Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zie het Lam Gods (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zie het Lam Gods (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„als een Lam werd Hij ter slachting geleid.” Jesaja 53:7.

Geen hoofdstuk uit het Oude Testament is meer bekend dan het 53ste uit de profetiën van Jesaja. Onder de voorzeggingen van het lijden van den Messias nemen die van dezen profeet een eerste plaats in.
In echt profetischen stijl stelt Jesaja het lijden van den Messias voor alsof het reeds geschied ware. De profeet doet dit op dezelfde wijze als waarop hij in hoofdst. 9 spreekt over de komst van Christus. Als we dan lezen van een kind dat geboren en een zoon, die ons gegeven is, dan wordt het toekomstige als tegenwoordig zijnde voorgesteld. Met het voorstellen van het lijden evenzoo. Al moesten nog honderde jaren verloopen voor de profetie in vervulling kwam, het was Goddelijke openbaring en zou daarom vast en zeker op Gods tijd vervuld worden. De levendigheid dier voorstelling moest inzonderheid dienen om de oprechten te bemoedigen en te troosten.
De wijze, waarop de profeet deze dingen voorstelt, is alsof hij de werkelijkheid der vervulling reeds met eigen oogen had aanschouwd. De letterlijke vervulling van alles is een krachtig en onweerlegbaar bewijs voor de Goddelijkheid der Heilige Schrift. Na het nederig opkomen van Christus gemeld te hebben als de man van smarten, zonder gedaante en zonder heerlijkheid, wijst de profeet op de rijk gezegende vrucht van zijn diepe vernedering, „want door zijne striemen is ons genezing geworden.” Op Hem deed de Heere onzer aller ongerechtigheid aanloopen. Als dezelve geëischt werd, toen werd Hij verdrukt.”
Bijzonder bij deze woorden uit vs. 7 bepalen we voor ditmaal onze aandacht. Zij wijzen ons op den lijdenden Borg, die voldoening moet aanbrengen voor de schuld Zijns volks. De waarheid, de gerechtigheid en de heiligheid Gods eischten, dat de schuld, bij God gemaakt, werd voldaan.
Noch door den mensch, noch door eenig schepsel was dit mogelijk. Dat kon alleen geschieden door Hem, die waarachtig en rechtvaardig mensch en die tevens ook, in eenigheid Zijns persoons, waarachtig God is.
Zonder bloedstorting is geen vergeving. Dit was onder de oude bedeeling duidelijk geleerd en in de offeranden der wet aanschouwelijk voorgesteld.
„Als dezelve geëischt werd”, hetzij dat men dan leest gelijk sommigen lezen, dat het offer geëischt werd, of dat men in zijne gedachten den zin aanvult en verklaart met het woord, voldoening”, blijft in hoofdzaak hetzelfde.
Wat hier op volgt, maakt dit duidelijk, als de profeet zegt: „toen werd hij verdrukt.” „Toen”, dat wil zeggen, toen aan den eisch der Goddelijke gerechtigheid moest worden voldaan. Dit had Christus als de Borge Zijns volks van eeuwigheid op zich genomen. Dit doet Hem, sprekend ingevoerd, zeggen: „Ik kom, in de rol des boeks is van mij geschreven. Ik heb lust, o mijn God om Uw welbehagen te doen, en Uwe wet is in het midden mijns ingewands”. Zijn lijden en al Zijne vernederingen kwamen niet onverwacht. Christus voorspelde het alles aan Zijne discipelen. Hij wist het, wanneer de ure en de macht der duisternis was. Toen werd Hij verdrukt. Zichtbare en onzichtbare oorzaken werkten samen om Zijn lijden steeds te vergrooten en te verzwaren.
Zichtbaar, als we letten op al de samenrotting tegen Zijn persoon, het gruwelijk gedrag van Judas, den Verrader, de smadelijke verloochening van een Petrus, het gedrag en de handelingen der rechters, met alles wat hiermee in verband staat. Maar allermeest en allerzwaarst was Christus lijden voor zoover dat uit onzichtbare oorzaak ontstond. Toen Hij in den hof van Gethsemané zwoegde en streed, — toen niet één mensch hem eenig leed deed en Hij daar in doodelijke benauwdheid tot Zijne discipelen zeide: „Mijne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe,” toen drukte Hem den zwaren last van Gods toorn, toen werd Hij als verbrijzeld onder de helle-angsten, welke Hij leed. Toen pasten op Hem de woorden van den gewijden dichter: „Ik lag gekneld in banden van den dood, daar d'angst der hel mij alle troost deed missen. Ik was benauwd, omringd door droefenissen, maar riep den Heer dus aan in al mijn nood.” Lichaamssmarten kunnen groot, onbeschrijfelijk groot zijn, maar wie beschrijft naar eisch wat zielesmarten zijn, veroorzaakt door den heiligen en geweldigen toorn des Almachtigen! Slechts bij wijze van benadering kunnen we als nietige stervelingen daar iets van zeggen. Maar zooveel weten we daar dan toch van, dat de Goddelijke natuur noodzakelijk was, om in dit lijden de menschelijke natuur te ondersteunen, naardien het voor de menschelijke natuur alleen onmogelijk was, om te dragen en te lijden wat tot voldoening van de gerechtigheid Gods werd vereischt. Krachtens Gods absolute heiligheid en rechtvaardigheid moest de zonde worden gestraft. Dat velen van dat moeten niet willen hooren en daarom leeren, dat God de zonde wel kan straffen, maar afkeerig zijn van de leer dat God de zonde moet straffen, is eenvoudig een dwaling, die voortvloeit uit gemis van de ware Godskennis. Te beweren, dat God liefde is, en dat nu, omdat Zijn wezen liefde is, het daarmee in strijd zou zijn te zeggen en te leeren, dat God de zonde straffen moet, is niets anders dan het gevolg van een geheel verkeerde voorstelling, welke men zich maakt van de liefde Gods. God is liefde, zegt Johannes; wel zeker, maar Hij is ook waarachtig en rechtvaardig. God bemint Zichzelven op het allervolmaaktst. Daarom handhaaft de allerhoogste Majesteit zoowel Zijne waarheid als Zijne liefde. De eene deugd in God heft de andere niet op. Daarom moet aan de door den mensch geschonden rechtvaardigheid Gods hetzij door hemzelven of door iemand anders worden voldaan. Onmachtig geworden door de zonde, is het onmogelijk, dat de mensch of eenig ander schepsel voor de zonde betale. Daartoe is noodig zulk een Middelaar en Verlosser, die God en mensch is in de eenigheid Zijns persoons. Om daaraan te beantwoorden heeft Christus de menschelijke natuur aangenomen en is Hij in alles den broederen gelijk geworden, uitgenomen de zonde, opdat Hij een getrouw Hoogepriester zou zijn in de dingen, die bij God te doen waren, om de zonden Zijns volks te verzoenen. Dat is, gelijk Paulus het noemt, de groote verborgenheid der godzaligheid. Een zoodanig Persoon is Hij, van wien Gods profeet getuigt: „als dezelve geeischt werd, toen werd Hij verdrukt.”
Zelf heilig, onnoozel, onbesmet en geheel zonder zonden, lijdt en sterft Christus als de Borg voor al Gods uitverkorenen. „Ik heilige Mij zelven voor hen,” getuigt Christus, als de Hoogepriester onzer belijdenis, „opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid.” En als een Jesaja van Christus verdrukking getuigt, zegt hij: „Hij is om onze overtredingen verwondt, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld.” Het gebrokene zou nog geheeld kunnen worden, maar wat verbrijzeld is niet meer. Sterker kan het dan ook niet worden uitgedrukt noch omschreven als antwoord op de vraag, hoe we over dat verdrukt worden hebben te denken. Daarom eindigt dan ook het lijden van het Lam Gods in den verschrikkelijken, vreeselijken en van God vervloekten kruisdood. Heeft God nu Zijnen Eeniggeboren Zoon niet gespaard, maar Hem overgegeven tot den dood, ja tot den dood des kruises, hoe veel minder zal dan de welverdiende straf ontgaan de mensch, die het bloed des Nieuwen Testaments onrein heeft geacht en op de groote zaligheid, hem voorgesteld, geen acht heelt geslagen. Als een ontzettend woord lezen we, dat van der geloovigen Borg en Middelaar wordt getuigd, dat van Hem in de volheid des tijds voldoening werd geëischt.
Maar ook voor ieder zondaar, die zonder Borg in zijn zonden sterft, zal eens het oogenblik aanbreken, dat hij in de handen Gods moet vallen en het rechtvaardig maar verschrikkelijk vloek-vonnis met zal ontgaan. Geen wonder dan ook, dat ieder, die bij ontdekkend licht des Heiligen Geestes dat begint in te zien en te verstaan, verschrikt en verlegen vraagt en uitziet of er ook voor hem nog een weg en een middel is, om te ontkomen aan het eeuwige verderf.
Onuitsprekelijk groot is dan de genade, bekend te worden met Hem, die om om onzentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, en die om onzentwil leed en stierf, opdat Hij een eeuwige verlossing zou te weeg brengen. Hij werd verdrukt om onze zonden. Hij is een Man van smarten geworden om u van eeuwige smart te bevrijden. Dat te gelooven: 't is alles om en voor mij geschied, dat doet zelfs in den bangsten druk het hoofd moedig opheffen, om geloovig een Paulus na te jubelen: „nu zal ons ook niets meer scheiden van de liefde Gods, die daar is in Christus Jezus, onzen Heere.”
Dan mag ook Gods kind deelen in druk en lijden, dan mag in dat land van smarten en tranen gezucht worden met het gansche schepsel, maar ziende op Hem, die de Zijnen is voorgegaan en hen de belofte heeft geschonken, dat zij met en door Hem eenmaal als overwinnaars zullen worden gekroond, geeft kracht om te volharden in den goeden strijd des geloofs ten einde toe.
Tegenover al de bedreiging der heilige Wet en tegenover al de eischen der Goddelijke gerechtigheid, ziet de geloovige in zijn Borg en Middelaar, als in het Lam Gods, de drager zijner zonde en de Verwerver zijner gerechtigheid. Daarom blijft het antwoord op de vraag: „wat baat het u, dat gij dit alles gelooft?” in deze weinige maar veelzeggende woorden omschreven: „Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben en een erfgenaam des eeuwigen levens.”

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1918

De Wekker | 4 Pagina's

Zie het Lam Gods (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1918

De Wekker | 4 Pagina's