Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LXXVII)

Bekijk het origineel

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LXXVII)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Rom. 14:23b.

Vast staat voor ons, dat wij een belijdenis noodig hebben. De sectengeest als het Darbysme en andere ismen moge daarmee den spot drijven, maar spot is nog altijd het zwakste wapen. Evenmin als een leger buiten een vaandel-kan en men dit vaandel niet gemakkelijk in de handen van den vijand zal laten, zoo heeft de strijdende Kerk des Heeren de belijdenis als een vaandel met het martelaarsbloed doordrenkt, met tranen besproeid, waaromheen wij nog altijd den heiligen oorlog willen voeren.
Zeer juist is het doel der belijdenis gekarakteriseerd door den reeds meergenoemden prof. Maresius.
Vooreerst, dat ze strekke om de zuivere kerken van wat daarbinnen lag te onderscheiden, ten tweede om tegenover de onware voorstelling der waarheid de ware voorstelling te rechtvaardigen, ten derde om eenheid onder dè kerken te bewaren en ten vierde om de grenzen aan te wijzen, die voor de leervrijheid in onze kerken gelaten waren.
Dit blijkt ons daghelder, dat niet het individualisme in de kerk naar de teugels mag grijpen, waardoor „allerlei wind van leer” zou zijn toegelaten, maar dat de kerk zelf in haar belijdenis de sleutel houdt, die de toegang tot haar heilige erve sluit en opent. Maar wat zegt ge van een kerk, die deze sleutel laat verroesten of die van deze sleutel tracht te maken een passe-partout, en die „om des lieven vredes wil” aan een dwaalgevoelen geen „verboden toegang” durft toe te roepen?
Zulk een kerk is ontrouw en heeft in beginsel haar belijdenis losgelaten. Welnu, dan laten wij aan ieder, die onbevooroordeeld uit eigen oogen kan kijken, ter beslissing over, hoe de vereenigde Gereformeerde Kerken moeten worden bestempeld, wanneer wij haar uitspraken op de schaal der confessie wegen. Ik neem er een uit de vele, die ons laat zien, hoe een Gereformeerde (?) Synode met de belijdenis kan marchandeeren.
Op de bekende Synode van 1905 had prof. Lindeboom een bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing van de prov. synode van Friesland in zake de stelling van Dr. A. Kuyper Jr., dat Paulus wedergeboren en Godslasteraar was. Wat doet deze synode nu? Naar luid der belijdenis moest zulk een on gereformeerde leer direct veroordeeld worden. Of zegt onze confessie niet: „Want het is onmogelijk, dat, zoo wie Christus door een waarachtig geloof is ingeplant, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid.” Mij dunkt, deze uitspraak is toch wel zoo glashelder, dat zelfs iedere leek kan begrijpen, dat er tusschen de inplanting en 't vruchtdragen, tusschen 't geloofsvermogen en de geloofsoefening, tusschen de wedergeboorte en de bekeering een onlosmakelijke mystieke band bestaat!
Maar in 1905 heeft een z.g. Gereformeerde Synode daar geheel anders over geoordeeld en met op één na algemeene stemmen nam zij de volgende conclusiën aan: „1ste dat de gewraakte uitdrukking aangaande Paulus niet in de belijdenisschriften gevonden wordt, doch op zich zelf beschouwd, ook niet uitdrukkelijk strijdt met de daaruit door Prof. Lindeboom aangevoerde uitspraken, zoodat deze zaak op grond van de belijdenis niet tot beslissing kon worden gebracht.”
Reeds deze eerste conclusie is — ik zeg niet te veel — een fatale leugen, dat zoo'n zaak op grond van de belijdenis niet tot beslissing kan worden gebracht.
Als dat waar is, dan beteekenen onze belijdenisschriften al heel weinig. Laat men liever eerlijk zeggen, dat men deze beslissing niet wilde of niet aandurfde en zich liever er met wat vage en algemeene uitdrukkingen van afmaakte. Maar dat is een Synode, die Gereformeerd, neen, die de Gereformeerde Synode wil zijn gansch onwaardig en zij heeft haar vaandel bezoedeld, waarin wij lezen: wij gelooven, dat dit waarachtig geloof, in den mensch gewrocht zijnde door het gehoor des Woords en de werking des Heiligen Geestes, hem maakt tot een nieuwen mensch en doet hem leven in een nieuw leven (art, 24), — en dit is die wedergeboorte, welke is een gansch boven-natuurlijke, een zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderbare, verborgene en onuitsprekelijke werking, derwelke naar het getuigenis, der Schrift (die van den auteur van deze werking, is ingegeven) in hare kracht niet minder noch geringer is dan de Schepping of de opwekking der dooden; alzoo, dat alle diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk krachtiglijk wedergeboren worden en daadwerkelijk gelooven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf.” (Vijf art. Hoofdst. 3 en 4. Par. 12). Dat is andere taak dan wedergeboren en tegelijk Godslasteraar te zijn, en.toch leeren de Geref. Kerken „dat deze zaak op grond van de belijdenis niet tot beslissing kon worden gebracht.” Wat zelf verblinding! Wat door en door onwaar! Wat verkrachting, der belijdenis aangedaan.

A. (Amsterdam) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1917

De Wekker | 4 Pagina's

Een Geloofsstuk contra een Meestersstuk (LXXVII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1917

De Wekker | 4 Pagina's