Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. B. te N. N. Hoe moeten we verstaan, wat we lezen in de Canones van Dordrecht (de vijf artikelen tegen de Remonstranten) I, 17: „Zoo moeten de Godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hunne kindsheid uit dit leven wegneemt?
Aan deze uitspraak gaat in dit artikel vooraf: „Nademaal wij van den wille Gods uit Zijn Woord moeten oordeelen, hetwelk getuigt, dat de kinderen der geloovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hunne ouders begrepen zijn.” En aan het einde van dit artikel wordt verwezen naar Gen. 17 : 7: „Ik zal Mijn verbond oprichten tusschen Mij en tusschen U en tusschen uwen zade na u in hunne geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot eenen God en uwen zade na u;” Hand. 2 : 39 „Want u komt de belofte toe en uwen kinderen en allen, die daar verre zijn, zoovelen als er de Heere onze God toe roepen zal.” I Cor. 7 : 14 „Want anders waren uwe kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.”
Op grond van dit naar de Schrift in zijn in hef verbond der genade spreken de Leerregelen van „niet twijfelen aan verkiezing en zaligheid der vroeg stervende kinderen.”
Opmerkelijk is dat er in het besluit niet gesproken wordt van geloovige, maar van godzalige ouders. Dat „geloovige ouders” zou nog kunnen worden opgevat in voorwerpelijken zin, geloovigen dus naar belijdenis en tot op zekere hoogte ook in openbaring. Godzalig is echter hij, die niet alleen belijdt, maar ook beleeft, wat hij belijdt; die niet slechts voor het uiterlijke Gode en Zijnen dienst toebehoort, maar er van harte mede vereenigd is; die eene beleving is van Rom. 10 : 10 „Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter zaligheid.” Of er veel zulke geloovige ouders zijn? De ervaring leert het wel anders. Ook van de gemeente, gelijke zij zich openbaart, geldt: Velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren.
Den regel te slellen, dat dus al de kleine kinderen der gemeente, wanneer zij in hun prille jeugd sterven, zalig zijn, wordt door de Leerregelen van Dordrecht niet bedoeld.
Voor godzalige ouders is het bezit van kinderen meer, voor hen heeft de doop grooter beteekenis dan voor de oppervlakkig geloovigen, voor hen zal vanzelf ook het eeuwig belang van hun kroost wegen. Voor hen is elk kind eene ziel, geschapen voor de eeuwigheid. Is het daarom, dat zij niet moeten twijfelen? Neen en ja. Neen, als we daarin den grond van verkiezing en zaligheid zouden zoeken; we zouden dan aardig op het Remonstrantsche pad zijn. Het is niet om de werkzaamheden en de waardigheid, der ouders, dat de kleine kinderen verkoren zouden zijn. Evenmin het omgekeerde. Denk aan het zoontje van Jerobeam. De verkiezing is eene souvereine daad Gods, geheet naar Zijn vrijmachtig welbehagen. Ja, als we bedenken, dat het God is, die in de harten der godzaligen werkt het willen en het werken naar Zijn welbehagen ook ten opzichte hunner kinderen.
Daarom heeft de godzalige niet genoeg aan eene uitspraak der Leerregelen van Dort, gelijk hij — men versta mij niet verkeerd — ook niet genoeg heeft aan eene uitspraak der Schrift. Deze laatste staat hem niet ten dienste om er, naar dat het uitkomt, het een en ander uit te nemen. Voor hem heeft kracht, wat God door Zijnen Geest aan de ziel toepast. Hij vraagt werkzaamheden met het Woord; in den verborgen omgang met God zoekt hij, wat hem tot versterking en troost strekken kan.
In dien weg zal hij niet twijfelen, aan de verkiezing en zaligheid van zijn vroeg gestorven kind; buiten dien weg moge hij het den Heere overlaten, maar zekerheid heeft hij niet.

Ap. (Apeldoorn) L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1919

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 1919

De Wekker | 4 Pagina's