Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ziende op Jezus (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ziende op Jezus (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus.” Hebr. 12:2a.

Met de loopers in de loopbaan om een prijs, vergelijkt de apostel het leven van hen, die hij in cap. 3 noemt, „heilige broeders, die der hemelsche roeping deelachtig zijn.” Die Hebreeuwsche Christenen wisten het, wat het loopen in de loopbaan was onder de Grieken, waarbij in den wedloop om een prijs geloopen werd. Daartoe oefende men zich vooraf, tijden achtereen, en als het er dan aan toe was, ontdeed men zich van alles wat in den loop hinderlijk was, ten einde zich te vaardiger en te gemakkelijker te kunnen bewegen.
Met zulk een voorbeeld voor oogen en met een geschiedenis achter zich van zoo velen, die in dezen ons zijn voorgegaan, door Paulus genoemd; een groote wolk van getuigen, die ons omringt, wekt de Schrijver van dezen brief, de Hebreën op, om met lijdzaamheid te loopen de loopbaan hun voorgesteld. En wat vóór — en bovenal daarbij tot opwekking moet dienen, is het zien op Jezus als op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, die voor de vreugde Hem voorgesteld, het kruis heeft verdragen en de schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van den troon van God.
Als in die laatste weken voor het Paaschfeest, in de zoogenaamde passie- of lijdensweken, de gemeente alom wordt bepaald bij het lijden en sterven van Christus, dan is het of ook ons daarbij telkens gezegd wordt: ziet op Christus. Ziet op Hem, als op het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt.
Het Lam, dat om de zonde Zijns volks is geslacht, en waar reeds een Jesaja van sprak tot Zijne tijdgenooten, en zeide: „de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijne striemen is ons genezing geworden. Lijdzaamheid is ons noodig, als we tot lijden worden geroepen, als verdrukking en beproevingen van allerlei aard ons deel zijn. Daaraan ontbrak het den Christenen uit de Hebreën ook niet.
Maar opwekkend en bemoedigend kan het zijn, daarbij de geschiedenis te raadplegen en nauwkeurig acht te geven op de vele voorbeelden, welke de Heilige Geest ons heeft doen beschrijven, opdat we weten zouden uit de uitkomst, hoe de Heere een waarmaker van Zijn Woord is, dat Hij niet laat varen de werken Zijner handen, en dat Hij een rijkbeloonend God is voor allen, die Hem zoeken en dienen. Kunnen voorbeelden uit de menschen genomen, ons daartoe uitnemend van dienst zijn, hoeveel te meer dan nog het voorbeeld van Hem, die als de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, namelijk Jezus, hier wordt aangewezen.
Het is echter niet hetzelfde, hoe men in dezen op Jezus ziet. Ook bij de voorstelling van den lijdenden Immanuël, is het altijd maar de vraag, hoe we op Hem zien. Wij lezen, dat bij de kruisiging van Christus veel volk tegenwoordig was, dat aanschouwde wat daar gebeurde; maar hoe aanschouwde men dit? Er zijn menschen geweest, die zelfs bij het aanschouwen van een schilderij van Christus' kruisiging, zoo lang daarop tuurden, tot de tranen hen uit de oogen sprongen, maar louter hartstocht. Jezus' lijden en sterven is niet gelijk aan het lijden van onze vrome martelaren. Het moet, zal het wel zijn, bij het indenken van het vreeselijk lijden en sterven des Heeren, niet te doen zijn om onze en anderer hartstochten op te wekken, om medelijden te gevoelen met de onschuld, die gemarteld wordt. Dat alles is slechts gevolg van vleeschelijk zien.
Het komt op een geestelijk gezicht, op een geloovig zien aan, en dan, dan zien we meer, dan zien we wat anders. Dan zien we onder meer de wrekende gerechtigheid, geopenbaard in het straffen van de zonde. Dan zien we wat gruwelijk kwaad de zonde moet zijn in de oogen van een heilig en rechtvaardig wezen. Dan zien we de ondoorgrondelijke liefde Gods, waardoor de Eeniggeboren Zoon des Vaders niet is gespaard, maar overgegeven tot in den dood des kruises, opdat door Zijn dood velen het eeuwige leven zouden beërven. Dan zien we de grootheid en de oneindige zondaarsliefde van Christus, die zich zelven heeft gegeven tot eene verzoening voor onze zonden. Zie dan dien Christus in al zijn lijden, in al de diepten Zijner vernedering, in al de graveerselen Zijner Middelaarsbediening, — zie Hem van het begin tot in het einde van al Zijn lijden, van al den smaad, den hoon, den laster, en van al de miskenning, waarin Hij heeft gedeeld — dan wordt elke bijzonderheid in dat lijden een prediking van het welbehagen Gods in menschen. Hoe meer en hoe langer we dan op dien lijdenden Man van smarten zien, hoe wonderlijker het ons wordt, bij de openbaring van dat groote Godsgeheim: dat Jezus Christus in de wereld is gekomen, om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Geroepen om Hem te volgen door bezaaide en onbezaaide landen, te volgen door vóór,- en tegenspoed, te volgen ook in wegen van kruis en lijden, kan het geloovig zien op Hem, kracht en moed geven tot volharden. Bij het loopen in de loopbaan, ging het om een prijs. Om dezen te verkrijgen getroostte men zich allerlei ontbering en de grootste inspanning. En waar ging het dan om? Om ijdele eer, om aardsche glorie, om een naam te hebben onder de helden en voortreffelijken, in één woord: om vergankelijke dingen.
De loopers in de Christelijke loopbaan hebben wat anders op het oog. Bij hen gaat het niet om dingen, die vergankelijk, maar die onvergankelijk zijn. Het gaat daarbij om niets minder, dan om de onverderfelijke, onverwelkelijke, en onbevlekkelijke kroon des eeuwigen levens. Dat is het genadeloon, dat zal de prijs zijn, welke de overwinnaars zullen ontvangen en waarmede zij zullen gekroond worden. Omdat dit zoo onbeschrijflijk ver al het andere overtreft, kan de apostel ook met zooveel meer ernst en aandrang opwekken, om met lijdzaamheid, dat is met geduld en met volharding zich te benaarstigen, en alzoo te loopen, dat men den prijs ontvangt. Is er veel, en kon er zelfs zeer veel zijn, dat de loopers in de loopbaan ontmoedigt, dat hen twijfelmoedig tracht te maken, waardoor zij haast den moed zouden opgeven, zoo vaak zij zien op de wolk van getuigen, die ons omringt — bovenal zien op Jezus, wat deze heeft geleden, hoe Hij gebeden en gestreden heeft, maar met zulk een onuitsprekelijke heerlijkheid is gekroond, is er alle reden, om den moed niet op te geven, maar om alle krachten in te spannen, door de kracht en de genade Gods getrouw te zijn tot den dood, wetende, dat denzulken de kroon des levens is toegezegd. Was Christus, voor de vreugde Hem voorgesteld, bereid en gewillig om het Kruis te verdragen en de schande te verachten, och, wat is daarbij vergeleken, ons leed en onze smart! Wij lijden niet om anderen, maar altijd en alleen om eigen schuld en zonde, maar Christus leed als de Rechtvaardige, om de schuld van anderen. Nooit kunnen wij de volle werkelijkheid van Christus' lijden indenken. Wij kennen ook in dezen slechts ten deele. Wij weten de genade Gods, dat Hij, die rijk was, om onzentwil is arm geworden, maar dat gevoel en die gewaarwording van Hem, die waarlijk Gods Zoon is, daar kunnen we slechts bij wijze van benadering iets van zeggen. Hij immers heeft den toorn Gods gedragen, helsche angsten en benauwd-henen in Gethsemané en aan het kruis doorworsteld.
Zie daarop mijn broeder en zuster, ook in de moeilijkste oogenblikken van uw leven, waarin ge vreest om te komen in uw druk, en dan zult ge nog niet kunnen zeggen: al deze dingen zijn tegen mij. Neen, dan zult ge veeleer zeggen, gelijk zoo menig zwaar beproefde wel eens gezegd heeft: och, wat zijn mijne smarten nog, bij die van Jezus vergeleken? Is smaad en hoon, met miskenning van menschen, uw deel; zoekt men u tot een voorwerp van spot en verachting te maken, als ge dan op uw Heiland en Verlosser ziet, die al Zijn lijden met geduld en onderwerping heeft verdragen, dan zult ge niet murmureeren, dat uw weg te moeilijk en uw kruis te zwaar is. Er is een begin, maar er is ook een einde aan de Christelijke loopbaan. Niet aan het begin, maar aan het einde schittert de prijs.
Als de gravers naar schatten naar verre landen trekken, als de zoekers naar voorwerpen van groote waarde, met levensgevaar duiken in de diepte der zee, dan gaat dat alles in hope zich te zullen verrijken. En als men den looper in den loopbaan vraagt: waarom toch die inspanning en die zelfverloochening? dan wijst men als met den vinger naar het eind, naar den prijs, die een onschatbare waarde heeft.
Daarop gewezen, behoeft niemand verlegen te zijn of zich te schamen als hem een antwoord wordt gevraagd op de vraag, waarom hij zoo doet en zoo leeft. Vergelijk daarmee dan eens wat het einde zal zijn van ben, die het bloed des Nieuwen Testaments onrein hebben geacht. Die naar des Heeren Woord en raad niet hebben geluisterd, en die op de groote zaligheid ons voorgesteld, geen acht hebben geslagen. Geen enkele belofte staat voor hen in de Heilige Schrift. Een vreeselijk vonnis wacht die allen, die het evangelie van Christus ongehoorzaam zijn geweest. De tijd der genade duurt maar kort, en er zal na dezen tijd geen tijd meer zijn. Gods Woord wijst ons duidelijk aan, wat er vereischt wordt om te loopen in de Christelijke loopbaan.
Die loopbaan is de weg van Gods inzettingen en ordonnanties. Onderwijzing hierin kan alleen de Heilige Geest ons geven. Die Geest werkt door het Woord, want het geloof is uit het gehoor en het gehoor is door het Woord Gods. Om een goed eind te bereiken wordt een goed begin vereischt.
Christus omschrijft de eisch tot zijn discipelschap met deze woorden: Die Mijn discipel wil zijn, verloochene zich zelven, neme zijn kruis op en volge Mij. Volgen alzoo in de Christelijke loopbaan, met het oog op Hem gericht. Volgen in de kracht des Heeren. Volgen in het geloof, dat wie met Hem lijden, ook met Hem zullen verheerlijkt worden. Wie dan als een Simon van Cyrene kruisdrager achter Jezus is geweest, zal er in eeuwigheid geen berouw van hebben. Neen, dan zingen we met den bekenden dichter:

Eens blinddoekt een lijkfloers
Mijn schemerend oog,
Dan leidt mij een Engel
Al zacht naar omhoog.
Daar neemt hij den sluier
Mij af van 't gezicht,
En toont mij Gods wegen
In 't zaligste licht.

Eerst dan wordt Gods liefde
Ten volle erkend;
Dan zwelt mij het harte
Van dank zonder end.
Mijn weg blijkt een cirkel
Van louter genâ,
'k Sla, zalig in 't midden,
Gods heerlijkheid gâ!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1919

De Wekker | 4 Pagina's

Ziende op Jezus (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1919

De Wekker | 4 Pagina's