Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Synode (14)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Synode (14)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer wij over het reglement van '69 zulk een verschil van gevoelen hebben gehoord op onze Synode dan meene niemand, dat bet bier geldt een confessioneel beginsel, waardoor een af ander stuk van de belijdenis in gedrang zou komen.
Het geldt hier alleen een kerkrechtelijk vraagstuk in onze verhouding tot den Staat.
Dat mag eerst wel eens met nadruk gezegd werden, want anders zou bij de leden onzer kerk de gedachte kunnen poet vatten of er hier, ik weet niet wat voor groote gevaren dreigden, wanneer er òf van reglementswijziging òf over het opheffen van 't reglement gesproken wordt.
Zelfs Ds. v. d. Schuit, die zich nog al warm heeft gemaakt op de Synode en met kracht positie nam tegen de opvatting, dat het reglement collegialistisch zou zijn, schrijft in zijn boek „na 25 jaren”: „laat echter de lezer nu niet meenen, dat schrijver dezes zoo overgelukkig is met dat door ons besproken en verdedigde reglement,
't Is iets anders, het als een collegiatistische uitwas gelijk Dr. Kuyper c.s., te willen wegsnijden, alsof de kerk der scheiding door dit reglement in een onschriftuurlijk en ongereformeerd sfeer was geplaatst en 't is iets anders dit reglement niet als ons ideaal te begeeren.”
Ook dit reglement heeft zijn schaduwzijde, evenals de Dordsche kerkorde, die toch zeker niemand een vlekkeloos voorbeeld van presbyteriale kerkregeering zou willen noemen. De staatskerkidee wordt er te veel in gehuldigd en wanneer ooit de Dordsche Kerkorde inplaats van het reglement van '69 bij de Regeering zal worden ingezonden, dan zal wel niemand zoo dwaas zijn om ongewijzigde kerkorde over te leggen. Wanneer, om uit het vele maar iets te noemen, art. 37 Dordsche Kerkorde zegt: „Ook zal de magistraat van de plaatse respectievelijk, indien 't hem gelieft, een of twee van de hunnen, wezende lidmaten der gemeente, bij den kerkeraad mogen hebben, om aan te hooren en mede over de voorstellende zaken te delibereeren”, dan zal niemand dit een zuivere presbyteriale kerkregeering willen noemen.
Deze overheidsbemoeiing, heeft de kerk in die dagen heel wat last bezorgd en wij kunnen ons gelukkig achten, dat wij van dien knellenden band ontslagen zijn, al is dit dan ook nog zoo echt Dordsch.
Nu zal er wel niemand zijn, die zoo zoo sterk het reglement van 69 verheerlijkt, dat hij het vrij van alle smet en rimpel zal verklaren. Hier en daar kon aan de redactie een betere hand worden gelegd, zoodat dan in helderder licht zou treden, dat de Christelijke Gereformeerde kerk uit gaat van de plaatselijke kerk en dat zij met de formulieren van eenheid als accoord van kerkelijke gemeenschap naar Dordsche kerkorde vergadert in classes en synoden en in dien zin een eenheid uitmaakt.
Maar dat wil nog niet zeggen, dat het reglement er lijnrecht tegenover staat, 't Is werkelijk de moeite waard om in deze even 't blad der kerkgeschiedenis te lezen.
Toen in 1869 onze kerk zich bij de Regeering heeft kenbaar gemaakt (niet is erkend), heeft de kerk een langen tijd onder het reglement geleefd zonder dat er een woord over gerept werd. Echter na eenige jaren gebeurde het, dat er hier en daar conflicten ontstonden, die een procedure ontlokten en het reglement van 69 ter tafel brachten.
Toen zag men er een leemte in, waar toch naar art. 2 aan zuigelingen evenveel zeggenschap werd toegekend als aan volwassenen. Immers art. 2 luidt: „Allen, die vrijwillig tot deze kerk toetreden en de kinderen, die door den Doop hare gemeenschap zijn ingelijfd of voor zoover zij met hunne ouders zijn overgekomen, worden als leden der kerk erkend en beschouwd tot hare gemeenschap te behooren”.
Hier wordt aan kinderen, aan zuigelingen een recht toegekend, dat een bespotting zou kunnen worden en terecht heeft men er ter synode op gewezen, hoe het stemrecht met dit artikel in de hand werd verknoeid, toen moeders met zuigelingen op den arm ter stembus kwamen en ook het onnoozele wicht een stembriefje overreikte.
Om dit uit te schakelen heeft de kerk toen een commissie benoemd, waarvan rapporteur docent S. van Velzen. Opmerkelijk, dat deze kenner van het prebyteriale kerkrecht toen dit reglement niet als collegialistisch heeft gehekeld, maar alleen op wijziging van art 2 aandrong.
De Synode van Rotterdam 1885 heeft toen, gehoord het eenparig oordeel der commissie, gehoord de verschillende gemeenten der kerk, gehoord den Minister, dit art. aldus gewijzigd.
„Stemgerechtigd zijn alle manslidmaten der gemeente, die belijdenis afgelegd hebben en niet onder censure staan en wat de stoffelijke belangen betreft ook zij, aan wie door sommige gemeenten stembevoegdheid is toegekend”.
In deze laatste zinsnede wordt zeker gedeeld op meerderjarige doopleden, zooals deze in het Noorden van ons land nog worden aangetroffen.

Zoo stonden do zaken nog in 1885 en drie jaren later?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1920

De Wekker | 4 Pagina's

Onze Synode (14)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1920

De Wekker | 4 Pagina's