne striemen is ons genezing geworden.”
Zoo kan de kerk des Heeren, zoo kan ieder oprecht geloovige van den Christus getuigen. Dat legt een Paulus de roemtaal des geloofs op de lippen: Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heere Jezus Christus.
Straf, die vrede aanbrengt, in deze ééne gedachte, met zoo weinig woorden uitgedrukt, ligt een waarheid en een verklaring omschreven, waar folianten over te vullen zijn. Bij het woord straf denken we dan aan al het lijden en aan al de vernederingen, waaraan Christus, gedurende den ganschen tijd Zijns levens op de aarde is onderworpen geweest.
Daarbij denken we in 't bijzonder aan Zijn hoog-, en diepgaand zielelijden in Gethsemané, aan al de mishandeling en bespotting van booze menschen Hem aangedaan, en ten laatste aan zijn smartelijken, smadelijken en van God vervloekten kruisdood.
Die straf was deels een zichtbare, en deels een onzichtbare. Overal, waar menschen optreden in de lijdensgeschiedenis van Christus, als tweede oorzaken, daar valt onder ons menschelijk waarnemingsvermogen al dat lage, dat verachtelijke, dat verschrikkelijke Hem aangedaan. Maar anders is dit, als we gaan vragen naar de allerdiepste oorzaak van al dat leed en al die smarten, want dan weten we, het was de toorn Gods die op Hem rustte, het waren de verschrikkingen der hel, waardoor Hij gefolterd werd, en waardoor het bloedig zweet Hem uit het lichaam werd geperst, toen Hij daar als een worm en als geen man, in den hof uitriep: mijne ziel is geheel bedroefd ter dood toe. Zoo ook, toen de groote Lijder aan het kruis jammerde: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!
De waarheid, de gerechtigheid, de heiligheid Gods, door den mensch zoo snood geschonden, moest in eere worden hersteld, het recht Gods moest Zijn loop hebben, zou er ooit van vrede en van verlossing kunnen sprake zijn voor een Adamskind. De dood was in het paradijs door God op de zonde bedreigd. De dood in al de kracht van het woord.
Door de zonde was Adam met geheel zijn geslacht onder den vloek gekomen. En zoolang die vloek niet is opgeheven, kan een mensch onmogelijk vrede hebben met God. Onmachtig geworden door en onder de zonden, kan de mensch zijn eigen schuld niet betalen, veel minder nog kan hij dit voor anderen doen. Er was noodig een Middelaar en Verlosser, die al de eigenschappen bezat, om daartoe in staat te zijn. Krachtens de rechtvaardigheid Gods werd hiertoe niets minder vereischt dan zulk een Middelaar, die waarachtig en rechtvaardig mensch, maar die tevens ook waarachtig God was.
Met die heerlijke en heilvolle openbaring Gods, komt het evangelie tot zondaren. Het evangelie, dat ons zegt: Er is een Middelaar Gods en der menschen, den mensch Christus Jezus.
Hij is het, en niemand anders, die in den tekst wordt aangewezen als de Persoon van wien de profeet getuigt, dat de straf, de vrede verwervende straf, op Hem was. Hij is het, die als een lam is ter slachting geleid, afgebeeld door de Paaschlammeren door Israël, onder de oude bedeeling geslacht. Van Hem getuigt eeuwen later een Paulus: ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus.
Die straf heeft Christus van eeuwigheid voor al Zijn volk aanvaard. Die straf heeft Hij in de volheid des tijds vrijwillig en met volmaakte gehoorzaamheid aan den wil Zijns Vaders gedragen. Niets is Hem onvoorziens overkomen. Naar Zijn Godheid wist Hij wat Hem in Jeruzalem wachtte bij Zijn laatste opgang naar de heilige stad. In alle bijzonderheden heeft de Heere dit vooraf Zijnen discipelen medegedeeld. Maar Hij wist ook, dat er geen andere mogelijkheid bestond om zondaren te verlossen van de straf der zonde en recht te schenken tot het eeuwige leven. De straf, die op Hem was, kan met nadruk een vreeselijke, maar te gelijk ook een rechtvaardige straf genoemd worden.
De zonde tegen de allerhoogste Majesteit Gods moest met de allervreeselijkste straf gestraft worden. Door de zonde waren ziel en lichaam beide onrein en schuldig geworden; daarom moest Christus als Borg en Middelaar van al Gods uitverkoorenen, ook in ziel en lichaam lijden. Kan en mag nu door Gods genade ieder voor God gerechtvaardigde zondaar spreken van vrede, en deelt ieder oprecht geloovige, naar de mate der genade hem geschonken, in deze onuitsprekelijke heerlijke weldaad, die vrede is de vrucht van Jezus’ lijden en sterven. Zij is de vrucht van Zijn bijzondere voldoening aan Gods rechtvaardigheid. Hij is overgeleverd om onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking.
In het woord „vrede” is alle heil begrepen. Dat verstonden Gods heilige engelen, toen zij bij Christus geboorte Gode lofzongen in de velden van Bethlehem, en daarbij jubelden: Vrede op aarde, in menschen een welbehagen”! Nu vrede verkondigd wordt dien die verre en die nabij zijn, dan wijst ons dit op den rijkdom der genade in het evangelie geopenbaard, dat nu op Gods bevel, in den Naam des Heeren alom wordt gepredikt. Wie geloovig het lijden en sterven van Christus aanneemt, die heeft vrede, want God is niet onrechtvaardig, dat Hij de zonde tweemaal straffen zou. Dan ziet ge door het geloof de straf welke gij had verdiend, door Christus, uw Borg, voor u gedragen. Dan is ook voor u aan de gerechtigheid voldaan. Dan heeft de Wet van u niets meer te eischen. Dan geldt ook voor u het woord: Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? En op de vraag u voorgelegd: van waar die vrede, waar ge u nu zoo grootelijks in verheugt? kunt ge met een Paulus antwoorden en zeggen: Hij, Christus is onze vrede. In Hem aangemerkt, kan en zal God de Heere op u niet meer toornen noch schelden. Uwe ongerechtigheden zijn uitgedelgd. Het handschrift der zonde dat tegen u was, is aan het kruis verscheurd. In en door het evangelie wappert de witte vlag van den hemel, als symbool van den vrede. En als God nu vóór u is, wie zal dan tegen u zijn? De straf die ons den vrede aanbrengt, — met dat „ons” worden niet alle menschen, maar alleen de geloovigen Gods bedoeld. Zoo was immers ook de voorspelling, toen de engel aan Jozef bekend maakte: Gij zult Zijnen Naam heeten Jezus, want Hij zal zijn volk zalig maken van hunne zonden.
Met dat „Zijn volk” kan onmogelijk het Joodsche volk bedoeld zijn, want de geschiedenis leert ons duidelijk dat het niet alles Israël was, dat Israël heette. Daarom staat het onwederlegbaar vast dat Christus alleen en uitsluitend den vrede heeft verworven voor allen, die in Hem gelooven. En er gelooven zoo velen als er tot het eeuwige leven zijn verordineerd.
Wie dit zijn, is ons niet bekend. Wij zijn geroepen om het evangelie aan allen te prediken. Daardoor heeft het Gode behaagd Zijn raad uit te werken. Onder allen, wie het evangelie wordt gepredikt is er niet één, die het recht heeft om te zeggen: dat is niet voor mij. Wie tot Mij komt, zegt Christus, dien zal Ik niet uitwerpen. Waar of wanneer dan ook een’ zondaar of een zondares met zich zelven wordt bekend gemaakt, door woord en behoefte gedreven, vraagt: is er voor mij nog een middel om de straf, op de zonde bedreigd te ontgaan, en wederom tot genade te komen, zien we in bovenstaande woorden een deur der hoop geopend.
Dat woord wijst er ons op, welk een persoon we noodig hebben die als Borg en Middelaar voor ons optreedt. Hij is de Heere onze Gerechtigheid, die op aarde rondwandelende, zelf heeft verklaard gekomen te zijn om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Die gezond zijn hebben den Medicijnmeester Christus niet van noode, maar die ziek zijn. Die met den verloren zoon moeten belijden voor hun God, dat zij al hun goed hebben doorgebracht. Zoo gaarne wil dit dan ook ieder, die waarlijk zondaar wordt, voor God erkennen en belijden. Dan wordt Christus, als de drager der straf en de verwerver van den vrede, dierbaar. Buiten Hem alles verloren, maar bij en in Hem volkomene verlossing.
Nooit kan door den mensch de openbaring dezer genade naar waarde worden geschat. We moeten in ellende en in nood verkeeren, dan krijgt het woord redding een geheel eenige beteekenis.
Heeft Christus, als plaatsbekleedende Borg de straf gedragen, welke ook Zijn volk verdiend had, uit dat lijden blijkt dan wat zij hebben te wachten, die zonder Borg eens de welverdiende, de vreeselijke en eeuwige straf der zonden zullen moeten lijden. Is eenmaal de tijd der genade voorbijgegaan, zonder dat ge acht gaaft op de groote zaligheid ook u in en door het evangelie gepredikt, dan blijft geen slachtoffer meer over voor de zonde.
Daarom is het woord zoo ernstig, waarin de Heere tot zondaren spreekt en hen toeroept: wendt u naar Mij toe en wordt behouden. En in de tweede plaats predikt het lijden van Christus ons voor welken duren prijs Hij de Zijnen heeft gekocht.
Dat was alleen mogelijk door Zijne eeuwige en ondoorgrondelijke zondaarsliefde, waarmede Hij de Zijnen heeft liefgehad van voor de grondlegging der wereld. Toen voldoening aan de gerechtigheid Gods werd geëischt, toen werd Hij verdrukt. Toen die bittere beker van Zijn allervreeselijkst lijden moest geledigd worden, sprak Hij: „niet mijn wil, o Vader! maar Uw wil geschiede”. En als de beulshanden Hem hebben aangegrepen om Hem aan het kruis te nagelen, bidt Hij nog: Vader! vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Zoo lijdt en draagt Christus als Borg de straf, door Hem geheel vrijwillig, in overeenstemming met den wil des Vaders, aanvaard. Zoo wordt door den duren prijs Zijns bloeds, de vrijspraak verkregen van hen die den eeuwigen dood hadden verdiend.
Deelend in die vrijheid der heerlijkheid van Gods kinderen, wordt reeds hier in beginsel door den geloovige de zalige vrucht van Christus lijden en sterven genoten, om hier namaals, niet meer in beginsel, maar in al deszelfs volheid te genieten de zaligheid, die de verlosten in den hemel jubelen doet: „Laat ons blijde zijn en vreugde bedrijven, en Hem heerlijkheid geven, want de bruiloft des Lams is gekomen.”

„Welzalig zij, die naar Zijn reine leer
In Hem hun heli, hun hoogst geluk beschouwen,
Die Sions Vorst erkennen voor hun Heer’,
Welzalig zij, die vast op Hem betrouwen.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1917

De Wekker | 4 Pagina's

Straf, die vrede aanbrengt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1917

De Wekker | 4 Pagina's